Overwegingen
1. Eiseres heeft de Sierra Leoonse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Zij heeft asiel gevraagd omdat zij problemen heeft ondervonden met een Sierra Leoonse vrouw. In verband met deze problemen heeft eiseres ook aangifte van mensenhandel gedaan.
2. Naar aanleiding van de aangifte van mensenhandel heeft eiseres een reguliere verblijfsvergunning op ‘tijdelijke humanitaire gronden’ gehad. Op 27 januari 2020 heeft het Openbaar Ministerie (OM) aan eiseres laten weten dat de aangifte niet kan leiden tot een nader strafrechtelijk onderzoek in Nederland. In het besluit van 22 september 2020 heeft verweerder daarom de reguliere verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken. In dit besluit heeft verweerder ook beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Eén van de redenen daarvoor is
dat verweerder het niet aannemelijk vindt dat eiseres het slachtoffer is geworden van mensenhandel op de door haar beschreven wijze. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder. In het besluit van 5 januari 2021 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Dit beroep is ongegrond verklaard.1 Op het door eiseres daartegen ingestelde hoger beroep is nog niet beslist.
4. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij jarenlang seksueel is uitgebuit door een Sierra Leoonse vrouw genaamd [B] , door eiseres ook wel [B] genoemd. Eiseres leerde deze vrouw kennen in 2008, toen zij veertien jaar oud was. Zij is toen vertrokken uit haar woonplaats Kenema, waar zij met haar vader woonde, en is met [B] meegegaan naar Freetown. [B] beloofde eiseres om haar te helpen met haar studie. Hier kwam echter niets van terecht. Eiseres moest [B] in eerste instantie helpen in het huishouden. Nadat de vader van eiseres in 2010 overleed, werd eiseres door [B] gedwongen om in de prostitutie te werken. Dit heeft geduurd totdat eiseres in 2016 kon ontsnappen. Eiseres is toen een periode bevrijd geweest van [B] . In april 2017 is zij echter weer door haar gevonden en werd zij weer gedwongen om voor [B] in de prostitutie te werken. Dit gebeurde niet alleen in Sierra Leone, maar ook in China, Liberia en Ghana. In juli 2019 moest eiseres van [B] naar Nederland vliegen. Bij aankomst werd zij opgehaald door een man genaamd [C] . Hij nam haar mee naar een huis, waar eiseres moest werken in de gedwongen prostitutie. Eiseres werd daar ziek en vertelde [C] dat zij misschien zwanger was. [C] heeft eiseres vervolgens meegenomen naar een eetgelegenheid en heeft haar daar achtergelaten. Eiseres heeft gewacht, maar [C] kwam niet meer terug. Eiseres is vervolgens aangesproken door politieagenten, die haar hebben meegenomen naar het bureau en vervolgens naar Ter Apel hebben gebracht. Eiseres vreest bij terugkeer naar Sierra Leone voor represailles van de zijde van [B] en haar netwerk.
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- betrokkene stelt slachtoffer te zijn geweest van gedwongen prostitutie en vreest voor represailles van mensenhandelaren bij terugkeer naar Sierra Leone.
6. Verweerder heeft het element onder (1) geloofwaardig geacht en het element onder (2) niet.
7. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt, kort gezegd, dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de problemen met [B] ongeloofwaardig zijn.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de beoordeling van een asielaanvraag een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten. Deze beoordeling dient plaats te vinden tegen de achtergrond van wat over de vreemdeling bekend is. Verweerder moet alle door de vreemdeling afgelegde verklaringen en overgelegde bewijsmiddelen over de reden waarom hij in Nederland asiel wil, in onderlinge samenhang en in het licht van de overige afgelegde verklaringen, overgelegde bewijsmiddelen en overige omstandigheden, bezien.2
2 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2459 en Werkinstructie 2014/10. 8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de jonge leeftijd van eiseres ten tijde van de door haar genoemde gebeurtenissen in Sierra Leone niet kenbaar in de beoordeling heeft betrokken. Eiseres was veertien jaar oud toen zij met [B] meeging naar Freetown en zestien jaar oud toen zij na het overlijden van haar vader met [B] terugkeerde naar Freetown. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet gemotiveerd hoe de aspecten die verweerder aan eiseres tegenwerpt zich verhouden tot de jonge leeftijd die eiseres had ten tijde van deze gebeurtenissen. Verweerder was hiertoe wel gehouden, nu de geloofwaardigheidsbeoordeling plaats dient te vinden tegen de achtergrond van wat over de vreemdeling bekend is, bijvoorbeeld diens leeftijd.
9. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen naar de procedure inzake de reguliere verblijfsvergunning ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ (mensenhandel). Verweerder heeft in die procedure aan eiseres tegengeworpen dat zij summiere verklaringen heeft afgelegd over [B] en over [C] . Ook heeft verweerder in die procedure aan eiseres tegengeworpen dat het vreemd is dat [C] eiseres heeft vrijgelaten enkel omdat zij ziek was en bloedneuzen had. Deze tegenwerpingen zijn gebaseerd op de verklaring die eiseres zelf heeft afgelegd ten overstaan van de politie, in het kader van de aangifte mensenhandel.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bovengenoemde aspecten in de huidige procedure niet zonder meer aan eiseres mogen tegenwerpen. De verwijzing naar de procedure inzake de reguliere vergunning volstaat niet, omdat het besluit van 5 januari 2021 nog niet in rechte vast is komen te staan. Bovendien volstaat de verwijzing niet, omdat eiseres de problemen met [B] en [C] aan haar asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Dit betekent dat verweerder eiseres had moeten bevragen over deze aspecten, zo nodig had moeten doorvragen en vervolgens de verklaringen van eiseres hierover in de huidige procedure had moeten betrekken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas van eiseres. Verweerder heeft dit ten onrechte niet gedaan. Blijkens het verslag van het nader gehoor heeft verweerder eiseres over [C] enkel gevraagd of zij nog eens contact met hem heeft gehad.3 Verweerder heeft eiseres niets gevraagd over de persoon [C] en over de wijze waarop en de redenen waarom eiseres door hem is achtergelaten. Dat de gebeurtenissen in Nederland niet de aanleiding zijn geweest voor het vertrek uit Sierra Leone, zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, maakt niet dat ze niet relevant zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres heeft immers verklaard dat zij het slachtoffer is van mensenhandel en de gestelde periode van het verblijf bij [C] houdt daar verband mee. Bovendien heeft verweerder deze periode blijkens het bestreden besluit wel in de beoordeling betrokken. Verweerder heeft immers op dit punt verwezen naar de procedure inzake de reguliere verblijfsvergunning. Verweerder heeft eiseres blijkens het verslag van het nader gehoor wel enkele vragen gesteld over de persoon [B] .4 Eiseres heeft echter ook antwoord gegeven op deze vragen. Indien verweerder meent dat deze antwoorden van eiseres te summier zijn, had het op de weg van verweerder gelegen om hierover door te vragen.
11. Uit alinea’s 9 en 10 volgt dat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek bevat. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Wat eiseres overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
3 Verslag nader gehoor, pagina 32.
4 Verslag nader gehoor, pagina 19 en 20.
De rechtbank ziet vanwege de aard van het gebrek geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Niet valt uit te sluiten dat verweerder eiseres aanvullend zal moeten horen. Mede gelet op de huidige capaciteitsproblemen bij verweerder, ligt het in de rede dat hier enige tijd overheen zal kunnen gaan. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken. Deze termijn in langer dan de gebruikelijke zes weken. De rechtbank overweegt dat een nader onderzoek door verweerder zorgvuldig zal moeten plaatsvinden en dat dit tijd kost. Ook hierbij wijst de rechtbank op de capaciteitsproblemen bij verweerder.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).5