Overwegingen
1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar de relevante wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
2. De buitenplaats Ter Wadding is een rijksmonument bestaande uit diverse individuele rijksmonumenten, waaronder een landhuis en een historische tuin- en parkaanleg. De redengevende omschrijving voor de aanwijzing van de buitenplaats als rijksmonument beschrijft de ontwikkeling van het landhuis en de historische tuin- en parkaanleg, en vermeldt dat de buitenplaats in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang is vanwege de gaafheid van het complex en van het blokvormige landhuis, en de gaafheid van het park in vroege landschapsstijl. De redengevende omschrijving voor de aanwijzing van de historische tuin- en parkaanleg als rijksmonument vermeldt dat het in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang is als goed voorbeeld van een parkaanleg in vroege aanleg in landschapsstijl, gereedgekomen voor 1821, en vanwege de gaafheid en ouderdom.
3. In 2006 heeft de gemeente Voorschoten het landhuis inclusief één hectare min of meer rechthoekig uitgemeten grond verkocht en geleverd aan eiser. Daarbij is de afspraak gemaakt dat eiser in samenspraak met de gemeente het monumentale pand restaureert en Ter Wadding als beschermde buitenplaats behoudt.In 2016 heeft eiser op zijn grond een hekwerk geplaatst. Het hekwerk heeft een hoogte van ongeveer 183 centimeter en volgt de kadastrale eigendomssituatie. Het hekwerk sluit de grond in eigendom van eiser fysiek af van de aangrenzende gronden. Kort na het begin van de bouwwerkzaamheden heeft verweerder een handhavingstraject gestart, omdat eiser niet beschikte over een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en het wijzigen van een rijksmonument. In 2017 heeft verweerder het handhavingstraject gestaakt om te onderzoeken of het hekwerk kon worden gelegaliseerd. Eiser heeft vervolgens in 2018 een aanvraag ingediend om de benodigde omgevingsvergunning te verkrijgen. Voor behandeling van deze aanvraag heeft verweerder de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan, en het wijzigen van een rijksmonument te verlenen. Volgens verweerder is het hekwerk in strijd met het bestemmingsplan “Noord” (bestemmingsplan), wat een dwingende weigeringsgrond oplevert voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Verweerder ziet geen aanleiding om een omgevingsvergunning voor het gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan te verlenen. Ook verzet het belang van de monumentenzorg zich tegen het wijzigen van een rijksmonument.
5. Eiser is het hier niet mee eens. Volgens eiser is van strijd met het bestemmingsplan geen sprake. Het hekwerk is noodzakelijk voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke en monumenten waarden, zodat het past binnen de natuurbestemming die ter plaatse geldt. Dit heeft eiser onderbouwd met diverse rapporten van adviesbureau Mommers Landgoedadvies (Mommers). Door aan deze adviezen voorbij te gaan heeft verweerder het bestreden besluit ondeugdelijke gemotiveerd. Eiser vindt verder dat het hekwerk de monumentale waarden van het rijksmonument beschermt tegen de verdere aantasting, zodat het hekwerk juist in het belang is van de monumentenzorg. Verweerder heeft daar ten onrechte geen rekening mee gehouden.
Verzet het belang van de monumentenzorg zich tegen het hekwerk?
6. De rechtbank beantwoordt eerst de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich tegen de vergunningverlening verzet.Ter beantwoording van die vraag toetst de rechtbank enkel de door verweerder gemaakte belangenafweging. Dit houdt in dat het college (verweerder in dit geval) de belangen van de aanvrager dient af te wegen tegen de belangen van het beschermde monument en rekening moet houden met het gebruik dat van het monument wordt gemaakt.Verweerder komt ruimte toe bij deze afweging. De redengevende omschrijving bij de aanwijzing tot beschermd monument is daarbij van belang, omdat die omschrijving aangeeft welke aspecten van het monument in het bijzonder beschermingswaardig zijn.
