ECLI:NL:RBDHA:2022:104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herwaardering van functie junior wapensysteemmanager bij Defensie en de motivering van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair werkzaam bij de Koninklijke Marine, en de Commandant Zeestrijdkrachten. Eiser had verzocht om herwaardering van zijn functie als junior wapensysteemmanager, die hij sinds 1 juli 2016 bekleedde. Het primaire besluit van 25 juni 2020, waarin zijn aanvraag voor herwaardering werd afgewezen, werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 18 december 2020. Eiser stelde dat de heroverwegingscommissie onvoldoende inhoudelijke overwegingen had gegeven voor de afwijzing van zijn verzoek en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.

De rechtbank oordeelde dat de motivering van verweerder ontoereikend was. De heroverwegingscommissie had geen schriftelijk advies uitgebracht en de inhoudelijke overwegingen ontbraken in het dossier. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van een toereikende motivering en dat eiser procesbelang had, ondanks dat hij inmiddels in een andere functie werkzaam was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen 12 weken een nieuw, gemotiveerd besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.496,- en het griffierecht van €178,- diende te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Degelink),
en

de Commandant Zeestrijdkrachten, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J.M.R. van den Ende).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor herwaardering van zijn functie afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021 middels een videoverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn tevens verschenen [A] en [B] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
Eiser is als militair werkzaam bij de Koninklijke Marine en sinds 1 juli 2016 aangesteld in de functie van ‘junior wapensysteemmanager’ (schaal 10).
1.2
In het kader van een reorganisatie is aan eiser op 17 december 2018 het voornemen bekendgemaakt hem per 1 oktober 2019 in de nieuwe organisatie te plaatsen op de functie junior wapensysteemmanager. Eiser heeft verzocht om heroverweging van dit voornemen. De voorzitter van de heroverwegingscommissie heeft eiser bij brief van 11 juni 2019 medegedeeld dat zijn huidige functie zal worden gehandhaafd.
1.3
Bij besluit van 14 juni 2019 is eiser in de nieuwe organisatie geplaatst op de functie junior wapensysteemmanager. Eiser heeft tegen dat besluit op 28 juni 2019 bezwaar gemaakt. Omdat eiser inmiddels vanaf 1 augustus 2019 werkzaam was in een andere functie heeft verweerder bij besluit van 10 februari 2020 eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang. Tegen dat besluit is geen beroep ingesteld.
1.4
Op 27 juni 2019 heeft eiser verzocht zijn functie opnieuw te beschrijven en met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 op het niveau van ‘wapensysteemmanager’ (schaal 11) te waarderen.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft verweerder het verzoek van eiser van 27 juni 2019 afgewezen. Hiertoe heeft verweerder verwezen naar de beoordeling van de functie van eiser door de heroverwegingscommissie in het kader van de besluitvorming over de plaatsing in de reorganisatie. De heroverwegingscommissie heeft volgens verweerder zorgvuldig onderzocht of eiser op grond van zijn toenmalige bedenkingen per 1 oktober 2019 moest worden geplaatst in de functie wapensysteemmanager en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Gezien het onderzoek door de heroverwegingscommissie is er geen reden om een nieuw onderzoek naar de beschrijving en waardering van de functie van eiser te laten verrichten. De heroverwegingscommissie had de werkzaamheden reeds getoetst aan de opvolgende functie van “wapensysteemmanager” (schaal 11).
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat zijn functie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 moet worden gewaardeerd op het niveau van wapensysteemmanager. Sinds deze datum is hij naast de instandhouding ook verantwoordelijk voor de normstelling en de materiële zeewaardigheid. Alle wapensysteem managementfuncties die de normstelling bevatten zijn volgens eiser met schaal 11 gewaardeerd.
Eiser stelt dat zijn functie vergelijkbaar was met die van zijn collega, de heer [C] (hierna: [C] .), het enige verschil is dat eiser de bovenwatersystemen deed en [C] . de onderwatersystemen. Omdat de functie van [C] . een schaal 11 functie is, dient ook de functie van eiser op schaal 11 gewaardeerd te worden.
