6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer] , het neefje van zijn vriend [naam vriend] (hierna: [naam vriend] ), die op dat moment 13 jaar oud was. [naam vriend] kwam bij de verdachte douchen omdat hij zijn badkamer aan het verbouwen was. [slachtoffer] logeerde regelmatig bij [naam vriend] en ging dan mee naar het huis van de verdachte. Als [naam vriend] aan het douchen was, waren de verdachte en [slachtoffer] samen in de woonkamer en vonden de ontuchtige handelingen plaats. Zoals uit de bewezenverklaring volgt, ging het om meerdere ontuchtige handelingen over en weer op een aantal momenten in de tenlastegelegde periode.
De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven en ten koste van het welzijn van [slachtoffer] . Naast het betasten van [slachtoffer] is de verdachte zelfs zover gegaan dat hij de penis van [slachtoffer] in zijn mond genomen heeft. Al deze handelingen vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] en de verdachte heeft met zijn handelingen de normale en gezonde seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] , waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Dat rekent de rechtbank hem zwaar aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten daardoor psychische schade kunnen lijden en daarvan ook op latere leeftijd nog de gevolgen kunnen ondervinden. Dat [slachtoffer] en zijn gezin daadwerkelijk lijden onder de gevolgen van het handelen van de verdachte is gebleken uit het dossier en de ter zitting voorgedragen verklaringen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 september 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2008 schuldig is bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid maar zonder oplegging van straf.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds de feiten hebben plaatsgevonden kampt met suïcidale gedachten. Hij heeft nauwelijks nog sociale contacten en voelt zich schuldig en eenzaam. Hij vindt dat hij straf verdient. Hij doet overdag niets meer, is aan huis gebonden en zijn gezondheid gaat achteruit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 1 december 2020. De reclassering concludeert dat sprake is van kwetsbaarheid van de verdachte op het gebied van psychosociaal functioneren. De verdachte heeft sombere stemmingen en suïcide gedachten. Zijn sociaal netwerk is grotendeels weggevallen. De verdachte vermijdt sociaal contact om zo het uitlekken van de tenlastelegging te voorkomen. Een stabiele partnerrelatie ontbreekt.
Als risicoverhogend ziet de reclassering de eerdere veroordeling wegens aanranding in 2008 (schuldigverklaring zonder oplegging van straf).
Als beschermende factoren ziet de reclassering de lijdensdruk bij de verdachte en zijn gevoel van schuld en schaamte. Dit biedt, naast zijn intrinsieke motivatie en zijn medewerkende opstelling, ingang voor behandeling. De reclassering schat in dat gedragsbeïnvloeding mogelijk is, vanwege de gemotiveerde opstelling van de verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld en het risico op letselschade en onttrekking aan voorwaarden als laag. Door behandeling en begeleiding door de reclassering in een verplicht kader, kan de kans op recidive verder worden teruggebracht.
De verdachte is sinds november 2019 tot op de dag van vandaag op eigen initiatief onder behandeling bij De Waag. Betrokkene werkt goed mee aan de behandeling. De Waag heeft aandacht voor zijn suïcidaliteit, maar is ook bezig met delictpreventie.
De verdachte heeft begrip voor de aangifte. Hij neemt het zichzelf zeer kwalijk dat hij grensoverschrijdend heeft gehandeld.
De reclassering ziet een contra-indicatie voor het opleggen van een gevangenisstraf in de kwetsbaarheid van de verdachte op het gebied van emotioneel welzijn. Vanwege de hoge leeftijd van de verdachte (destijds 76 jaar en ten tijde van de zitting 78 jaar) en fysieke problemen ziet de reclassering obstakels bij het uitvoeren van een werkstraf.
Conclusie
De ernst van het strafbare feit zoals dat bewezen is verklaard rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren zijn gekomen in het reclasseringsrapport en ter zitting, maken echter dat de rechtbank anders zal beslissen. De rechtbank acht met name van belang dat de verdachte een zeer kwetsbare man is, die kampt met ernstige gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft geen informatie ontvangen waaruit blijkt dat het sinds het moment dat het reclasseringsrapport is opgesteld, 1 december 2020, geestelijk en lichamelijk beter gaat met de verdachte en schat in dat hij grote moeite zal hebben om zich te handhaven tijdens een detentie.
Daarbij komt dat de recidivekans laag was en dat de verdachte inmiddels drie jaar lang onder behandeling is bij De Waag, waardoor de recidivekans nog verder zal zijn verlaagd. De verdachte heeft verder het tenlastegelegde feit tijdens de zitting alsnog volledig bekend en ziet in dat hij nooit had mogen doen wat hij heeft gedaan.
Het feit heeft langer dan twee jaar geleden plaatsgevonden en er is sprake van een (beperkte) overschrijding van de redelijke termijn.
Alles bij elkaar zal de rechtbank in dit specifieke geval volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Die is wel langer dan door de officier van justitie geëist, namelijk 12 maanden. Ook de proeftijd van 3 (drie) jaar is langer dan geëist. Daarbij worden de bijzondere voorwaarden opgelegd zoals die in het reclasseringsrapport van 1 december 2020 zijn geadviseerd: a) meldplicht bij de reclassering, b) ambulante behandeling, c) contactverbod met aangever, d) vermijden contact met minderjarigen, e) andere voorwaarden betreffende het gedrag.
Deze bijzondere voorwaarden zijn erop gericht de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De verdachte heeft verklaard mee te willen werken aan deze voorwaarden. De langer dan geëiste (voorwaardelijke) gevangenisstraf en proeftijd onderstrepen het belang van deze voorwaarden. Anders dan door de reclassering geadviseerd en door de officier van justitie geëist zal de rechtbank, gelet op het tijdsverloop, het lage recidiverisico en feit dat de verdachte reeds drie jaar onder behandeling staat, niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen.