7.1.Ten aanzien van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen overweegt de rechtbank dat Sorgdrager een multidisciplinaire behandeling in de vorm van pijnrevalidatie heeft geïndiceerd. Uit de informatie van de revalidatiearts van 7 juni 2022 volgt echter dat bij eiser geen indicatie is om een revalidatieprogramma voor chronische pijn te volgen, omdat er geen onderliggende, onderhoudende psychosociale factoren voor de aanhoudende klachten naar voren zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat uit deze informatie volgt dat geen verbetering van eisers situatie mogelijk is, omdat bij nader onderzoek door een revalidatiearts is gebleken dat revalidatie geen behandelmogelijkheid voor eiser is. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat deze informatie niet kan terugwerken tot 2016 niet. Niet is gebleken van een verandering in de medische situatie van eiser als gevolg waarvan er in 2016 wel behandelmogelijkheden aanwezig zouden zijn.
8. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een juiste medische grondslag. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde vereiste van een deugdelijke motivering.
9. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Zij zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat eiser met ingang van 27 januari 2019 recht heeft op een Wajong‑uitkering. De rechtbank zal verder bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.738,50 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 2 x 0,5 punt voor het geven van een schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, bij een zaak van gemiddeld gewicht, waarbij 1 punt wordt gewaardeerd op € 541,- (bezwaar), respectievelijk € 759,- (beroep)). Eiser heeft verder gevraagd om een reiskostenvergoeding voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar bij verweerder, het bijwonen van de zittingen in beroep en de bezoeken aan de deskundigen in beroep. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser om medische redenen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer en is daarom van oordeel dat de reiskosten op basis van autokosten en afgelegde kilometers vergoed moeten worden. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in samenhang met artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 worden de reiskosten vergoed op basis van een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer. Nu verweerder het aantal afgelegde kilometers zoals door eiser gesteld niet heeft betwist, stelt de rechtbank de vergoeding voor reiskosten vast op € 297,92 (1.064 kilometer x € 0,28).