ECLI:NL:RBDHA:2022:10220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
09-765025-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen, bewezenverklaring opruiing en openlijke geweldpleging

Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en opruiing. De zaak was gerelateerd aan een gewelddadige confrontatie op 8 en 10 augustus 2020 in Scheveningen, waarbij de verdachte betrokken was bij geweld tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] door hem te slaan, stompen en schoppen, en door het geweld te filmen en aan te moedigen met uitspraken als 'wij zijn 24' en 'ga naar Damsco'. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan opruiing door op Snapchat aan te sporen tot gewelddadig optreden tegen leden van een rivaliserende groep, 73 De Pijp. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het getoonde wapen op filmpjes daadwerkelijk een echt vuurwapen was. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de rol van de verdachte in de escalatie van geweld tussen rivaliserende jeugdbendes.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/765025-20
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. G.A.J. Purperhart naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op/in de Palace Promende, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten
[slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
- het openlijk geweld te filmen en/of
- te roepen 'wij zijn 24' en/of 'ga naar Damsco' en/of 'we snijden hem kapot man', althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 09 augustus 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door op Snapchat de volgende tekst te posten:
"73depijp, ksb, en iedereen die linkt met hun zijn kanker flikker ze durven niks te doen bij mij en mijn members enigste stoere wat deze jongens doen is me vrienin bedreigen en onze families exposen terwijl wij willen hun eraf en niet hun meisjes Jullie zijn hun fans toch zeg tegen hun kom ergens midden van Amsterdam en Rotterdam meeten dan gaan we die beef daar regelen in 1x Ik [verdachte] herhaal ik wil met hun allemaal tegelijk ergens meeten dan gaan we het daar regelen Ik weet dat ze dit niet willen doen en door gaan gaan met me vriendin pesten [medeverdachte] ze vriendin pesten ZEG DIE MANNEN KOM MEETEN Vandaag vandaag regelen we het nog Trouwens volgende snap kijk wat er gebeurd als je pokoes met hun maakt"
en/of
(vervolgens) twee filmpjes op Snapchat te posten waarop te zien is dat [slachtoffer 1] wordt geslagen;
3.
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op de Pier, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] en/of een of meer anderen door
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) naar zich toe te trekken en/of naar de grond te trekken en/of ten val te brengen en/of
- die [slachtoffer 2] te slaan en/of (in de richting van) die [slachtoffer 2] te schoppen;
4.
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen een wapen van categorie II, onder 1 of 2 of een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool (merk Sig Sauer model P229) voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 10 augustus 2020 vond op De Pier in Scheveningen een confrontatie plaats waarbij
[medeverdachte] om het leven is gekomen. Deze confrontatie zou samenhangen met een langer lopend conflict in de zogenaamde ‘drillrapscene’ tussen de groepen 24 en 73 De Pijp.
De verdachte wordt een viertal feiten verweten die aan de fatale steekpartij vooraf zouden zijn gegaan, te weten:
Feit 1: openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op 8 augustus 2020;
Feit 2: opruiing gepleegd op 9 augustus 2020;
Feit 3: openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] op 10 augustus 2020;
Feit 4: het voorhanden hebben van een (vuur)wapen op 10 augustus 2020.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze aan hem ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4
Vrijspraak feit 4
Op de telefoon van de verdachte zijn filmpjes daterende van 10 augustus 2020 aangetroffen waarop te zien is dat hij zich met drie andere personen in een auto bevindt. Op één van die filmpjes wordt een vuurwapen getoond dat op een grijskleurige handdoek op de achterbank van de auto ligt, tussen de verdachte en [medeverdachte 1] in. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij de filmpjes heeft gemaakt en dat hij het wapen alleen maar heeft gefilmd om stoer te doen. Het betreffende wapen is nadien niet aangetroffen en de politie heeft het onderzoek naar het wapen enkel kunnen baseren op eerdergenoemde filmpjes.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het vuurwapen dat op het filmpje is te zien een vuurwapen van categorie II, onder 1 of 2 of een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie betreft, anders gezegd: of het een echt (vuur)wapen betreft.
