ECLI:NL:RBDHA:2022:1033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
C/09/613551 / HA ZA 21-542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in auteursrechtelijke geschil tussen PANArt en Ayasa

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, is er een bevoegdheidsincident aan de orde tussen de rechtspersoon PANArt Hangbau A.G. en Ayasa Instruments B.V. PANArt heeft in de hoofdzaak vorderingen ingesteld tegen Ayasa, waarbij zij stelt dat haar muziekinstrument, de HANG klanksculptuur, auteursrechtelijk beschermd is en dat Ayasa inbreuk maakt op deze rechten door haar handpannen te produceren en verkopen. Ayasa heeft in een incident aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat er een gelijktijdige procedure loopt in Zwitserland over dezelfde kwestie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van PANArt, maar heeft zich onbevoegd verklaard voor de vorderingen die betrekking hebben op auteursrechtinbreuk in Duitsland en Nederland, omdat deze vorderingen hetzelfde onderwerp betreffen als de Zwitserse procedure. De rechtbank heeft de hoofdzaak aangehouden totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de Zwitserse procedure, om onnodige parallelle procedures en onverenigbare beslissingen te voorkomen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/613551 / HA ZA 21-542
Vonnis in incident van 9 februari 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
PANART HANGBAU A.G.,
te Bern, Zwitserland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaten mr. S.A. Klos en mr. A. Ringnalda, beiden te Amsterdam,
tegen
AYASA INSTRUMENTS B.V.,
te Almere,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. Rieger-Jansen te Den Haag.
Partijen zullen hierna PANArt en Ayasa genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 mei 2021;
  • de akte overlegging producties EP01 t/m EP16;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties GP01
t/m GP04;
- de incidentele conclusie van antwoord, tevens exceptie van onbevoegdheid in reconventie.
1.2.
Vonnis in het incident is nader bepaald op heden.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
PANArt vordert in de hoofdzaak, zakelijk weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat een door PANArt ontwikkeld muziekinstrument, dat zij de HANG klanksculptuur noemt, in de Europese Unie, althans in Nederland een auteursrechtelijk beschermd werk is;
een verklaring voor recht dat Ayasa door het produceren en verkopen van haar ‘handpannen’ inbreuk maakt op de auteursrechten van PANArt op de HANG klanksculptuur in de Europese Unie, althans in Nederland;
een inbreukverbod in de Europese Unie, althans in Nederland;
(afgifte ter) vernietiging van de productvoorraad van Ayasa;
rekening en verantwoording;
dwangsommen;
schadevergoeding;
een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv [1] .
2.2.
PANArt legt aan deze vorderingen – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – de volgende stellingen ten grondslag.
2.2.1.
PANArt is auteursrechthebbende op (de uiterlijke vorm van) de HANG klanksculptuur, die in 2000 door haar oprichters en eigenaars, [naam 1] en [naam 2], is ontworpen. De vorm van de HANG was ten tijde van zijn creatie geheel nieuw en verrassend en is het resultaat van een langdurig vormgevingsproces waarbij de makers een groot aantal subjectieve, op hun persoonlijke smaak en voorkeur berustende keuzes hebben gemaakt.
2.2.2.
Ayasa produceert en verhandelt in de gehele Europese Unie een ‘handpan’ waarvan de vormgeving een nagenoeg identieke verveelvoudiging is van de HANG, waarvoor PANArt aan Ayasa geen toestemming heeft verleend. Daarmee maakt Ayasa inbreuk op de auteursrechten van PANArt in de gehele Europese Unie en heeft PANArt onder andere recht op (afgifte ter) vernietiging van de inbreukmakende producten.
2.2.3.
Op 2 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland aan PANArt verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag tot afgifte en levering van roerende zaken op grond van artikel 700 Rv jo. artikel 730 Rv en artikel 28 Aw [2] ten laste van Ayasa. Op 28 april 2021 is het beslag onder Ayasa gelegd. Daarbij zijn 148 handpannen en 398 delen daarvan in beslag genomen die zich op dat moment op het adres van Ayasa bevonden. De voorzieningenrechter heeft aan het verlof voor beslag (conform artikel 700 lid 3 Rv) de voorwaarde verbonden dat de eis in de hoofdzaak binnen twee weken moet worden ingesteld. Onderhavige procedure vormt die eis in de hoofdzaak.

3.Het geschil in het door Ayasa opgeworpen incident

3.1.
Ayasa vordert in dit incident, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A.
primair: zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van PANArt jegens Ayasa kennis te nemen, omdat sprake is van litispendentie in de zin van artikel 27 lid 2 Lugano II [3] ;
subsidiair: de zaak op grond van artikel 27 lid 1 Lugano II aanhoudt tot de bevoegdheid van het ‘Obergericht des Kantons Bern’ is komen vast te staan;
bij toewijzing van het onder A gevorderde, voor recht verklaart dat:
primair: het onder Ayasa gelegde beslag op grond van artikel 700 lid 3 Rv van rechtswege is vervallen op 13 mei 2021;
subsidiair: het onder Ayasa gelegde beslag op grond van artikel 704 lid 2 Rv van rechtswege komt te vervallen met het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis,
met veroordeling van PANArt in de volledige proceskosten van dit incident.
3.2.
Ayasa legt hieraan het volgende ten grondslag.
3.2.1.
De rechtbank Den Haag moet zich op grond van artikel 27 lid 2 Lugano II onbevoegd verklaren, omdat sprake is van een situatie waarin voor gerechten van verschillende verdragsstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten.
3.2.2.
Op 27 oktober 2020 – dus ruim een half jaar voor de aanvang van onderhavige hoofdzaak – heeft Ayasa (tezamen met 24 andere verkopers en producenten van ‘handpan’ instrumenten) PANArt, [naam 1] en [naam 2] gedagvaard bij het ‘Obergericht des Kantons Bern’ in Zwitserland. Ayasa heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de vormgeving van de HANG klanksculptuur geen auteursrechtelijk beschermd werk is in Zwitserland, Duitsland en Nederland en dat Ayasa c.s. geen inbreuk maakt op de eventuele auteursrechten van PANArt in die landen. De bevoegdheid van de Zwitserse rechtbank staat vast in de zin van artikel 27 Lugano II.
3.2.3.
Beide procedures – tussen dezelfde partijen – gaan evident over hetzelfde onderwerp; zij strekken beiden tot beantwoording van de vraag of de HANG van PANArt kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk en, indien dit het geval is, of de instrumenten van Ayasa daar inbreuk op maken. Daarnaast berusten beide vorderingen op dezelfde oorzaak, namelijk het beweerdelijk inbreukmakend handelen van Ayasa. Derhalve dient de rechtbank zich primair onbevoegd te verklaren, subsidiair de zaak aan te houden totdat de bevoegdheid van de Zwitserse rechtbank vast staat, meer subsidiair de zaak aan te houden op grond van artikel 28 lid 1 Lugano II.
3.2.4.
De onbevoegdheid van de rechtbank Den Haag heeft vervolgens ook gevolgen voor het onder Ayasa gelegde beslag. Omdat PANArt de eis in de hoofdzaak (onderhavige procedure) bij een onbevoegde rechter heeft ingesteld (vgl. 3.2.1 t/m 3.2.3 hiervoor), is deze niet tijdig ingediend in de zin van artikel 700 lid 3 Rv, zodat het beslag vervalt. PANArt heeft in de Zwitserse procedure op 11 mei 2021 een ‘Klageantwort’ (conclusie van antwoord) ingediend, strekkende tot afwijzing van alle vorderingen. PANArt heeft daarbij geen vordering in reconventie ingediend, zodat ook dit stuk niet kan worden aangemerkt als een ‘eis in de hoofdzaak’ die tijdig en bij de bevoegde rechter is ingesteld.
3.3.
PANArt voert verweer strekkende tot afwijzing van de incidentele vorderingen, met veroordeling van Ayasa in de proceskosten van het incident, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in het door PANArt (voorwaardelijk) opgeworpen incident

4.1.
