3.3Bij het bestreden besluit heeft verweerder, gelet op de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b, zich op het standpunt gesteld dat eiseres per 14 maart 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, aangezien zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4. Eiseres voert aan dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Zij heeft daarbij verwezen naar het op haar verzoek opgestelde expertiserapport van verzekeringsarts Erdogan van 18 maart 2021, waarin deze arts heeft geconcludeerd dat eiseres heeft te kampen met een stoornis in de energiehuishouding alsook een verminderde mogelijkheid tot recuperatie en dat hieruit volgt dat zij beperkt is in het aantal te werken uren per week.
5. Gezien het geschil tussen partijen over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding, heeft de rechtbank aanleiding gezien om psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing als deskundige te benoemen teneinde eiseres te onderzoeken en de rechtbank van advies te dienen.
6. Deskundige Hernandez-Dwarkasing heeft in haar rapport van 8 maart 2022 vermeld dat ten tijde van de datum in geding, 14 maart 2020, bij eiseres sprake was van een complexe posttraumatische stressstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Volgens deze deskundige dienen nog aanvullende beperkingen in de FML te worden opgenomen en wel ten aanzien van concentreren van de aandacht, verdelen van de aandacht en herinneren. Voorts acht de deskundige eiseres vanwege de posttraumatische stressstoornis en persoonlijkheidsstoornis per de datum in geding geheel niet in staat om te werken. Eiseres was namelijk vanuit haar klachtenpatroon te ziek en beperkt in haar functioneren. De deskundige heeft daarbij opgemerkt dat eiseres gedurende de jaren dat zij arbeid heeft verricht meermaals is uitgevallen wegens overbelasting, omdat het haar onvoldoende lukte zich staande te houden met al haar klachten en de verwachtingen die er waren in haar dagelijks leven. Het lukte haar steeds een beperkte tijd haar werkzaamheden te doen, waarbij zij langdurig haar eigen grenzen overschreed, totdat zij niet meer kon en de draagkracht opnieuw overschreden werd.
7. De verzekeringsarts b&b heeft op 22 maart 2022 gereageerd op het rapport van de deskundige. Daarin vermeldt de verzekeringsarts b&b dat de deskundige niet consistent is over de psychische belastbaarheid van eiseres, nu zij enerzijds aanvullende beperkingen noodzakelijk acht, maar tegelijkertijd eiseres volledig arbeidsongeschikt acht. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat de door de deskundige vermelde aanvullende beperkingen ten aanzien van cognitief functioneren niet in haar onderzoek zijn geobjectiveerd. Het door de deskundige beschreven psychiatrisch onderzoek wijst immers niet consistent op cognitieve functiebeperkingen. Tot slot heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat uit het rapport blijkt dat eiseres kennelijk een symptoomvaliditeitstest is verstrekt, maar dat zij die niet heeft geretourneerd. Op 22 april 2022 heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend gerapporteerd. Hij vermeldt daarin dat is gebleken dat eiseres vanaf 1 januari 2020 via een persoonsgebonden budget (pgb) werkzaam is als verzorger van haar man. Dit heeft zij niet gemeld bij de psychiater. De psychiater heeft haar conclusie dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is gebaseerd op een onvolledig beeld.
8. De rechtbank heeft aan de deskundige verzocht te reageren op het standpunt van de verzekeringsarts b&b. In haar rapport van 1 juni 2022 heeft de deskundige geantwoord dat eiseres inderdaad geen melding heeft gemaakt van haar activiteiten in het kader van het pgb en dat zij dus niet heeft aangegeven dat zij in dat kader sinds 1 februari 2020 gedurende 10 uur per week als verzorgster van haar man werkzaam was, zoals blijkt uit de door verweerder overgelegde stukken. Tijdens het onderzoek is, zo vermeldt de deskundige, de relatie wel besproken en uit de verkregen informatie kwam niet naar voren dat haar man hulpbehoeftig zou zijn. De deskundige heeft geconcludeerd dat de eerder door haar aangenomen aanvullende beperkingen komen te vervallen, omdat deze niet getoetst zijn voor wat betreft het functioneren in het kader van de pgb activiteiten van eiseres. Met de beperkingen zoals door de verzekeringsarts b&b zijn vastgelegd kan de deskundige zich alsnog verenigen. De vastgestelde diagnoses zijn volgens de deskundige evenwel onverminderd van kracht.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822). Het is immers bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. 10. Gelet op het gewijzigde standpunt van de deskundige in haar rapport van 1 juni 2022, waarin zij heeft aangegeven dat zij zich alsnog kan verenigen met de door de verzekeringsarts b&b aangenomen beperkingen, is de rechtbank van oordeel dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de FML juist zijn vastgesteld. De rechtbank merkt daarbij op dat bij het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid niet zozeer de diagnose van belang is, maar wel de geobjectiveerde medische beperkingen die bij eiseres kunnen worden vastgesteld. Voor een urenbeperking zoals door eiseres is bepleit is geen aanleiding nu het rapport van de deskundige van 1 juni 2022 hiervoor geen grond geeft. De rechtbank onderschrijft daarom de medische grondslag van het besluit.
11. Uitgaande van de juistheid van de FML is er geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de door de arbeidsdeskundige b&b geduide functies.
12. Aangezien eiseres met het vervullen van de functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 65% bedraagt, heeft verweerder terecht de WIA-uitkering van eiseres per 14 maart 2020 ingetrokken.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.