In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot homologatie van een akkoord dat door verzoekers, een groep ondernemers die een boerenbedrijf exploiteerden, was aangeboden aan hun schuldeisers. De verzoekers, die in financiële problemen waren geraakt na de opzegging van hun krediet door ABN AMRO Bank, hadden op 5 januari 2021 startverklaringen gedeponeerd en op 10 februari 2021 een verzoekschrift tot homologatie ingediend. Het akkoord was door de meerderheid van de schuldeisers geaccepteerd, maar er waren enkele bezwaren van een concurrente schuldeiser die niet in het akkoord was opgenomen.
De rechtbank heeft beoordeeld of zij rechtsmacht had om het verzoek in behandeling te nemen en of de verzoekers ontvankelijk waren in hun verzoek. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers, ondanks hun financiële problemen, nog steeds een zelfstandig beroep uitoefenden en dat de rechtsmacht bij de rechtbank Gelderland lag. De rechtbank heeft ook gekeken naar de procedurele aspecten van de stemming over het akkoord en of alle schuldeisers correct waren geïnformeerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen gronden waren om het verzoek tot homologatie af te wijzen. Het akkoord werd goedgekeurd, maar het verzoek om het akkoord ook verbindend te verklaren voor de concurrente schuldeiser die niet had ingestemd, werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de verzoekers voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zonder het akkoord een faillissement het enige alternatief zou zijn.