ECLI:NL:RBDHA:2022:1059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
C/09/623275 / KG ZA 22-1
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over aansluitvoorwaarden waterleidingbedrijf en individuele afsluitbaarheid

In deze zaak, die op 15 februari 2022 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde Plegt-Vos West B.V. (hierna: Plegt-Vos) een voorziening tegen Oasen N.V. (hierna: Oasen) in verband met de aansluitvoorwaarden voor drinkwater bij het appartementencomplex Verde Vista. Plegt-Vos, als bouwkundig aannemer, was betrokken bij de realisatie van het project en had overleg gevoerd met Oasen over de eisen voor de aansluiting van nieuwe woningen. Oasen hanteert sinds 2008 de eis dat watermeters individueel afsluitbaar moeten zijn en toegankelijk vanaf de openbare zijde, wat Plegt-Vos als onredelijk en discriminerend beschouwde. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2022 werd duidelijk dat Plegt-Vos de drinkwaterinstallatie conform haar installatietekening wilde vormgeven, maar dat de eisen van Oasen dit bemoeilijkten. Plegt-Vos vorderde onder andere dat Oasen de aansluiteisen zou laten vallen en een schadevergoeding van € 50.000,- zou betalen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende grond was om Oasen te gebieden om een uitzondering te maken op de aansluitvoorwaarden, omdat niet evident was dat deze eisen onredelijk waren. De vorderingen van Plegt-Vos werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/623275/ KG ZA 22-1
Vonnis in kort geding van 15 februari 2022
in de zaak van
PLEGT-VOS WEST B.V.te Vleuten,
eiseres,
advocaat mr. M. Huizingh te Enschede,
tegen:
OASEN N.V.te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. de Best te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Plegt-Vos’ en ‘Oasen’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van met producties en aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de pleitnota’s van Plegt-Vos en Oasen.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 1 februari 2022. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Plegt-Vos is als bouwkundig aannemer betrokken bij de realisatie van het project Verde Vista, een appartementencomplex met 400 woningen, verdeeld over tien blokken van maximaal zeven verdiepingen, aan de Stadhouderslaan te Zoeterwoude. Het project verkeert in de voorbereidingsfase.
2.2.
Oasen is het drinkwaterbedrijf dat drinkwater levert in het distributiegebied van de te bouwen woningen.
2.3.
Voor de aansluiting van nieuwe woningen hanteert Oasen sinds 2008 onder meer de volgende aansluitvoorwaarde:

2.1.2 Het bedrijf realiseert de aansluiting van elke nieuwe roerende of onroerende zaak,
gedeelte of samenstel daarvan door middel van een individuele watermeter die individueel afsluitbaar is en toegankelijk vanaf de openbare zijde.
2.4.
Daarnaast hanteert Oasen de richtlijn WM04 Richtlijnen voor watermeteropstellingen in centrale meterruimte(n) voor woongebouwen. Deze richtlijn voorziet onder meer in de aanwezigheid van centrale meterruimte(s) met daarin per woning een watermeter en een afsluiter. Artikel 4.7 van deze richtlijn luidt als volgt:

4.7 Toegankelijkheid watermeters
• Oasen zal altijd zonder tussenkomst van derden onderhoud en reparaties moeten kunnen
uitvoeren.
• Bij een centrale meteropstelling in bijvoorbeeld een appartementencomplex betekent dit,
dat afsluiten alleen kan plaatsvinden in de centrale meterruimte. Indien de meterruimte zich achter een gesloten centrale toegangsdeur bevindt, schrijft Oasen voor dat er een
sleutelbuisje (zichtbaar) in de buitengevel wordt aangebracht.
• In het sleutelbuisje bevinden zich doorgaans twee sleutels. Een sleutel van de centrale
toegangsdeur en een sleutel van de centrale meterruimtedeur.
• Het sleutelbuisje wordt geleverd door Oasen.
2.5.
Op 22 februari 2021 is met betrekking tot Villa Verde een zogenoemd nutsoverleg gevoerd. Hierbij zijn de aansluiteisen van Oasen ter sprake gekomen. Hierbij is vanuit Oasen gesproken over een centrale watermeteropstelling, voorzien in de stallinggarage onder de woningen.
2.6.
Vanaf mei 2021 heeft Plegt-Vos overleg gevoerd met Oasen over de aansluiteisen. Tijdens dit overleg is gesproken over de mogelijkheid om –in afwijking van het bepaalde in richtlijn WM04 – iedere woning te voorzien van een individuele watermeter en afsluiter in de gevel. Verder heeft Plegt-Vos aangeboden een fonds in het leven te roepen voor de dekking van eventuele extra aan- en afsluitkosten.