Omtrent het wapen dat in het filmpje is te zien, is geverbaliseerd (p. 358) dat het wapen grote gelijkenissen vertoont met een pistool van het merk Sig Sauer, model P229. Hierbij is door de verbalisant een zoekslag gemaakt op Google en is een vergelijking gemaakt met een afbeelding van een pistool van dat betreffende type. Vervolgens is geverbaliseerd dat beide schroeven op de kolfplaten op de handgreep overeenkomen, alsmede de vorm van de slede van beide vuurwapens.
De rechtbank is van oordeel dat vorenstaande niet de conclusie kan dragen dat het wapen in het filmpje een vuurwapen van categorie II, onder 1 of 2 of een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie betreft, immers heeft er slechts een zeer summiere vergelijking kunnen plaatsvinden. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat nepwapens vaak niet van echt te onderscheiden zijn en belangrijke onderscheidende kenmerken, zoals bijvoorbeeld het gewicht of dat er ook daadwerkelijk kogels mee afgevuurd kunnen worden, niet op basis van een afbeelding vastgesteld kunnen worden. Daarbij komt dat is geverbaliseerd dat het opschrift Sig Sauer – dat gewoonlijk vermeld staat op de handgreep van het vuurwapen – niet te zien is op de handgreep van het wapen in het filmpje. Hetgeen zich later op de dag op De Pier heeft afgespeeld, maakt vorenstaande niet anders. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 4 ten laste gelegde.
3.5
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6
Bewijsoverwegingen
3.6.1
Feit 1
Openlijk geweld?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en derhalve van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring allereerst het volgende vast. Er is op 8 augustus 2020 een gespannen sfeer ontstaan nadat [slachtoffer 1] , die zei met de jongens van 73 De Pijp te zijn, de verdachte geen boks wilde geven. Vervolgens is er in de Palace Promenade door een groep jongeren geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , waarbij hij werd geslagen, gestompt en geschopt. De verdachte heeft dit geweld gefilmd en heeft daarbij geroepen ‘Wij zijn 24’ en ‘Ga naar Damsco’. Daarnaast is tijdens dit geweld ook door iemand ‘We snijden hem kapot man’, geroepen, maar niet kan worden vastgesteld dat dat de verdachte is geweest.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn handelen een dusdanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe dat de sfeer vanaf het moment van de ontmoeting tussen de groep van de verdachte en de groep uit Amsterdam, waartoe [slachtoffer 1] zei te behoren en die gelinkt was met drillrappers van 73 de Pijp, al gespannen was. Op het moment dat het escaleerde is de verdachte achter de groep aangerend en heeft hij het geweld tegen [slachtoffer 1] gefilmd en geroepen ‘Wij zijn 24’ en ‘Ga naar Damsco’. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte zich aangesloten bij de groep die de feitelijke geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] pleegde. Bovendien is het roepen van ‘Wij zijn 24’ in een dergelijke setting aanmoedigend. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de verdachte wist dat er binnen de drillrapscene een conflict bestond tussen 24 (uit Rotterdam) en 73 de Pijp (uit Amsterdam) en de verdachte aanzien genoot binnen de groep uit Rotterdam. Hoewel de verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht en zijn rol in die zin dus beperkt is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat ook het bij de groep aanwezig zijn en het aanmoedigen van de groep om geweld te gebruiken, voldoende is om te kunnen spreken van een significante en wezenlijke bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
3.6.2
Feit 2
Opruiing?
Vastgesteld kan worden dat de verdachte op 9 augustus 2020 een bericht met de volgende inhoud (zoals onder feit 2 ten laste gelegd) op Snapchat heeft geplaatst:
"73de pijp, ksb, en iedereen die linkt met hun zijn kanker flikker ze durven niks te doen bij mij en mijn members enigste stoere wat deze jongens doen is me vriendin bedreigen en onze families exposen terwijl wij willen hun eraf en niet hun meisjes
Jullie zijn hun fans toch zeg tegen hun kom ergens midden van Amsterdam en Rotterdam meeten dan gaan we die beef daar regelen in 1x
Ik [verdachte] herhaal ik wil met hun allemaal tegelijk ergens meeten dan gaan we het daar regelen
Ik weet dat ze dit niet willen doen en door gaan gaan met me vriendin pesten [medeverdachte] ze vriendin pesten ZEG DIE MANNEN KOM MEETEN Vandaag vandaag regelen we het nog Trouwens volgende snap kijk wat er gebeurd als je pokoes met hun maakt"
Vervolgens heeft de verdachte twee filmpjes op Snapchat geplaatst waarop te zien is dat [slachtoffer 1] wordt geslagen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als opruiing.
