ECLI:NL:RBDHA:2022:10688
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Betalingsherinnering als geen besluit in de zin van de Awb
Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in [woonplaats], en het College van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een betalingsherinnering die verweerder op 7 december 2020 aan eiser heeft gestuurd. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 maart 2021, waarin verweerder het bezwaar tegen de betalingsherinnering niet-ontvankelijk verklaarde. Eiser stelde dat hij het teruggevorderde bedrag van € 907,45 nooit had ontvangen en dat hij geen gezamenlijke bankrekening had met zijn ex-vrouw, die het geld zou hebben ontvangen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de brief van 7 december 2020 een betalingsherinnering was en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 1:3 van de Awb is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Aangezien de betalingsherinnering geen rechtsgevolg in het leven roept, kon hiertegen geen bezwaar worden gemaakt. De rechtbank concludeerde dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en bevestigt dat een betalingsherinnering niet als zodanig kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.