PANArt vordert in (voorwaardelijke) reconventie dat de rechtbank, indien zij zich onbevoegd verklaard op grond van artikel 27 lid 2 Lugano II, zich (ook) onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Ayasa ten aanzien van de vervallenverklaring van het beslag. De rechtbank vat dit op als een afzonderlijk incident, omdat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet de mogelijkheid kent tot het instellen van een reconventionele vordering in een incident.
4.2.
PANArt legt hieraan ten grondslag dat Ayasa in haar conclusie in het incident tevens een reconventionele vordering in de hoofdzaak heeft ingesteld. Als het beroep van Ayasa op onbevoegdheid van de Nederlandse rechtbank zou slagen, dan komt de rechtbank evenmin bevoegdheid toe voor Ayasa’s reconventionele vordering tot vervallenverklaring van het beslag.
4.3.
Ayasa heeft in dit incident nog geen conclusie van antwoord genomen.

5.De beoordeling

in het incident opgeworpen door Ayasa
Bevoegdheid
5.1.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter dient te worden beoordeeld volgens de bevoegdheidsregels van Lugano II, aangezien Zwitserland en Nederland (via de Europese Unie) partij zijn bij dat verdrag. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 2 lid 1 Lugano II bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen jegens Ayasa, aangezien zij in Nederland is gevestigd. Anders dan Ayasa lijkt te betogen, doet de mogelijkheid voor PANArt om een vordering in reconventie in te stellen in de procedure die in Zwitserland aanhangig is niet af aan de bevoegdheid van deze rechtbank op grond van artikel 2 lid 1 Lugano II. Artikel 6 lid 3 Lugano II biedt immers een alternatief forum naast dat van artikel 2 lid 1 Lugano II.
5.2.
Primair stelt Ayasa zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter (toch) onbevoegd is om van de vorderingen van PANArt jegens Ayasa kennis te nemen op grond van artikel 27 Lugano II, dat als volgt luidt (onderstreping aangebracht door de rechtbank):
“1. Wanneer voor gerechten van verschillende door dit verdrag gebonden staten tussendezelfde partijenvorderingen aanhangig zijn, welkehetzelfde onderwerpbetreffen en opdezelfde oorzaakberusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.”
5.3.
Volgens Ayasa heeft de procedure in Zwitserland als bedoeld onder 3.2.2 betrekking op hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak als de onderhavige procedure.
5.4.
Voor de uitleg van artikel 27 Lugano II komt betekenis toe aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (voorheen EG) met betrekking tot artikel 29 Brussel I bis-Vo [4] , nu de hiervoor onder 5.2 weergegeven tekst materieel gelijk is aan artikel 29 lid 1 en 3 Brussel I bis-Vo en aan de voorganger daarvan in belangrijke mate is ontleend. In deze rechtspraak heeft het Hof van Justitie gepreciseerd dat het ‘onderwerp’ het doel van de vordering is en dat de ‘oorzaak’ de feiten en de rechtsregel zijn die tot staving van de vordering worden aangevoerd. [5]
5.5.
De rechtbank constateert dat in beide procedures weliswaar de vraag speelt of PANArt tegen Ayasa auteursrechtelijke bescherming voor de vormgeving van de HANG klanksculptuur kan inroepen, maar dat het onderwerp (doel) van de vorderingen in beide zaken maar gedeeltelijk hetzelfde is. Het doel van de vordering bij de Zwitserse rechtbank is het vaststellen dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk in Zwitserland, Duitsland en Nederland, terwijl het doel van de vorderingen in de (Nederlandse) hoofdzaak een verderstrekkend doel hebben dan de enkele vaststelling van inbreuk of niet in die landen.
5.6.
Allereerst geldt daartoe dat PANArt in de Nederlandse procedure verklaringen voor recht (vordering 1 en 2) en een inbreukverbod (vordering 3) vordert ten aanzien van het gehele grondgebied van de Europese Unie. Er is dus geen sprake van ‘hetzelfde doel’ voor zover de vorderingen betrekking hebben op een vermeende inbreuk op het grondgebied van lidstaten van de Europese Unie anders dan Duitsland en Nederland. [6] Voor dit deel van de vorderingen is dus geen sprake van litispendentie in de zin van artikel 27 lid 1 Lugano II en is de Nederlandse rechter bevoegd.
