ECLI:NL:RBDHA:2022:10697
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij beëindiging bijstandsrecht
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T. Kocabas, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging en intrekking van haar recht op bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een anonieme melding dat verzoekster samenwoonde met een partner die inkomsten had. Na een huisbezoek op 15 juni 2022, waarbij verzoekster weigerde inzage te geven in haar administratie, concludeerde verweerder dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoekster stelde dat zij in een schrijnende financiële situatie verkeerde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen acute financiële noodsituatie was, waardoor het spoedeisend belang ontbrak. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en dat er geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. S.P. Jadoenathmisier.