ECLI:NL:RBDHA:2022:10690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21 _ 2769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering medewerking huisbezoek in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres, die sinds 15 mei 2019 een bijstandsuitkering ontving, en het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard. De zaak betreft de intrekking van het recht op bijstand van eiseres, die weigerde medewerking te verlenen aan een huisbezoek dat door de gemeente was aangevraagd naar aanleiding van een melding dat zij samenwoonde met haar ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente op 24 september 2020 een huisbezoek wilde afleggen, maar eiseres weigerde toestemming te geven. Hierdoor kon de gemeente haar recht op bijstand niet langer vaststellen, wat leidde tot de intrekking van de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht tot de datum van het huisbezoek.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering en stelde dat er geen concrete en objectieve twijfels waren over haar woon- en leefsituatie. Daarnaast voerde zij aan dat het vanwege de coronamaatregelen niet was toegestaan om een huisbezoek af te leggen. De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar stelling dat er geen twijfels waren over haar situatie niet voldoende had onderbouwd en dat de verwijzing naar een nieuwsbericht over coronamaatregelen niet aantoonde dat een huisbezoek niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had geoordeeld dat er redelijke grond was voor het huisbezoek en dat eiseres haar medewerkingsplicht had geschonden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, verweerder

(gemachtigde: M. Moberg).

Procesverloop

In het besluit van 13 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van eiseres ingetrokken.
In het besluit van 24 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres ontving sinds 15 mei 2019 een bijstandsuitkering naar de norm van een een-oudergezin.
1.2.
Naar aanleiding van een melding dat eiseres samenwoont met haar ex-partner heeft verweerder een onderzoek ingesteld. Twee medewerkers van verweerder hebben dossieronderzoek gedaan, verschillende registraties geraadpleegd en waarnemingen verricht. De medewerkers hebben op 24 september 2020 geprobeerd een huisbezoek af te leggen. Eiseres heeft geweigerd daarvoor toestemming te geven.
1.3.
In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres geweigerd heeft haar medewerking te verlenen aan een noodzakelijk huisbezoek. Daardoor kan haar recht op bijstand vanaf 24 september 2020 niet langer vastgesteld worden. Verweerder heeft het recht op uitkering met ingang van die datum in getrokken en de ten onrechte verleende bijstand tot een bedrag van € 247,11 teruggevorderd.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat uit het onderzoek volgt dat er concrete en objectieve twijfels zijn over de woon- en leefsituatie van eiseres. Daarom is er een redelijke grond voor een onaangekondigd huisbezoek. Er was verder geen sprake van een zeer dringende reden die een rechtvaardigingsgrond oplevert voor de weigering om mee te werken aan het huisbezoek. Doordat eiseres de medewerkingsplicht schond verschafte zij niet de inlichtingen waarmee haar feitelijke woonsituatie kon worden vastgesteld, zodat niet kon worden bepaald of zij bijstand nodig had. Daarom is haar recht op bijstand op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet ingetrokken.
2. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van concrete en objectieve twijfels over haar woon- en leefsituatie. Zij heeft verder aangevoerd dat het gelet op de aangepaste strengere regels met betrekking tot het coronavirus niet was toegestaan om een huisbezoek af te leggen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
Haar grond dat er geen sprake is van concrete en objectieve twijfels over haar woon- en leefsituatie heeft eiseres alleen met een verwijzing naar haar bezwaarschrift onderbouwd. In het bestreden besluit heeft verweerder deze bezwaren gemotiveerd weerlegd. Eiseres heeft niet uitgelegd waarom de overwegingen van verweerder in het bestreden besluit onjuist zijn. Alleen al daarom kan haar beroepsgrond niet slagen.
3.2.
De rechtbank onderschrijft niet de stelling van eiseres dat het in verband met de strengere coronaregels niet was toegestaan om een huisbezoek af te leggen. Eiseres heeft verwezen naar een nieuwsbericht, afkomstig van de site www.rijksoverheid.nl, over de coronapersconferentie van 18 september 2020. Uit dit nieuwsbericht valt op geen enkele manier af te leiden dat een huisbezoek niet zou zijn toegestaan.
4. Het beroep is ongegrond. Bij deze uitkomst bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H. Sanders, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.