ECLI:NL:RBDHA:2022:10854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van familie- of gezinslid bij referente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vreemdeling, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking van verblijf als familie- of gezinslid bij zijn referente. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris, die stelde dat eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had en dat zijn uitzetting niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd ook afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging van de Staatssecretaris niet onjuist of onzorgvuldig was. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend die waren afgewezen, en de rechtbank concludeerde dat er geen objectieve belemmeringen waren voor eiser om zijn gezinsleven in Nigeria uit te oefenen. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan het belang van de Nederlandse staat om vreemdelingen alleen een verblijfsvergunning te verlenen als zij aan de voorwaarden voldoen. Eiser had ook geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5995

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdende met ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ (referente) afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 24 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
In het besluit van 12 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter doet in die zaak (AWB 21/5996) afzonderlijk uitspraak.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 21 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is referente verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Eiser heeft een verzoek gedaan om vrijstelling van betaling van het griffierecht. Ter onderbouwing heeft eiser een ondertekende verklaring overgelegd waaruit volgt dat hij en zijn partner geen inkomen en geen vermogen hebben. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzoek kan worden toegewezen. Eiser wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Inleiding
2. Tussen 2017 en 2020 heeft eiser vier aanvragen ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen/buiten behandeling gesteld. Deze besluiten staan in rechte vast.
3. Op 22 september 2020 heeft eiser onderhavige aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid bij referente.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft. Volgens verweerder komt eiser niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste omdat zijn uitzetting niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Hoewel verweerder erkent dat er sprake is van familieleven tussen eiser en referente, valt de belangenafweging in het nadeel van eiser uit. Er zijn geen objectieve belemmeringen om het gezins- of familieleven in het land van herkomst uit te oefenen. Daarnaast weegt het Nederlandse belang dat vreemdelingen alleen een verblijfsvergunning krijgen als zij aan de voorwaarden voldoen, zwaarder dan het belang van eiser om gezins- en/of privéleven in Nederland te hebben. Verweerder ziet verder geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule.
Procesbelang
5. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep omdat hij kennelijk niet langer in Nederland woont.
6. Gelet op de nadere toelichting van eiser op de zitting is de rechtbank van oordeel dat eiser procesbelang heeft. De rechtbank geeft daarom hierna een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Het beroep van eiser
7. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de belangenafweging in zijn nadeel heeft laten uitvallen. Verweerder heeft geen rekening gehouden met het belang van referente. Zij kan niet naar Nigeria toe vanwege haar werk en de sterke familiebanden in Nederland. Verder is er sprake van objectieve belemmeringen om het gezinsleven in Nigeria uit te oefenen. Eiser loopt in Nigeria gevaar. Hij is niet zonder reden gevlucht uit dat land. Daarnaast kan eiser geen mvv aanvragen in Nigeria omdat de ambassades niet open zijn en daarom moet hij naar buurland Ghana om een mvv aan te vragen. Verder voert eiser aan dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen. Eiser voldoet namelijk aan alle materiële voorwaarden om een verblijfsvergunning te krijgen. Hij heeft alleen geen geldige mvv. Gelet hierop is het onevenredig bezwarend om van eiser te verlangen dat hij terugkeert naar Nigeria om een mvv aan te vragen. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, van 29 maart 2019. [1] Tot slot voert eiser aan dat de hoorplicht is geschonden. Verweerder had eiser moeten horen tijdens de bezwaarprocedure. Eiser verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 22 juni 2018. [2]
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van eiser dat de belangenafweging van verweerder onjuist en onzorgvuldig is geweest, niet slaagt. Verweerder heeft de belangen van eiser zorgvuldig afgewogen en is niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Verweerder heeft in dit verband aan eiser mogen tegenwerpen dat hij nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, dat het hier dus een eerste toelating betreft en dat geen sprake is van inmenging. Ook heeft verweerder in zijn besluitvorming mogen betrekken dat eiser in Nederland gezinsleven is gaan uitoefenen terwijl hij wist dat hij Nederland moest verlaten vanwege het eerder aan hem opgelegde terugkeerbesluit.
9. Dat verweerder in het kader van de belangenafweging geen rekening heeft gehouden met de belangen van referente, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft betrokken dat referente de Nederlandse nationaliteit heeft en hier een opleiding volgt en heeft die omstandigheden onvoldoende zwaarwegend mogen vinden om aan eiser verblijf in Nederland toe te staan. Verweerder heeft verder terecht opgemerkt dat niet is gebleken dat er objectieve belemmeringen zijn voor eiser en referente om het gezinsleven in Nigeria uit te oefenen. Eisers (subjectieve) verwachting dat hij bij terugkeer naar Nigeria gevaar loopt, heeft bij verweerder niet tot een andere conclusie hoeven leiden. Verweerder heeft eisers relaas beoordeeld in het kader van eisers asielaanvragen, dat heeft niet geleid tot het verlenen van een asielvergunning en de afwijzingen van eisers asielaanvragen staan in rechte vast. Verder heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij pas sinds zijn 32e in Nederland woont en (dus) het grootste deel van zijn leven in Nigeria heeft gewoond. Verweerder heeft hieruit mogen concluderen dat eiser zich opnieuw in Nigeria zal kunnen vestigen en dat hij referente – als zij er voor kiest met eiser mee te gaan naar Nigeria – zal kunnen helpen om daar een leven op te bouwen.
10. Ten aanzien van in het bijzonder het privéleven heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet met objectieve bewijsmiddelen heeft aangetoond dat hij in Nederland een opleiding heeft gevolgd, hier heeft gewerkt en sociale contacten heeft opgebouwd. Verweerder heeft daarnaast kunnen beslissen dat ook als één en ander wel aannemelijk zou zijn gemaakt, dit inherent is aan een verblijf van enige duur in Nederland. Deze omstandigheden hoefden daarom niet in het voordeel van eiser in de belangenafweging te worden betrokken.
11. Verweerder heeft daarnaast in redelijkheid niet de hardheidsclausule toegepast. Verweerder heeft mogen beslissen dat eiser geen bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd zoals is bedoeld in de uitspraak van de ABRvS van 29 maart 2019. Verweerder heeft in de omstandigheid dat eiser naar Ghana zou moeten afreizen om daar een mvv aan te vragen geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Dit geldt namelijk voor alle Nigerianen die in een vergelijkbare situatie zitten als eiser. Ook overigens valt niet in te zien waarom eiser niet terug kan keren om een geldige mvv aan te vragen. Dat dat onevenredig bezwarend voor eiser zou zijn omdat hij aan alle materiële voorwaarden voldoet, volgt de rechtbank niet. Het beroep van eiser op de uitspraak van de ABRvS kan hem dus ook niet baten.
12. Ook het beroep op schending van de hoorplicht slaagt niet. Verweerder kan van horen afzien als er, naar objectieve maatstaven bezien, vooraf geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet tot een ander besluit kan leiden. Verweerder heeft in de gronden van bezwaar geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat een hoorzitting hem tot een ander standpunt zou kunnen doen leiden. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is en hij heeft eiser dus niet hoeven horen in de bezwaarfase. Dat deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, in een andere zaak tot het oordeel is gekomen dat de hoorplicht is geschonden, betekent niet dat daar in het geval van eiser ook sprake van is.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.