5.7.
Daarnaast geldt voor de vorderingen van PANArt die territoriaal wel betrekking hebben op Duitsland en Nederland dat zij een verstrekkender doel hebben dan de enkele vaststelling van auteursrecht en inbreuk daarop of niet. In de Zwitserse procedure zijn verklaringen voor recht gevorderd dat (a) er geen auteursrecht rust op de PANArt handpannen en (b) Ayasa daarop geen inbreuk maakt. Het gevorderde inbreukverbod (3), het bevel tot vernietiging (4) en het bevel tot het afleggen van rekening en verantwoording (5), allen op straffe van een dwangsom (6), geven PANArt echter een executoriale titel tot handhaving. De vorderingen 3 tot en met 6 die betrekking hebben op Duitsland en Nederland hebben derhalve niet hetzelfde onderwerp (doel) als de vorderingen van Ayasa in de Zwitserse procedure, zodat de Nederlandse rechter (ook) ten aanzien van die vorderingen bevoegd is. Hetzelfde geldt voor de schadevergoedingsvordering (7) voor zover die ziet op Duitsland en Nederland, omdat een veroordeling tot het betalen van schadevergoeding wel een consequentie kan zijn van, maar geen natuurlijk uitvloeisel is van een oordeel dat er auteursrechtinbreuk is gemaakt. [7]
5.8.
Voor zover de gevorderde verklaringen voor recht (1 en 2) betrekking hebben op Duitsland en Nederland hebben zij naar het oordeel van de rechtbank wél hetzelfde onderwerp (doel) als de vorderingen van Ayasa in de Zwitserse procedure. De oorzaak (feiten en rechtsregels) is bij die vorderingen ook gelijk aan vorderingen uit de Zwitserse procedure. Derhalve is de Nederlandse rechter op grond van artikel 27 Lugano II onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen 1 en 2 voor zover zij betrekking hebben op een vermeende inbreuk in Duitsland en Nederland. De vordering van PANArt (onder A primair) zal in zoverre worden toegewezen.
5.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.5 tot en met 5.7 brengt mee dat geen sprake is van procedures die (geheel) hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten als bedoeld in artikel 27 lid 1 Lugano II. De rechtbank zal de vordering (onder A primair en subsidiair) om zich onbevoegd te verklaren of de zaak aan te houden ten aanzien van de overige vorderingen dan ook afwijzen. Ware het anders, dan zou de door Ayasa in Zwitserland ingestelde procedure gelden als een eis in de hoofdzaak, of zou Ayasa met een negatieve verklaring voor recht zichzelf vergaand kunnen beschermen tegen voorlopige maatregelen zoals een conservatoir beslag. Gelet op de voorwaardelijk door Ayasa ingestelde vordering tot opheffing van het beslag (zie 3.1 onder B), is Ayasa blijkbaar niet de mening toegedaan dat haar negatieve verklaring voor recht een eis in de hoofdzaak vormt. Het alternatief (vergaande bescherming tegen voorlopige maatregelen) staat op gespannen voet met de bevoegdheid van een auteursrechthebbende tot het treffen van doeltreffende bewarende maatregelen uit hoofde van de Handhavingsrichtlijn (Hrl) [8] , zoals inbeslagneming in de zin van artikel 9 lid 1 sub b Hrl.
Aanhouding wegens samenhang?
5.10.
Daarmee komt de rechtbank toe aan het meer subsidiaire standpunt van Ayasa dat de onderhavige procedure dient te worden aangehouden op grond van artikel 28 lid 1 Lugano II. Artikel 28 Lugano II (materieel gelijkluidend aan artikel 30 Brussel I bis-Vo) luidt als volgt:
“1. Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende
door dit verdrag gebonden staten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.
2. Indien de vordering bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht in eerste aanleg aanhangig is, kan elk ander gerecht, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de betreffende vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.
3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.”
5.11.