7. In die afweging komt verder grote betekenis toe aan het wettelijk verplichte advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (RCE),die bij uitstek deskundig is en betrokken is geweest bij de aanwijzing als rijksmonument.In deze zaak heeft verweerder ook advies gevraagd aan de Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed Voorschoten en Wassenaar (WCE), waarvan de leden onder meer deskundig zijn op het gebied van (restauratie-)architectuur en landgoederen- en cultuurhistorie.
8. Verweerder mag gewoonlijk afgaan op de adviezen van de RCE of de WCE, als hij is nagegaan of deze adviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.Als een aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een ander deskundig te achten persoon of een andere deskundig te achten instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, dan moet verweerder toelichten waarom hij desondanks het advies overneemt.
9. De RCE heeft negatief geadviseerd over het hekwerk. Volgens de RCE werpt het een obstakel in het park op, kapt het de wandeling af en verstoort het de historische eenheid van het huis met park. Dit draagt niet bij aan de kwaliteit van de beleving van de buitenplaats noch aan het versterken en verfraaien van het ensemble van huis en park.Ook de WCE heeft negatief geadviseerd over het hekwerk. Door de aanleg ervan wordt de structuur van het waardevolle landschapspark op grove wijze aangetast, en doet het hekwerk in hoge mate afbreuk aan de monumentale waarde ervan.In het kader van de beoordeling van eisers vergunningaanvraag heeft de WCE de plaatsing van het hekwerk getoetst aan de redengevende omschrijving van het rijksmonument. Het hekwerk doorbreekt volgens de WCE de eenheid van het landschapspark op onnavolgbare wijze en zorgt voor een ernstige verstoring van die eenheid door de landschappelijke opbouw van het park te ontkennen. De positie (orthogonaal) en vormgeving van het hekwerk maken het tot een wezensvreemd element in het park. Het hekwerk maakt vanwege de functie, vormgeving, het materiaal en de positie niet op een begrijpelijke manier onderdeel uit van de parkinrichting.
10. De rechtbank ziet noch in de adviezen zelf, noch in wat eiser daarover heeft aangevoerd, aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de adviezen, de begrijpelijkheid van de in de adviezen gevolgde redeneringen of het aansluiten van de conclusies daarop. Zij legt hieronder uit waarom.
11. Eiser heeft diverse rapporten overgelegd van Mommers. Uit die rapporten en de toelichting van eiser op zitting volgt dat hij met name waarde toekent aan het herstel van de flora en fauna, en dat hij vindt dat ook daarmee de monumentale waarden van de buitenplaats worden gediend. Maar dat eiser een relatief groot belang hecht aan een ander aspect (flora en fauna) dan de RCE en de WCE (ensemblewaarde) om de monumentale waarden te dienen, maakt volgens de rechtbank niet dat de adviezen van de RCE en WCE onzorgvuldig of onbegrijpelijk zijn. De RCE en WCE hebben in hun adviezen – ook na kennisname van en in reactie op de rapporten van Mommers – juist rekenschap gegeven van de monumentale waarden zoals die volgen uit de redengevende omschrijving bij de aanwijzing van de buitenplaats als rijksmonument. Volgens de redengevende omschrijving is de gaafheid van de buitenplaats als
complexcultuurhistorisch van algemeen belang, zodat alleen al daaruit het grote belang volgt van de ensemblewaarde tussen de diverse individuele rijksmonumenten die tezamen de buitenplaats vormen. Dat de RCE en WCE in hun advisering doorslaggevend belang hebben toegekend aan de ensemblewaarde van de buitenplaats is daarom niet onzorgvuldig of onbegrijpelijk.
12. Dat het hekwerk volgens eiser landschappelijk ingepast kan worden door het plaatsen van heesters volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder tijdens de zitting heeft toegelicht, doet het hekwerk ook na plaatsing van heesters afbreuk aan de ensemblewaarde van de buitenplaats. Ook dan wordt de landschappelijke opbouw van het park doorbroken, en blijft het hekwerk vanwege de functie, vormgeving en positie een onnatuurlijke situatie opleveren die schade toebrengt aan de monumentale waarden van de buitenplaats.
