In deze zaak heeft eiseres, een Afghaanse vrouw, verzocht om een facilitair visum om humanitaire redenen, zodat zij naar Nederland kan reizen. Eiseres heeft op 2 en 4 november 2021 per e-mail een verzoek ingediend bij de minister van Buitenlandse Zaken, maar kreeg op 9 december 2021 te horen dat zij niet in aanmerking kwam voor evacuatie naar Nederland. Eiseres heeft vervolgens op 11 februari 2022 de minister in gebreke gesteld en op 17 maart 2022 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 5 september 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar zus aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat de e-mail van de minister van 9 december 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of een handeling die gelijkstaat aan een besluit. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet op de evacuatielijst staat en dat een beslissing op een visumaanvraag niet aan de orde is. Eiseres moet een visum in persoon aanvragen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het land waar zij verblijft. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen sprake is van een besluit of een besluit op bezwaar waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De overige beroepsgronden worden niet besproken, omdat de rechtbank daartoe niet toekomt.
De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2022. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.