Met Ayasa is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen onder 5.5 tot en met 5.9 is overwogen, de vorderingen in de hoofdzaak en in de Zwitserse procedure samenhangen als bedoeld in artikel 28 Lugano II. Daarbij is van belang dat beide zaken weliswaar nationale auteursrechten betreffen, maar dat het Nederlandse en Duitse auteursrecht enerzijds en het auteursrecht in de andere lidstaten van de Europese Unie anderzijds, deels geharmoniseerd zijn. Zo is het auteursrechtelijk begrip ‘werk’ als bedoeld in art. 2, onder a, van de Auteursrechtrichtlijn [9] een autonoom begrip van het recht van de Unie, dat op uniforme wijze moet worden uitgelegd en toegepast. De rechtbank zal gezien die samenhang tot aanhouding van de hoofdzaak op de voet van artikel 28 lid 1 Lugano II overgaan, totdat in de Zwitserse procedure onherroepelijk is beslist op de gestelde inbreuk op het Nederlandse en Duitse auteursrecht van PANArt. Hiermee worden onnodige parallelle procedures voorkomen en wordt het risico op onverenigbare beslissingen in de Zwitserse en Nederlandse procedure verminderd.
5.12.
De zaak zal worden verwezen naar de parkeerrol, totdat in de procedure in Bern definitief is beslist in het geschil tussen PANArt en Ayasa over de gestelde auteursrechtinbreuk in Nederland en Duitsland, of die zaak om andere redenen (zoals bijvoorbeeld een schikking, doorhaling of intrekking van de vordering) tot een definitief einde is gekomen. De meest aangewezen partij kan de zaak te zijner tijd weer opbrengen en zich uitlaten over de wijze van voortprocederen.
Beslag
5.13.
Gelet op het voorgaande treft de stelling van Ayasa dat PANArt de eis in de hoofdzaak niet tijdig heeft ingesteld in de zin van artikel 700 lid 3 Rv geen doel. De eis in de hoofdzaak is voor de bevoegde rechter aanhangig gemaakt en het conservatoir beslag is dan ook niet komen te vervallen. De vordering onder B zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot in de hoofdzaak is beslist.
in het incident opgeworpen door PANArt
5.15.
Gelet op het voorgaande is ook niet voldaan aan de voorwaarde waaronder PANArt haar incident heeft opgeworpen. Aan een verwijzing naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord in dat incident en een beoordeling van die bevoegdheidsvraag komt de rechtbank dan ook niet toe.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident opgeworpen door Ayasa
6.1.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak jegens Ayasa onder 1 en 2 voor zover deze vorderingen betrekking hebben op een auteursrecht(inbreuk) in Duitsland en Nederland;
6.2.
wijst het overig gevorderde af;
6.3.
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in het incident opgeworpen door PANArt
6.4.
verstaat dat aan de voorwaarde voor het instellen van de vordering niet is voldaan;
in de hoofdzaak
6.5.
houdt de hoofdzaak aan totdat in de procedure ingeleid in het kanton Bern, Zwitserland, onherroepelijk is beslist op het geschil tussen partijen over auteursrechtinbreuk in Nederland en Duitsland, of die procedure op andere wijze definitief is beëindigd, en verwijst de hoofdzaak hiertoe naar de parkeerrol;
6.6.
verstaat dat de meest gerede partij de zaak weer op de continuatierol kan opbrengen als de in 6.5 omschreven situatie zich voordoet, voor uitlaten voortzetting procedure;
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 9 februari 2022.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Auteurswet 1912
3.​Verdrag van 30 oktober 2007 betreffende rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
4.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
5.HvJ EG 6 december 1994, C-406/92, ECLI:EU:C:1994:400 (Tatry/ Maciej Rataj); HvJ EU 19 oktober 2017, C-231/16, ECLI:EU:C:2017:771 (Merck/Merck)
6.Vgl. HvJ 19 oktober 2017, C-231/16, ECLI:EU:C:2017:771, Merck/Merck)
7.Vgl. HvJ EG 6 december 1994, C-406/92, ECLI:EU:C:1994:400 (Tatry/ Maciej Rataj), r.o. 44
8.Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
9.Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (Auteursrechtrichtlijn)