ECLI:NL:RBDHA:2022:10277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/4780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van uitkering door schadefonds geweldsmisdrijven en beoordeling letselcategorie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een slachtoffer van geweldsmisdrijven, en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, welke was toegekend op basis van letselcategorie 2, met een vergoeding van € 2500,-. Eiser was van mening dat zijn letsel in letselcategorie 3 moest vallen, omdat hij in de periode van 2018 tot 2020 te maken had gehad met frequente bedreigingen en mishandelingen. Hij stelde dat deze bedreigingen niet voldoende waren meegewogen door verweerder bij het nemen van het bestreden besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvraag van eiser correct had beoordeeld en dat de toekenning van de uitkering in letselcategorie 2 terecht was. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de bedreigingen ernstiger waren dan in letselcategorie 2. De rechtbank benadrukte dat voor letselcategorie 3 sprake moet zijn van ernstiger bedreigingen, wat niet was aangetoond. Eiser had nieuwe documenten ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt, maar deze betroffen informatie die niet beschikbaar was voor verweerder op het moment van het bestreden besluit.

De rechtbank concludeerde dat de beoordeling van het letsel door verweerder niet onterecht was en dat het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4780

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder.

(gemachtigde: mr. J.C.M. van de Weerd)

Procesverloop

Met het besluit van 1 februari 2021 (het primair besluit) heeft verweerder aan eiser een uitkering op grond van de Wsg [1] toegekend.
Met het bestreden besluit van 12 juni 2021 (het bestreden besluit) is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiser heeft beroep ingediend tegen het bestreden besluit.
Partijen hebben verzocht om het beroep af te doen op de stukken.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
1. Verweerder heeft een aanvraag van eiser voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven gehonoreerd en een vergoeding van € 2500,- (letselcategorie 2) toegekend. Verweerder vindt aannemelijk dat eiser in de periode van 7 september 2020 tot 3 november 2020 slachtoffer werd van mishandeling en bedreiging.
Wat vindt verweerder?
Verweerder stelt dat eiser in zijn aangifte niet heeft verklaard over frequente bedreigingen vanaf 2018 en vindt die over die lange periode dan ook niet aannemelijk gemaakt. Er is daarom geen rekening mee gehouden bij de bepaling van de hoogte van de uitkering
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door deze bedreigingen niet mee te wegen bij het bestreden besluit. De bedreigingen vanaf 2018 behoren niet tot letselcategorie 2, maar tot letselcategorie 3.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het fonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen. Verweerder heeft bij het nemen van een beslissing op een aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslisruimte. Bij het beoordelen van een aanvraag hanteert verweerder eigen beleid. [2]
3.1.
In het beleid staat onder andere een lijst die een indicatie geeft over welk letsel als ernstig wordt beschouwd en welke uitkering hierbij past. De ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepalen welke letselcategorie van toepassing is. Het vaste bedrag dat bij die letselcategorie hoort, is dan de uitkering die verweerder aan het slachtoffer verstrekt. Hierbij geldt als uitgangspunt: hoe ernstiger het letsel, hoe hoger de letselcategorie en de bijbehorende uitkering. Bij categorie 3 moet het gaan om bedreigingen die naar de aard en gevolgen ernstiger zijn dan bij categorie 2. Bijvoorbeeld met ernstig geweld, zeer lange duur of hoge frequentie. In dit beleid is onder andere bepaald dat het geweldsmisdrijf, als er geen aangifte is gedaan en er geen strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, alleen in uitzonderlijke gevallen op een andere manier kan worden onderbouwd. De enkele verklaring van het slachtoffer over wat er is gebeurd is niet voldoende. Objectieve aanwijzingen moeten de verklaring van het slachtoffer ondersteunen. Een objectieve aanwijzing is informatie afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. In die gevallen bepaalt verweerder of het geweldsmisdrijf aannemelijk is. [3]
3.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser een vergoeding heeft verkregen voor letselcategorie 2 voor de periode tussen 7 september 2020 en 2 november 2020, omdat er sprake is van rechtstreekse bedreiging met een mes, eventueel met fysiek geweld of het toebrengen van oppervlakkige snij- of steekverwondingen. Alsmede van belaging waarbij over een langere periode sprake is van frequent fysiek geweld of bedreigingen met geweld.
3.3.
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt in beroep nieuwe documenten aangeleverd. Het gaat om twee dreigbrieven en een word document met overgetypte app-berichten afkomstig van de neef van eiser. Eiser heeft de vermeende bedreigingen verder niet onderbouwd met bij voorbeeld een politierapport. De documenten zien op de periode na 12 juni 2020. Bij het nemen van het bestreden besluit beschikte verweerder niet over de in beroep verstrekte informatie en kon die informatie niet meewegen. Met de informatie van eiser waarover verweerder toen beschikte is niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een gebeurtenis als beschreven in categorie 3.
Het betoog van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Verweerder heeft met een waardering van het letsel van eiser in categorie 2 het letsel niet onderschat. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet schadefonds geweldsmisdrijven
2.de Beleidsbundel en de Letsellijst van 1 juli 2019 (Letsellijst).
3.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1538.