2.7.
Bij (advocaat)brief van 15 november 2021 heeft Plegt-Vos aan Oasen meegedeeld dat de watermeters op de gebruikelijke wijze – in de meterkasten van de woningen – worden geplaatst en haar verzocht te bevestigen dat zij binnen de daarvoor geldende termijnen zal zorgen voor aansluiting op het drinkwaternet.
2.8.
Tijdens het vervolgens gevoerde overleg heeft Oasen de eis dat de watermeters toegankelijk dienen te zijn vanaf de openbare zijde laten vallen. Oasen heeft de eis dat de waterleiding individueel vanaf de openbare zijde afsluitbaar moet zijn gehandhaafd.

3.Het geschil

3.1.
Plegt-Vos vordert, zakelijk weergegeven:
I. Oasen te gebieden om de aansluiteisen ten aanzien van de locatie van de watermeters en de individuele afsluitbaarheid van de watertoevoer van de woningen in het appartementencomplex Verde Vista te laten vallen en zorg te dragen voor tijdige aansluiting van de appartementen op het drinkwaterleidingnetwerk, zulks op straffe van een dwangsom, met bepaling dat als tijdige aansluiting heeft te gelden voor blok 1: uiterlijk 18 februari 2024, voor blok 2: uiterlijk 2 maart 2024 en voor blok 3: uiterlijk 24 augustus 2024;
II. Oasen te veroordelen aan Plegt-Vos te betalen € 50.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente, als voorschot op een schadevergoeding;
een en ander met veroordeling van Oasen in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt Plegt-Vos het volgende ten grondslag.
Plegt-Vos wenst de drinkwaterinstallatie in het appartementencomplex conform de door haar als productie 6 overgelegde installatietekening vorm te geven met watermeters en afsluiters in de meterkast van de woningen. Door de aansluiteisen van Oasen, die afwijken van de aansluiteisen van alle andere drinkwaterbedrijven in Nederland, is dit niet mogelijk. Voldoening aan de aansluiteisen van Oasen brengt hoge kosten met zich, onder meer voor het leggen van extra leidingen. In de laatst besproken variant waarbij de watermeters in de meterkast worden geplaatst en de afsluiters in de gevel, bedragen de meerkosten nog altijd € 378.213,67. Daarnaast leiden de aansluiteisen tot onnodig gebruik van grondstoffen en verslechteren ze de energieprestatie en de brandveiligheid van het gebouw. Het belang van Oasen bij het voorkomen van afsluitkosten staat in geen verhouding tot de aan die eisen verbonden meerkosten en de andere nadelen. De aansluiteisen van Oasen zijn onredelijk en discriminerend en daarmee in strijd met artikel 8 Drinkwaterwet.
Oasen handelt onrechtmatig door te blijven vasthouden aan haar aansluiteisen. Plegt-Vos heeft daarom recht op en belang bij een voorziening op grond waarvan Oasen wordt verplicht de woningen volgens de planning van Plegt-Vos aan te sluiten op het drinkwaternet.
Daarnaast maakt Plegt-Vos aanspraak op € 50.000,- als voorschot op de door haar geleden schade in verband met de herhaaldelijk aanpaste tekeningen en berekeningen en het gevoerde overleg. Plegt-Vos heeft een groot belang om duidelijkheid te verkrijgen over de rechtmatigheid van de aansluiteisen. Zij heeft daarom een spoedeisend belang bij de toewijzing van haar vorderingen.
3.3.
Oasen concludeert tot afwijzing van het gevorderde en voert daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen staat thans nog ter discussie of Oasen mag eisen dat de drinkwateraansluitingen van de 400 woningen van Villa Verde een individuele afsluitmogelijkheid aan de openbare zijde moeten hebben. De locatie van de watermeter is geen punt van geschil meer, zodat dat punt onbesproken kan blijven. In dit kort geding wordt uitgegaan van de aansluiteisen zoals die op dit moment concreet door Oasen worden gesteld, waarbij de watermeters zich bevinden in de (meterkasten van de) woningen en de individuele afsluiters in de gevel.
4.2.
Aangezien Plegt-Vos heeft gesteld dat zij in verband met de tijdige oplevering van de woningen en de voorbereidingen daarvoor duidelijkheid wenst over de rechtmatigheid van de aansluiteisen van Oasen, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. Het feit dat partijen tot eind 2021 hebben gesproken over (alternatieve) aansluiteisen doet daar niet aan af, te meer daar in geschil is of daarover toen volledige overeenstemming is bereikt. Dat overleg betekent derhalve niet dat de (on)redelijkheid van de aansluiteisen niet meer ter discussie kan worden gesteld.
