ECLI:NL:RBDHA:2022:10603
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 en berekening netto inkomen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een zelfstandige, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser ontving sinds 1 december 2016 een bijstandsuitkering op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). In het primaire besluit van 28 oktober 2019 werd vastgesteld dat eiser een bedrag van € 1.053,- moest terugbetalen, omdat zijn bijstandsrecht over het jaar 2018 was vastgesteld op basis van een forfaitair percentage van zijn inkomen, in plaats van de daadwerkelijk betaalde belastingen en premies.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 7 juli 2020. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 april 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 6, tweede lid, van het Bbz 2004, bij de bijstandsverlening aan zelfstandigen de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen worden vastgesteld op 20 procent van het inkomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder het netto inkomen van eiser over het jaar 2018 op juiste wijze had berekend en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet opgingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.