In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Heek, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door M.A. Bakker. Eiseres had een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingediend, welke door verweerder was afgewezen. Eiseres stelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar medische klachten en beperkingen, waaronder chronische endometriose en een autismespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht, omdat hij geen rekening had gehouden met de mogelijkheid van een stoornis in de energiehuishouding van eiseres. Dit had verweerder moeten aanzetten tot nader onderzoek naar de noodzaak van een urenbeperking. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.