ECLI:NL:RBDHA:2022:10569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
AWB/1795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding deskundigenrapport in asielprocedure; beoordeling noodzakelijkheid kosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 februari 2022, is de zaak behandeld tussen eiseres, een Ugandese asielzoekster, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten verbonden aan een deskundigenrapport, dat zij wilde inbrengen in haar asielprocedure. Het COA had deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten geen noodzakelijke kosten waren in de zin van de Regeling verstrekkingen Asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het COA in eerdere uitspraken niet voldoende had ingegaan op de motiveringsgebreken en dat eiseres recht had op een nieuw besluit. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door het COA. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was, maar dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen gegrond was. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres recht had op dwangsommen en een vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het aan eiseres zelf is om haar asielrelaas aannemelijk te maken en dat het niet aan het COA is om een deskundigenonderzoek te financieren. De rechtbank concludeerde dat de kosten voor het deskundigenrapport niet als noodzakelijk konden worden aangemerkt, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het rapport essentieel was voor de beoordeling van haar asielaanvraag. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de proceskosten op € 759,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [1990] , van Ugandese nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder

(gemachtigde: mr. I.A. van der Valk - in 't Veen).

Procesverloop

In het besluit van 4 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot vergoeding van kosten die zijn verbonden aan het uitbrengen van een deskundigenrapport afgewezen. Eiseres heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 11 november 2020 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam
(AWB 20/6217), het beroep ongegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Eiseres heeft op 26 februari 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag.
Bij besluit van 2 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft bij brief van 18 mei 2021 uitgelegd dat zij het niet eens is met het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Griffierecht
Eiseres heeft een verzoek gedaan om vrijstelling van de verplichting voor het betalen van griffierecht. De rechtbank ziet, mede op basis van de verstrekte gegevens, aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
Inleiding
Eiseres heeft in het kader van haar asielprocedure op 16 juli 2020 een aanvraag ingediend voor de vergoeding van de kosten die zijn verbonden aan het uitbrengen van een deskundigenrapport door [adviesbureau] inhoudende een culturele analyse. De kosten voor een dergelijk deskundigenrapport bedragen € 760,- exclusief BTW.
3. Het verzoek van eiseres om asiel is afgewezen. Verweerder heeft haar asielrelaas niet geloofwaardig bevonden. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft bij uitspraak van 24 december 2020 [1] het beroep van eiseres tegen de asielbeschikking vanwege een motiveringsgebrek gegrond verklaard en bepaald dat verweerder opnieuw moet beslissen. Eiseres wil het deskundigenrapport in de asielprocedure inbrengen omdat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar asielrelaas onvoldoende rekening heeft gehouden met haar culturele context.
4. Verweerder heeft de aanvraag voor de vergoeding van de kosten afgewezen omdat deze kosten volgens verweerder geen noodzakelijke kosten zijn in de zin van artikel 17, tweede lid, van de Regeling verstrekkingen Asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005
(Rva 2005). Eiseres heeft ook hiertegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 11 november 2020 van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam [2] heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard omdat verweerder onvoldoende is ingegaan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 6 februari 2020 [3] ; verweerder opgedragen binnen twee weken een nieuw besluit te nemen.
Beroep niet-tijdig
5. Eiseres heeft op 30 december 2020 een ingebrekestelling gestuurd aan verweerder omdat hij niet tijdig een nieuw besluit heeft genomen. Na de ingebrekestelling heeft verweerder ook geen nieuw besluit genomen. Eiseres heeft vervolgens op 26 februari 2021 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen van verweerder. Op 4 april 2021 heeft verweerder alsnog een nieuw besluit genomen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder de termijn om te beslissen op het nieuwe besluit heeft overschreden. Het beroep niet-tijdig beslissen is dan ook terecht ingesteld. Eiseres maakt aanspraak op dwangsommen wegens het niet-tijdig beslissen. Omdat eiseres belang heeft bij de verbeurde dwangsommen is het beroep niet-tijdig gegrond. Daarnaast heeft eiseres recht op een vergoeding van de proceskosten van dit beroep. De rechtbank zal aan het eind van deze uitspraak toelichten hoe hoog de dwangsom en de vergoeding voor de proceskosten in dit geval moet zijn.
Het bestreden besluit
7. De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onderhavig beroep mede betrekking heeft op dit besluit (het bestreden besluit).
8. Verweerder heeft zich ook in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de kosten van een deskundigenrapport door [adviesbureau] geen noodzakelijke kosten zijn in de zin van artikel17, tweede lid, van de Rva 2005 en heeft de aanvraag opnieuw afgewezen. Volgens verweerder is het niet altijd noodzakelijk om in de asielprocedure een eigen onderzoek in te brengen. Eiseres zal door middel van overtuigende verklaringen haar gestelde geaardheid aannemelijk kunnen maken. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Staatssecretaris) zal bij dit onderzoek rekening houden met de culturele aspecten van eiseres. Ook stelt verweerder dat uit het gegronde beroep over de asielaanvraag [4] van eiseres volgt dat een nader rapport niet noodzakelijk was voor de beoordeling van haar asielaanvraag. Verder stelt verweerder dat onder meer uit de uitspraak van de ABRvS van 6 februari 2020 volgt dat dergelijke kosten niet in alle gevallen als noodzakelijke kosten aangemerkt kunnen worden. Bovendien kunnen kosten verbonden aan een dergelijk deskundigenrapport vergoed worden door de Staatssecretaris via een proceskostenveroordeling. [5] Gronden beroep
9. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de kosten voor het deskundigenrapport niet als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt. Volgens eiseres heeft verweerder het geconstateerde motiveringsgebrek door de rechtbank bij het eerste besluit van 4 augustus 2020 niet hersteld. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 6 februari 2020. [6] Uit die uitspraak volgt namelijk dat het van belang is dat de vreemdeling in een zo vroeg mogelijk stadium individuele omstandigheden naar voren brengt. Eiseres meent dat het uitbrengen van een dergelijk rapport dan ook noodzakelijk is om aan te tonen dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met haar culturele context.
Wettelijk kader
10. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Rva 2005 kan een asielzoeker vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten.
11. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 zijn buitengewone kosten, noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald.
12. Op grond van artikel 17, derde lid, van de Rva 2005 worden buitengewone kosten slechts betaald voor zover vooraf door het COA aan de asielzoeker toestemming is verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.
13. Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Rva 2005 wordt de toestemming, bedoeld in het derde lid, uitsluitend verleend indien en voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.
14. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS [7] komt verweerder bij de toepassing van artikel 17, eerste lid en tweede lid, van de Rva 2005 beoordelingsruimte toe. Bij de beoordeling of kosten noodzakelijk zijn staat het verweerder vrij, gezien de beperkte financiële middelen, rekening te houden met de aard en omvang van de kosten. De rechtbank dient deze beoordeling van verweerder terughoudend te toetsen. Verder moet de rechtbank toetsen of het besluit voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Oordeel van de rechtbank
15.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kosten voor het deskundigenrapport niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft terecht gesteld dat het in de eerste plaats aan eiseres zelf is om met haar verklaringen haar gestelde asielrelaas aannemelijk te maken. Het is vervolgens aan de Staatssecretaris om dit te beoordelen. Deze beoordeling kan in de asielprocedure door de rechter worden getoetst. Indien de Staatssecretaris geen deskundigenonderzoek laat verrichten, is het in beginsel niet aan verweerder om vervolgens een eigen onderzoek door de vreemdeling te financieren.
15.2.
De rechtbank volgt verder het standpunt van verweerder dat uit de uitspraak van de ABRvS van 6 februari 2020 niet blijkt dat een deskundigrapport altijd noodzakelijk is. Uit deze uitspraak volgt slechts dat het aan eiseres is om haar individuele omstandigheden naar voren te brengen. Eiseres is immers zelf het beste op de hoogte van haar cultuur en de manier waarop, gezien de culturele context, de Staatssecretaris haar verklaringen moet begrijpen.
15.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat een deskundigenrapport noodzakelijk is. De rechtbank hecht in dit kader waarde aan het feit dat in het gegronde beroep van de asielprocedure van eiseres van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 24 december 2020 (zie rechtsoverweging 3), is geoordeeld dat, indien een deskundigenrapport tijdig beschikbaar is, de Staatssecretaris moet motiveren welke gevolgen hij verbindt aan de conclusies van een dergelijk deskundigenrapport. Ook als het rapport niet binnen een redelijke termijn beschikbaar is, zal de Staatssecretaris in dat geval de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres moeten beoordelen. Een deskundigenrapport wordt, naar de rechtbank begrijpt, derhalve niet als noodzakelijk beschouwd in de asielprocedure. De rechtbank is verder van oordeel dat uit het door eiseres overgelegde e-mailbericht van haar aanvraag voor een deskundigenrapport aan een medewerker ( [A] ) van [adviesbureau] slechts volgt dat [A] culturele aanknopingspunten ziet in de asielzaak. Uit deze e-mail blijkt niet wat die aanknopingspunten zijn en of die aanknopingspunten in de weg staan aan een goede beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas en dat daarom een rapport van [adviesbureau] noodzakelijk is om het asielrelaas van eiseres te kunnen beoordelen. Eiseres heeft tot slot haar stelling dat haar uitlatingen in het kader van haar asielrelaas verkeerd zijn begrepen, niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit ongegrond is. Zoals overwogen in rechtsoverweging 5. is het beroep niet-tijdig gegrond en heeft eiseres recht op dwangsommen voor het niet-tijdig beslissen.
17. Eiseres heeft verweerder op 30 december 2020 in gebreke gesteld. Dit betekent dat verweerder, gelet op artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, tot 13 januari 2021 een nieuw besluit kon nemen, zonder een dwangsom te verbeuren. Vanaf deze datum tot het bestreden besluit zijn meer dan 42 dagen verstreken zoals bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de Awb.
De door verweerder verschuldigde dwangsom bedraagt daarom het maximale bedrag van
€ 1.442,-.
18. Omdat de rechtbank het beroep niet-tijdig gegrond verklaart, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-), met een wegingsfactor 0.5.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen gegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.NL20.13665.
4.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 december 2020, zaaknummer NL21.13665.
5.Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state (ABRvS) van 6 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:341.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 28 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2169 en van 19 maart 2010, ECLI:NL:RVS:BL9320.