Eiser geeft aan dat hij niet door de heroverwegingscommissie is gehoord, maar dat hij onaangekondigd tijdens zijn vakantie is gebeld door de afdeling personeelszaken, waarbij niet is aangegeven dat de reden van het telefonisch contact de zienswijze van eiser betrof. Hij heeft ook geen schriftelijk verslag ontvangen.
Eiser verzoekt schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt allereerst of eiser (nog) procesbelang heeft, nu hij vanaf 1 augustus 2019 werkzaam is in een andere functie die is gewaardeerd op schaal 12. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Het bestreden besluit ziet immers op het verzoek van eiser om zijn oude functie opnieuw te beschrijven en hoger te waarderen vanaf 1 januari 2017. Hoewel partijen over de precieze gevolgen van mening verschillen, staat genoegzaam vast dat een eventuele hogere waardering met terugwerkende kracht gevolgen kan hebben voor het salaris van eiser in zijn oude en de nieuwe functie.
4. De rechtbank constateert verder dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen onder verwijzing naar het advies van de heroverwegingscommissie dat heeft geleid tot het plaatsingsbesluit van 14 juni 2019. Gevraagd naar de relatie tussen het plaatsingsbesluit en het bestreden besluit heeft verweerder ter zitting, kort samengevat, verklaard dat hij het verzoek van eiser van 27 juni 2019 niet heeft aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het plaatsingsbesluit. Verweerder heeft slechts de aan dat besluit ten grondslag liggende inhoudelijke overwegingen om eiser niet te plaatsen in de functie van wapensysteemmanager (schaal 11) ook ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. Nu verweerder het verzoek van eiser aldus niet heeft aangemerkt als een herhaalde aanvraag, zal de rechtbank beoordelen of de geboden motivering toereikend is om het verzoek van eiser inhoudelijk af te wijzen.
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste rechtspraak van de hoogste ambtenarenrechter de rechterlijke toetsing bij functiewaardering terughoudend is. De rechter moet beoordelen of de waardering op onvoldoende gronden berust. Dit betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering wordt overgegaan als deze als onhoudbaar wordt aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is. [1]
6. De rechtbank is van oordeel dat de weigering om de werkzaamheden van eiser vanaf 1 januari 2017 opnieuw te beschrijven en te waarderen op het niveau van de functie wapensysteemmanager (schaal 11) op een ontoereikende motivering berust en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Verweerder heeft het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar het advies van de heroverwegingscommissie. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat dit advies niet op schrift is gesteld. Wel is de brief van de voorzitter van de heroverwegingscommissie van 11 juni 2019 voorhanden, waarin de procedure die de heroverwegingscommissie heeft gevolgd wordt weergegeven en waarin aan eiser wordt medegedeeld dat de plaatsing op zijn huidige functie van junior wapensysteemmanager zal worden gehandhaafd. Echter, de inhoudelijke overwegingen op basis waarvan de heroverwegingscommissie tot deze conclusie komt, ontbreken in deze brief en zijn ook overigens niet terug te vinden in het dossier. Ook ter zitting is niet duidelijk geworden wat de inhoudelijke overwegingen van de heroverwegingscommissie zijn geweest. Daar komt bij dat het onderhavige verzoek niet ziet op de plaatsing in de nieuwe organisatie, maar op het verzoek van eiser om beschrijving en waardering van de voormalige functie. Het is niet duidelijk of, en zo ja, in hoeverre, alle door eiser in onderhavige procedure ingebrachte argumenten en stukken bij de heroverwegingscommissie bekend waren en in het advies waar verweerder zich op beroept zijn betrokken. Het door verweerder op basis van dat advies ingenomen standpunt dat er geen reden is om een nieuw onderzoek te laten verrichten naar de beschrijving en de waardering van de toenmalige functie berust derhalve op een ontoereikende motivering.
7. Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder dient alsnog een toereikend onderzoek te (laten) verrichten naar de beschrijving en de waardering van de toenmalige functie en dient vervolgens met inachtneming daarvan een toereikend gemotiveerd nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
8. Voor een veroordeling tot schadevergoeding op grond van artikel 8:73 Awb ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat eiser geen concrete schade heeft gesteld.
9. Aangezien het beroep gegrond is, zal verweerder worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten stelt de rechtbank vast op €1.496,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van €748,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van €178,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 12 weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.496,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:956.