4.3.
Een vonnis in kort geding bevat slechts voorlopige oordelen, waaraan partijen noch in een bodemprocedure noch in een later kort geding gebonden zijn. De door Plegt-Vos gevorderde voorziening heeft een verstrekkend karakter. Indien de vordering tot aansluiting op de door haar bepleite wijze wordt toegewezen, maar in een later stadium zou komen vast te staan dat de aansluiteisen van Oasen niet onrechtmatig waren, dan kan Plegt-Vos niet meer voldoen aan de aansluiteisen van Oasen. De bouw is dan immers al voltooid, of vergevorderd. Daar staat tegenover dat indien Plegt-Vos nu voldoet aan de eisen van Oasen en later komt vast te staan dat die eisen wél onrechtmatig waren, Plegt-Vos (of haar rechtsopvolger) in dat geval nog wel aanspraak zal kunnen maken op vergoeding van de door haar geleden financiële schade. Een en ander betekent dat de vordering tot aansluiting op de door Plegt-Vos bepleite wijze slechts toewijsbaar is, indien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat deze vordering ook in een eventuele bodemprocedure toewijsbaar is. Dit betekent dat het evident moet zijn dat Oasen in redelijkheid niet kon komen tot het handhaven van de door haar gehanteerde aansluiteisen.
4.4.
Bij de inhoudelijke beoordeling staat voorop dat Oasen een zekere mate van vrijheid heeft om voorwaarden te stellen aan de levering van drinkwater. Ongeacht of artikel 8 lid 3 van de Drinkwaterwet rechtstreeks van toepassing is, mogen deze voorwaarden niet onredelijk, discriminerend of anderszins onrechtmatig zijn. Bij de beoordeling van de aansluiteisen moet verder in aanmerking worden genomen dat Oasen binnen haar distributiegebied de enige aanbieder is en er dus voor Plegt-Vos niets te kiezen valt. Dit maakt te meer dat de door Oasen gestelde eisen redelijk moeten zijn.
4.5.
Oasen heeft aangevoerd dat Plegt-Vos geen beroep kan doen op de volgens haar geschonden norm, omdat de Drinkwaterwet is gericht op de volksgezondheid en op de belangen van consumenten en niet op die van aannemers. Dit verweer slaagt naar voorlopig oordeel niet. Tussen partijen staat immers niet ter discussie dat de aansluiteisen gevolgen hebben voor het ontwerp en de bouw van de woningen en de daaraan verbonden (hogere) kosten. Dit betekent dat het hanteren van onredelijke aansluiteisen kan leiden tot het oordeel dat een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm is geschonden die bescherming biedt tegen de schade van bouwkundig aannemers als Plegt-Vos.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat grondgebonden woningen feitelijk altijd individueel afsluitbaar zijn. Evenmin is in geschil dat er in Nederland veel appartementencomplexen zijn waarbij de appartementen niet individueel afsluitbaar zijn op de door Oasen gewenste wijze. Plegt-Vos heeft gesteld dat Oasen het enige drinkwaterbedrijf in Nederland is dat de eis van individuele afsluitbaarheid voor nieuwe woningen hanteert. Oasen heeft dit bij gebrek aan wetenschap betwist, maar desgevraagd heeft zij geen ander drinkwaterbedrijf kunnen noemen dat deze eis ook hanteert. Deze eis komt ook niet terug in de door Plegt-Vos overgelegde aansluiteisen van de andere drinkwaterbedrijven. Voorshands is daarom aannemelijk dat Oasen als enige of in ieder geval als een van de weinige drinkwaterbedrijven deze eis hanteert. Het feit dat deze eis niet landelijk wordt gehanteerd doet vermoeden dat deze eis niet noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de taken en verplichtingen van een drinkwaterbedrijf.
4.7.
Oasen heeft gesteld dat zij de eis van individuele afsluitbaarheid redelijk acht, ook als zou blijken dat zij deze eis als enige hanteert. Ter toelichting heeft zij gesteld dat deze eis nuttig is voor het verkrijgen van individueel klantcontact en dat zij daarmee de mogelijkheid heeft tot snelle individuele afsluiting in het geval van lekkages, verontreiniging of schrijnende financiële wanorde bij de klant, zonder tussenkomst van derden en zonder dat de kosten hoofdelijk worden omgeslagen over alle klanten van Oasen. Oasen acht contact met een VVE of verhuurder niet wenselijk en verkiest individueel klantcontact. Oasen heeft er daarnaast op gewezen dat de woningen mogelijk tachtig tot honderd jaar meegaan, zodat het door Plegt-Vos voorgestelde fonds ontoereikend is en dat dat bovendien geen recht doet aan haar wens om steeds individueel klantcontact te hebben.
