Uitspraak
[verzoeker sub1](hierna: ‘[V1]’) te [vestigingsplaats],
[verzoeker sub2](hierna: ‘[V2]’) te [vestigingsplaats],
[verzoeker sub3](hierna: ‘[V3]’) te [vestigingsplaats], en
[verzoeker sub4](hierna: ‘[V4]’) te [vestigingsplaats],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in de WHOA-procedures van vier groepsvennootschappen, hierna gezamenlijk aangeduid als de [X-Vennootschappen]. De rechtbank heeft de verzoeken tot homologatie van de akkoorden afgewezen, omdat er algemene afwijzingsgronden aanwezig waren. De [X-Vennootschappen] maakten onderdeel uit van de [X Groep] en streefden naar homologatie van vier afzonderlijk aangeboden akkoorden, die bedoeld waren om hun liquidatie te regelen. De rechtbank oordeelde dat de stemtermijn te kort was en dat de informatievoorziening aan de schuldeisers onvoldoende was. Dit leidde tot de conclusie dat de schuldeisers niet in staat waren om een weloverwogen beslissing te nemen over het akkoord. De rechtbank merkte op dat de [X Groep] al geruime tijd verlieslatend was en dat de COVID-19-pandemie de situatie verder had verslechterd. De rechtbank concludeerde dat de [X-Vennootschappen] in een toestand verkeerden waarin het redelijkerwijs aannemelijk was dat zij niet in staat waren om hun schulden te betalen. De rechtbank heeft het homologatieverzoek van [V3] afgewezen en daarmee ook de verzoeken van de andere vennootschappen, aangezien deze voorwaardelijk waren.