3.6.1Feit 1
Openlijk geweld?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en derhalve van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring allereerst het volgende vast. Er is op 8 augustus 2020 een gespannen sfeer ontstaan nadat [slachtoffer 1] , die zei met de jongens van 73 De Pijp te zijn, de verdachte geen boks wilde geven. Vervolgens is er in de Palace Promenade door een groep jongeren geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , waarbij hij werd geslagen, gestompt en geschopt. De verdachte heeft dit geweld gefilmd en heeft daarbij geroepen ‘Wij zijn 24’ en ‘Ga naar Damsco’. Daarnaast is tijdens dit geweld ook door iemand ‘We snijden hem kapot man’, geroepen, maar niet kan worden vastgesteld dat dat de verdachte is geweest.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn handelen een dusdanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe dat de sfeer vanaf het moment van de ontmoeting tussen de groep van de verdachte en de groep uit Amsterdam, waartoe [slachtoffer 1] zei te behoren en die gelinkt was met drillrappers van 73 de Pijp, al gespannen was. Op het moment dat het escaleerde is de verdachte achter de groep aangerend en heeft hij het geweld tegen [slachtoffer 1] gefilmd en geroepen ‘Wij zijn 24’ en ‘Ga naar Damsco’. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte zich aangesloten bij de groep die de feitelijke geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] pleegde. Bovendien is het roepen van ‘Wij zijn 24’ in een dergelijke setting aanmoedigend. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de verdachte wist dat er binnen de drillrapscene een conflict bestond tussen 24 (uit Rotterdam) en 73 de Pijp (uit Amsterdam) en de verdachte aanzien genoot binnen de groep uit Rotterdam. Hoewel de verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht en zijn rol in die zin dus beperkt is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat ook het bij de groep aanwezig zijn en het aanmoedigen van de groep om geweld te gebruiken, voldoende is om te kunnen spreken van een significante en wezenlijke bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
3.6.2Feit 2
Opruiing?
Vastgesteld kan worden dat de verdachte op 9 augustus 2020 een bericht met de volgende inhoud (zoals onder feit 2 ten laste gelegd) op Snapchat heeft geplaatst:
"73de pijp, ksb, en iedereen die linkt met hun zijn kanker flikker ze durven niks te doen bij mij en mijn members enigste stoere wat deze jongens doen is me vriendin bedreigen en onze families exposen terwijl wij willen hun eraf en niet hun meisjes
Jullie zijn hun fans toch zeg tegen hun kom ergens midden van Amsterdam en Rotterdam meeten dan gaan we die beef daar regelen in 1x
Ik [verdachte] herhaal ik wil met hun allemaal tegelijk ergens meeten dan gaan we het daar regelen
Ik weet dat ze dit niet willen doen en door gaan gaan met me vriendin pesten [medeverdachte] ze vriendin pesten ZEG DIE MANNEN KOM MEETEN Vandaag vandaag regelen we het nog Trouwens volgende snap kijk wat er gebeurd als je pokoes met hun maakt"
Vervolgens heeft de verdachte twee filmpjes op Snapchat geplaatst waarop te zien is dat [slachtoffer 1] wordt geslagen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als opruiing.
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet aan de volgende, kort weergegeven, vier vereisten zijn voldaan.
1. Er is geprobeerd anderen aan te sporen tot het plegen van enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
2. Er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit.
3. De uitlating is in het openbaar gedaan. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven. Indien de desbetreffende uitlatingen op voor het publiek toegankelijke sociale media worden geplaatst, zijn de uitlatingen in de openbaarheid gebracht.