4.8.
Hoewel de wensen van Oasen vanuit haar perspectief begrijpelijk zijn, heeft zij niet kunnen onderbouwen hoe vaak zij gebruik maakt van de mogelijkheid tot afsluiting en/of dat het gebruik van individuele afsluiters afsluiting juist voorkomt. Zo is niet gesteld of gebleken dat individuele afsluiting noodzakelijk is geweest in verband met verontreiniging of lekkage. Oasen heeft ook geen inzicht gegeven in het aantal afsluitingen dat zij per jaar doet. Onduidelijk is voorts of Oasen bij het hanteren van deze eis voldoende rekening houdt met de belangen van derden. Voorts heeft Oasen weliswaar gesteld dat haar aansluitvoorwaarden in samenwerking met de Vereniging van waterbedrijven in Nederland, de Consumentenbond en de Sociaal Economische Raad tot stand zijn gekomen, maar zij heeft niet onderbouwd dat de specifieke eis van de individuele afsluitbaarheid door deze partijen wordt ondersteund. Het is al bij al dan ook de vraag of Oasen de aansluiteis in redelijkheid kan stellen en of deze eis in een eventuele bodemprocedure standhoudt.
4.9.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de (aangepaste) aansluiteisen voor de woningen extra kosten meebrengen. Oasen heeft weliswaar de hoogte van die extra kosten betwist, maar het is aannemelijk dat de bouwkosten hoger zijn, omdat in iedere woning nu eenmaal de leiding vanuit de meterkast (waar de standleiding zich bevindt) moet worden omgeleid naar een in de gevel aan te brengen afsluiter. Deze kosten worden naar alle waarschijnlijkheid (deels) verlegd naar de (eerste) bewoners van de woningen. Verder heeft Plegt-Vos gesteld dat het niet louter een financieel belang betreft, maar dat de plaatsing van de afsluiters ook gevolgen heeft voor de energieprestatie en de brandveiligheid van de constructie. Hoewel op voorhand niet onaannemelijk is dat de eisen van Oasen, (die extra leidingen en extra openingen in de gevel betekenen), nadelige gevolgen kunnen hebben voor de constructie, kan daarvan zonder nadere onderbouwing – die in dit kort geding niet is gegeven – niet van worden uitgegaan.
4.10.
Hoewel de eis van individuele afsluitbaarheid dus veel vragen oproept, bestaat er in dit kort geding onvoldoende grond om Oasen te gebieden hierop ten behoeve van Plegt-Vos reeds nu definitief een uitzondering te maken. Om te beoordelen of de aansluiteisen van Oasen daadwerkelijk onrechtmatig zijn, is allereerst meer informatie nodig over de bouwkundige nadelen en de extra kosten enerzijds en de voordelen van de individuele afsluitbaarheid anderzijds. Daarnaast kan informatie over de aansluiting van andere appartementencomplexen in het distributiegebied van Oasen van belang zijn en de visie van andere bij waterleverantie betrokken partijen, zoals de Consumentenbond. Bij deze stand van zaken is niet nu al evident dat de eis van Oasen onredelijk is. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.3, moet de vordering met betrekking tot de aansluiting op het leidingnet daarom in dit kort geding worden afgewezen.
4.11.
Bij deze stand van zaken moet ook de door Plegt-Vos gevorderde schadevergoeding worden afgewezen. Nog daargelaten de strenge eisen voor een geldvordering in kort geding, is – in ieder geval op dit moment – niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de bodemrechter zal oordelen dat Oasen onrechtmatig jegens Plegt-Vos heeft gehandeld.
4.12.
Het oordeel in dit kort geding neemt niet weg dat in een latere procedure mogelijk alsnog zal worden geoordeeld dat de eisen van Oasen onrechtmatig zijn jegens Plegt-Vos. De voorzieningenrechter geeft partijen daarom in overweging om nogmaals met elkaar in overleg te treden om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zijn dan een nieuwe procedure.
4.13.
De slotsom is dat de vorderingen van Plegt-Vos worden afgewezen. Zij wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van dit geding, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Plegt-Vos om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de kosten van dit geding aan Oasen te betalen, tot op heden aan de zijde van Oasen begroot op € 3.853,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 2.837,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat Oasen bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.
WJ