13. Verweerder heeft het bestreden besluit mogen baseren op de adviezen van de RCE en de WCE, en heeft op basis van die adviezen in redelijkheid kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich verzet tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een rijksmonument. Hoewel eiser naar eigen zeggen het belang van de monumentenzorg voorop stelt, is de wijze waarop hij dat doet volgens de aan verweerder uitgebrachte adviezen juist schadelijk voor de monumentale waarden. Verweerder heeft dus niet, zoals eiser betoogt, onvoldoende rekenschap gegeven van het belang van het hekwerk voor het herstel van flora en fauna, maar heeft meer waarde kunnen hechten aan de ensemblewaarde van de buitenplaats die door het hekwerk ernstig wordt verstoord. De voor het hekwerk benodigde omgevingsvergunning voor het wijzigen van een rijksmonument is daarom op juiste gronden geweigerd.
Is het hekwerk in strijd met het bestemmingsplan?
14. Het hekwerk is gelegen op grond met een natuurbestemming voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en van de monumentale waarden toebehorende aan het landgoed.Volgens eiser dient het hekwerk de natuurbestemming omdat zonder het hekwerk de herstel- en onderhoudsinspanningen voor de monumentale waarden van de buitenplaats teniet worden gedaan, zulks als gevolg van recreatief gebruik en vandalisme. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het rapporten het herstel- en beheerplanvan K. Aschman, die in opdracht van de gemeente onderzoek heeft gedaan naar de buitenplaats en advies heeft gegeven over gewenste herstel- en beheerwerkzaamheden. De rechtbank volgt eiser niet, en legt hieronder uit waarom.
15. Anders dan eiser betoogt, volgt uit het rapport en het herstel- en beheerplan van Aschman niet dat permanente afsluiting van (een gedeelte van) de buitenplaats bijdraagt aan het herstellen of behouden van de monumentale waarden van de buitenplaats. Aschman schrijft dat gecontroleerde toegang van de parkaanleg onderdeel is van het duurzaam versterken en behouden van de cultuurhistorische en ecologische waarden. In het streefbeeld wordt het park toegankelijk via bruggen, die tussen zonsondergang en zonsopgang afsluitbaar zijn met een entreehek.Geen permanente afsluiting dus, maar gecontroleerde toegang. Eisers hekwerk staat daarmee haaks op de aanbevelingen van Aschman.
16. Tegen deze achtergrond is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat het hekwerk niet behoort bij (of ten dienste staat aan) de natuurbestemming, maar dat het hoofdzakelijk tot doel heeft het afsluiten van de grond in eigendom bij eiser om ongewenste invloeden van buitenaf te voorkomen. Dat laatste heeft ook eiser ter zitting bevestigd en benadrukt. Maar dat het hekwerk mogelijk een belangrijke bijdrage levert aan het voorkomen of beperken van schade door vandalisme of recreatief gebruik van omliggende gronden, is op zichzelf bezien onvoldoende voor de conclusie dat het hekwerk binnen de natuurbestemming past. Verweerder heeft in dit kader terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 17 oktober 2018.
17. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook Aschman – in lijn met de RCE en de WCE – in zijn rapport en beheer- en herstelplan de nadruk legt op de ensemblewaarde van de buitenplaats. Het streefbeeld moet volgens hem leiden tot een monumentale parkaanleg die fysiek en in beleving een eenheid vormt met het hoofdhuis en omringend terrein.Aschman schrijft over een buitenplaats die als “onlosmakelijk bijeen horend ensemble zichtbaar en beleefbaar is”.Eisers hekwerk staat dus ook op dit punt haaks op de advisering van Aschman. Hieruit volgt, ook gelet op wat de rechtbank in overweging 9 tot en met 13 van deze uitspraak heeft overwogen, dat het hekwerk de monumentale waarden van de buitenplaats schaadt. Dit is in strijd is met het bestemmingsplan voor zover de natuurbestemming ziet op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de monumentale waarden toebehorende aan het landgoed.
18. Kortom: het hekwerk is in strijd is met het bestemmingsplan. Dit levert een dwingende weigeringsgrond op, zodat verweerder terecht de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft geweigerd.
19. Eisers beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.