4. De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen video’s en tekstberichten op internet en sociale media.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte gedane uitlatingen, dus niet alleen de tekst, maar ook de filmpjes, waarin openlijk geweld wordt gepleegd, redelijkerwijs niet anders kunnen worden begrepen dan als een aansporing tot het plegen van strafbare feiten. Daarbij geldt dat de uitlatingen in hun geheel, in hun onderlinge samenhang en in hun context begrepen moeten worden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met het plaatsen van het bericht en de filmpjes in ieder geval welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat anderen deze zouden opvatten als een aansporing tot het plegen van geweld. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat de verdachte het bericht en de filmpjes heeft geplaatst in de context van spanningen tussen hemzelf (als onderdeel van 24) en 73 De Pijp, welke groepen behoren tot de drillrapscene, waarvan algemeen bekend is dat daarin geweld niet wordt geschuwd.
De rechtbank stelt tot slot vast dat de verdachte met het plaatsen van het bericht en de filmpjes op Snapchat bij geschrift en bij afbeelding de oproep tot het plegen van strafbare feiten heeft gedaan. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte zijn oproep in het openbaar heeft gedaan, nu hij zelf bij de politie heeft verklaard dat er op zijn Snapchat ongeveer 50.000 mensen meekijken en algemeen bekend is dat (ook) berichten op Snapchat veelvuldig worden gedeeld met anderen.
Vrijheid van meningsuiting?
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte op grond van artikel 10 van het Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) recht heeft op zijn vrijheid van meningsuiting. De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het EVRM aan een bewezenverklaring van voornoemd feit in de weg staat.
De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat, maar dit betekent niet dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. Artikel 10, lid 2, EVRM bevat de voorwaarden waaronder de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt. Artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) is een bij wet voorziene beperking, die een geoorloofd doel dient, te weten het voorkomen van strafbare feiten. De rechtbank ziet de uitlatingen van de verdachte bovendien niet als een bijdrage aan een maatschappelijk debat. De verdachte reageerde kennelijk op bedreigingen aan het adres van hem en zijn omgeving. Echter met het plaatsen van het bericht en de filmpjes op Snapchat heeft hij de grens van het toelaatbare overschreden. Dit maakt dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van strafbare feiten) te bereiken.
3.6.3Feit 3
Openlijk geweld?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en derhalve van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er op 10 augustus 2020 op het bovendek van De Pier in Scheveningen een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen jongens van 24 en van 73 De Pijp. De verdachte is die dag met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met de auto naar Scheveningen gekomen. Er is ook een groep jongens uit Rotterdam met de trein en tram naar Scheveningen gekomen, die al eerder bij de Pier waren en beneden stonden. Door een aantal van hen is verklaard dat zij wisten dat er iets zou gaan gebeuren in de zin van ruzie of vechten. Op camerabeelden is te zien is dat de verdachte toen hij met zijn groep bij de Pier aankwam een wuivende beweging maakte, waarna de laatstgenoemde groep hem naar het bovendek van De Pier volgde. Op het bovendek aangekomen heeft de verdachte aan [medeverdachte 3] bevestigd wie de jongens van 73 De Pijp waren, waarna [slachtoffer 2] is vastgepakt, met kracht naar de grond is getrokken en is geschopt en geslagen. Eveneens staat vast dat deze geweldshandelingen niet door de verdachte werden verricht.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte een dusdanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 2] gepleegde geweld dat ook hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe dat de verdachte met betrekking tot het gepleegde openlijk geweld een initiërende rol heeft vervuld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de confrontatie plaatsvond naar aanleiding van het opruiende bericht dat hij op 9 augustus 2020 op Snapchat heeft geplaatst. De verdachte heeft daardoor, maar ook door zijn gedrag ter plaatse, anderen – die op zichzelf niets met de ‘beef’ te maken hadden – bij de confrontatie betrokken. Daarnaast staat vast dat [medeverdachte 3] in ieder geval handelde nadat de verdachte de jongens van 73 De Pijp had aangewezen. Hoewel de verdachte ook hier zelf geen geweldshandelingen heeft verricht en zijn rol in die zin dus beperkt is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat het initiëren van het geweld en het handelen zoals hij heeft gedaan, voldoende is om te kunnen spreken van een significante en wezenlijke bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.