ECLI:NL:RBDHA:2022:10723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/15/187 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om informatie in faillissementsprocedure afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid van verzoekster

In deze zaak heeft verzoekster, de Protestants-Christelijke Stichting Philadelphia Zorg, een verzoek ingediend op basis van artikel 69 van de Faillissementswet (Fw) om relevante informatie te verkrijgen in een beroepsprocedure waarin zij als schuldeiser wordt gehoord. Verzoekster meent dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt en recht heeft op alle relevante informatie. De rechter-commissaris, mr. R.G.C. Veneman, heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek. Dit is gebaseerd op het feit dat verzoekster een eigen belang nastreeft, namelijk haar belang als vermeend belanghebbende in de beroepsprocedure, en dat het verzoek daarmee buiten de reikwijdte van artikel 69 Fw valt. De rechter-commissaris heeft verder opgemerkt dat de belangen van de boedel en die van verzoekster in dit geval parallel lopen, maar dit maakt de ontvankelijkheid niet anders. De curator heeft ook aangegeven dat het verzoek om informatie betrekking heeft op persoonlijke belangen van verzoekster en niet op het algemeen boedelbelang, waarvoor artikel 69 Fw bedoeld is. De rechter-commissaris heeft uiteindelijk besloten verzoekster niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – de rechter-commissaris
insolventienummer: C/09/15/187 F
beschikking van
in het faillissement van:
de besloten vennootschap
[naam01] B.V.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer01] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
vestigingsadres: [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
hierna (ook): gefailleerde,
is een verzoek
op grond van artikel 69van de Faillissementswet (hierna: Fw) ingediend door:
Protestants-Christelijke Stichting Philadelphia Zorg
gevestigd te Amersfoort
advocaat: mr. P.M.N. Verloop,
hierna (ook): verzoekster.

1.De feiten en het procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 24 maart 2015 is gefailleerde in staat van faillissement verklaard. Tot rechter-commissaris is, meest recent, mr. R.G.C. Veneman benoemd. Mr. A.J. Nederhoed, advocaat te Amsterdam, is als curator aangesteld.
1.2.
Bij vonnis van 21 oktober 2020 heeft de rechtbank Den Haag de vordering van de curator inzake bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen.
1.3.
Bij beschikking van 12 september 2022 heeft de rechter-commissaris de curator niet toegestaan het hoger beroep van dat vonnis voort te zetten.
1.4.
Tegen die beslissing van de rechter-commissaris heeft de curator beroep ingesteld.
1.5.
Bij brieven van 5 en 7 oktober 2022 heeft verzoekster zich tot de rechter-commissaris gewend. Zij heeft hierin – samengevat – aangegeven dat zij van mening is dat zij in de hiervoor bedoelde beroepsprocedure als belanghebbende moet worden aangemerkt. Om die reden verzoekt zij de rechter-commissaris de curator te bevelen haar alle (mogelijk) relevantie informatie in verband met die beroepsprocedure te verstrekken.
1.6.
Bij bericht van 5 en 9 oktober 2022 heeft de curator gereageerd op het verzoek. De curator stelt zich – samengevat – op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen, kort gezegd omdat het in verband met artikel 69 Fw gaat om een persoonlijk belang van verzoekster en omdat zij in het kader van artikel 67 Fw niet als zelfstandig belanghebbende kan worden aangemerkt.

2.De standpunten

2.1
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij omdat zij een aanzienlijke vordering heeft, een direct en aanzienlijk belang heeft bij het door de curator ingestelde hoger beroep inzake de bestuurdersaansprakelijkheid. Zij heeft daarom het recht om te worden gehoord in die procedure. Om zich goed te kunnen voorbereiden op die procedure en zich onderbouwd tot de rechtbank te kunnen wenden, acht verzoekster het nodig alle relevante stukken in te zien, waaronder de second opinion, het vonnis in eerste aanleg en de inhoud van de afwijzende beschikking van de rechter-commissaris op het verzoek om in hoger beroep te gaan. Daarnaast vraagt verzoekster alle onderliggende informatiedeling tussen de curator en de rechter-commissaris aan haar te verschaffen.
2.2.
De curator stelt zich op het standpunt dat verzoekster met het verzoek haar persoonlijke belangen nastreeft, te weten haar belang om zich als belanghebbende in de art. 67-procedure (het beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris) te kunnen stellen en daar beter beslagen ten ijs te kunnen komen. Dat is echter geen algemeen boedelbelang, waarvoor de procedure van artikel 69 Fw bedoeld is. Het belang van verzoekster bij een goede afloop van de procedure gaat op in het algemener crediteurenbelang, dat de curator al behartigt. Om die reden stelt de curator zich op het standpunt dat verzoekster geen eigenstandig belanghebbende in de art. 67-procedure is. Ten slotte is de correspondentie tussen de rechter-commissaris en de curator vertrouwelijk, als ook de correspondentie tussen de curator en de rechtbank. Ook daarom kunnen die stukken niet worden verstrekt.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid en juridisch kader

3.1.
De wetgever heeft specifieke categorieën schuldeisers invloed toegekend op het beheer van de failliete boedel. Wanneer deze schuldeisers menen dat bij het beheer van de boedel door de curator fouten worden gemaakt, kunnen zij zich tot de rechter-commissaris richten met het verzoek de curator te gebieden de vermeende fouten te herstellen of te voorkomen. De strekking van de regeling brengt mee dat een verzoeker slechts die belangen aan de orde kan stellen die een curator uit hoofde van zijn taak dient te behartigen. Andere belangen, bijvoorbeeld het belang bij een procedure, kunnen niet in het kader van artikel 69 Fw aan de orde worden gesteld. Het verzoek dient bovendien betrekking te hebben op de belangen van álle schuldeisers en is uitdrukkelijk niet bedoeld om de persoonlijke rechten van een individuele schuldeiser tegenover de boedel geldend te maken (vgl. HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK8102).
Het oordeel van de rechter-commissaris
3.2.
In dit geval wordt verzocht stukken uit het dossier te doen verstrekken. Verzoekster meent dat zij in de beroepsprocedure (ex art. 67 Fw) als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat zij in die hoedanigheid recht heeft op ‘alle (mogelijk) relevante informatie bij die beroepsprocedure’. Hieruit volgt dat verzoekster een eigen belang nastreeft, te weten haar belang als (vermeend) belanghebbende in die beroepsprocedure. Het verzoek valt daarmee buiten de reikwijdte van artikel 69 Fw. De omstandigheid dat de belangen van de boedel en die van verzoekster in dit geval parallel lopen, maakt dat niet anders. Het voorgaande betekent dat verzoekster niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek.
3.3.
Daar komt nog bij dat het al dan niet verstrekken van die dossierstukken hebben evenwel geen (direct) betrekking op het beheer van de boedel. Verzoekster acht de stukken van belang voor het formuleren van haar standpunt als vermeend belanghebbende in de art. 67-procedure, maar de rechter-commissaris heeft over die procedure geen zeggenschap. Ook om die reden valt het verzoek buiten de reikwijdte van art. 69 Fw. en is verzoekster niet ontvankelijk is haar verzoek.

4.De beslissing

De rechter-commissaris:
- verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek
Dit is een beslissing van mr. R.G.C. Veneman, rechter-commissaris, in samenwerking met mr. R.S.S. Huizinga, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag vijf dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van de rechtbank Den Haag.