ECLI:NL:RBDHA:2022:10696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 22_5740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang en acute financiële noodsituatie

In de zaak tussen verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2] uit [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Gouda, hebben verzoekers een voorlopige voorziening aangevraagd na het besluit van 10 juni 2022, waarin hun aanvraag voor bijstand buiten behandeling werd gesteld. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 20 september 2022 zijn verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van “onverwijlde spoed”. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood, en heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang aanwezig is.

Verzoekers hebben aangevoerd dat zij al maanden hun vaste lasten niet kunnen betalen en dat zij schulden opbouwen. Ze ontvangen een WIA/WGZ-uitkering en toeslagen, maar hebben geen bewijsstukken overgelegd die hun financiële positie onderbouwen of aantonen dat er sprake is van betalingsachterstanden of andere schulden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen acute financiële noodsituatie is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.H. Sanders, voorzieningenrechter, en is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5740

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [woonplaats], verzoekers

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Henning).

Procesverloop

In het besluit van 10 juni 2022 heeft verweerder de aanvraag van bijstand van verzoekers buiten behandeling gesteld omdat zij niet de door verweerder gevraagde gegevens hebben ingeleverd.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers zijn wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 september 2022 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
2. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij al maanden hun vaste lasten niet kunnen betalen, wat tot gevolg heeft dat zij enkel maar schulden opbouwen. Verzoekers stellen dat zij door middel van leningen al maanden worden onderhouden door familie en kennissen.
3. Verzoekers ontvangen maandelijks een WIA/WGZ-uitkering (€ 477,42) en huur- en zorgtoeslag (€ 329,- en € 213,-). Hoewel het de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voorkomt dat verzoekers financieel gezien in een lastige positie verkeren, is niet gebleken dat er sprake is van een acute financiële noodsituatie. Verzoekers hebben geen stukken overgelegd die inzicht geven in hun financiële positie of waaruit blijkt van betalingsachterstanden of andere schulden. Van de leningen die verzoekers zeggen te zijn aangegaan zijn geen bewijzen overgelegd. Van bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit is niet gebleken. De conclusie moet dan ook zijn dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H. Sanders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.S.P. Jadoenathmisier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.