Overwegingen
1. Eisers hebben de Syrische nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] 1970 respectievelijk [geboortedatum 2] 2004.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eisers schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregelen van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eisers voeren aan dat maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig is geweest, omdat verweerder voor de inbewaringstelling geen terugkeerbesluit heeft genomen. In het geval van eisers was het voor verweerder mogelijk om een terugkeerbesluit op te leggen, omdat eisers hebben aangegeven dat zij vrijwillig terug willen keren naar Syrië. Met het opleggen van een terugkeerbesluit wordt het beginsel van non-refoulement dus niet geschonden.
4. Verweerder stelt zich hierover – samengevat – op het standpunt dat eisers rechtmatig in bewaring zijn gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw. Eisers genieten internationale bescherming in Bulgarije en daarom kan verweerder eisers niet gedwongen terugsturen naar Syrië en dus ook geen terugkeerbesluit opleggen.
5. De rechtbank oordeelt dat eisers terecht in bewaring zijn gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw en licht dit als volgt toe.
6. Uit het arrest M e.a. volgt dat verweerder een illegaal in Nederland verblijvende derdelander krachtens nationale wetgeving met het oog op vertrek in bewaring kan stellen als aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:
De illegaal in Nederland verblijvende derdelander geniet internationale bescherming in een andere lidstaat en,
de derdelander weigert om naar die lidstaat te vertrekken en,
het is juridisch onmogelijk voor verweerder om een terugkeerbesluit te nemen.
7. In de uitspraak van 12 januari 2022 heeft de ABRvS bevestigd dat een illegaal in Nederland verblijvende derdelander met een geldige asielvergunning in een andere lidstaat door verweerder in bewaring kan worden gesteld om er zeker van te zijn dat de derdelander daadwerkelijk naar die lidstaat vertrekt. Verder heeft de ABRvS in deze uitspraak bevestigd
4 Op grond van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
dat artikel 59, tweede lid, van de Vw kan gelden als (nationaalrechtelijke) grondslag voor een dergelijke inbewaringstelling. Als aan de drie voorwaarden genoemd in 6 is voldaan en verweerder besluit om een derdelander in bewaring te stellen, valt dit besluit niet onder de werkingssfeer van de Terugkeerrichtlijn.5
8. In de zaak van eisers zijn partijen het er over eens dat aan de eerste twee voorwaarden is voldaan. Eisers genieten sinds 5 juli 2019 internationale bescherming in Bulgarije, maar willen niet terug naar dat land. In geschil is of in het geval van eisers is voldaan aan de derde voorwaarde nu eisers hebben gesteld dat zij vrijwillig terug willen keren naar Syrië.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat voldaan is aan de derde voorwaarde en dat voor verweerder het juridisch onmogelijk was om een terugkeerbesluit te nemen. Eisers genieten namelijk internationale bescherming in Bulgarije. Daarmee is erkend dat eisers bij terugkeer naar hun land van herkomst, Syrië, een reëel risico lopen op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.6 Als verweerder aan eisers toch een terugkeerbesluit zou opleggen, maakt hij daarmee een inbreuk op het beginsel van non-refoulement. Dat eisers stellen dat zij terug willen naar Syrië, betekent niet dat verweerder een uitzondering kan maken op het beginsel van non- refoulement en alsnog een terugkeerbesluit kan opleggen. Bovendien heeft verweerder terecht vraagtekens bij hoe serieus de wens van eisers is om terug te gaan naar Syrië. Eisers hebben namelijk tot aan de inbewaringstelling nooit concrete stappen ondernomen om hun vertrek naar Syrië te regelen, terwijl zij op 27 juli 2019 hun eerste aanzegging hebben gekregen om zich naar Bulgarije te begeven. In het tweede vertrekgesprek op 6 augustus 2019 geven eisers weliswaar aan dat zij beter naar Syrië kunnen terugkeren dan naar Bulgarije. Maar als verweerder dan doorvraagt, antwoorden eisers dat het kiezen is uit twee kwaden, dat zij in Syrië waarschijnlijk in de gevangenis terecht komen en dat het hun dood wordt. Tijdens de inbewaringstelling geven eisers in een vertrekgesprek nogmaals aan dat zij naar Syrië willen. Zoals verweerder evenwel terecht stelt, kunnen Dienst Terugkeer & Vertrek en de International Organization for Migration eisers niet helpen met terugkeer naar Syrië vanwege het beginsel van non-refoulement.
10. Eisers betwisten één van de lichte gronden die aan de maatregelen ten grondslag liggen. Deze beroepsgrond slaagt niet, aangezien een maatregel van bewaring ex artikel 59, tweede lid, van de Vw niet van gronden hoeft te worden voorzien.
11. Tot slot voeren eisers aan dat een lichter middel dan bewaring kon worden toegepast. Eisers hebben namelijk aangegeven dat zij mee willen werken aan het vertrek uit Nederland. Zij willen alleen niet naar Bulgarije. De inbewaringstelling is in strijd met de eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid.7
5 Richtlijn 2008/115/ EG.
6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7 Zie paragraaf 77 van het arrest van het EHRM van 22 oktober 2018, S. V. en A. t. Denemarken, ECLI:CE:ECHR:2018:1022JUD003555312
12. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de maatregel van bewaring voldoende heeft gemotiveerd waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan. Daarbij is van belang dat eisers op 27 juli 2019 een bevel onmiddellijk terug te keren naar Bulgarije opgelegd hebben gekregen, waaraan zij geen gevolg hebben gegeven. Verder hebben eisers in verschillende vertrekgesprekken die met hen zijn gevoerd aangegeven dat zij niet terug gaan keren naar Bulgarije. In vrijheid met eisers spreken over alternatieven mogelijkheden voor vertrek uit Nederland heeft verweerder dan ook niet als een reële optie hoeven te beschouwen. Door eisers zijn verder geen persoonlijke individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat in hun geval geen maatregel van bewaring opgelegd had mogen worden.
13. De beroepen zijn ongegrond. Daarom worden ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.