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet aan de volgende, kort weergegeven, vier vereisten zijn voldaan.
1. Er is geprobeerd anderen aan te sporen tot het plegen van enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
2. Er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit.
3. De uitlating is in het openbaar gedaan. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven. Indien de desbetreffende uitlatingen op voor het publiek toegankelijke sociale media worden geplaatst, zijn de uitlatingen in de openbaarheid gebracht.
4. De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen video’s en tekstberichten op internet en sociale media.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte gedane uitlatingen, dus niet alleen de tekst, maar ook de filmpjes, waarin openlijk geweld wordt gepleegd, redelijkerwijs niet anders kunnen worden begrepen dan als een aansporing tot het plegen van strafbare feiten. Daarbij geldt dat de uitlatingen in hun geheel, in hun onderlinge samenhang en in hun context begrepen moeten worden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met het plaatsen van het bericht en de filmpjes in ieder geval welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat anderen deze zouden opvatten als een aansporing tot het plegen van geweld. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat de verdachte het bericht en de filmpjes heeft geplaatst in de context van spanningen tussen hemzelf (als onderdeel van 24) en 73 De Pijp, welke groepen behoren tot de drillrapscene, waarvan algemeen bekend is dat daarin geweld niet wordt geschuwd.
De rechtbank stelt tot slot vast dat de verdachte met het plaatsen van het bericht en de filmpjes op Snapchat bij geschrift en bij afbeelding de oproep tot het plegen van strafbare feiten heeft gedaan. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte zijn oproep in het openbaar heeft gedaan, nu hij zelf bij de politie heeft verklaard dat er op zijn Snapchat ongeveer 50.000 mensen meekijken en algemeen bekend is dat (ook) berichten op Snapchat veelvuldig worden gedeeld met anderen.
Vrijheid van meningsuiting?
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte op grond van artikel 10 van het Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) recht heeft op zijn vrijheid van meningsuiting. De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het EVRM aan een bewezenverklaring van voornoemd feit in de weg staat.
De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat, maar dit betekent niet dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. Artikel 10, lid 2, EVRM bevat de voorwaarden waaronder de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt. Artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) is een bij wet voorziene beperking, die een geoorloofd doel dient, te weten het voorkomen van strafbare feiten. De rechtbank ziet de uitlatingen van de verdachte bovendien niet als een bijdrage aan een maatschappelijk debat. De verdachte reageerde kennelijk op bedreigingen aan het adres van hem en zijn omgeving. Echter met het plaatsen van het bericht en de filmpjes op Snapchat heeft hij de grens van het toelaatbare overschreden. Dit maakt dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van strafbare feiten) te bereiken.
3.6.3
Feit 3
Openlijk geweld?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en derhalve van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er op 10 augustus 2020 op het bovendek van De Pier in Scheveningen een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen jongens van 24 en van 73 De Pijp. De verdachte is die dag met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met de auto naar Scheveningen gekomen. Er is ook een groep jongens uit Rotterdam met de trein en tram naar Scheveningen gekomen, die al eerder bij de Pier waren en beneden stonden. Door een aantal van hen is verklaard dat zij wisten dat er iets zou gaan gebeuren in de zin van ruzie of vechten. Op camerabeelden is te zien is dat de verdachte toen hij met zijn groep bij de Pier aankwam een wuivende beweging maakte, waarna de laatstgenoemde groep hem naar het bovendek van De Pier volgde. Op het bovendek aangekomen heeft de verdachte aan [medeverdachte 3] bevestigd wie de jongens van 73 De Pijp waren, waarna [slachtoffer 2] is vastgepakt, met kracht naar de grond is getrokken en is geschopt en geslagen. Eveneens staat vast dat deze geweldshandelingen niet door de verdachte werden verricht.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte een dusdanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 2] gepleegde geweld dat ook hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe dat de verdachte met betrekking tot het gepleegde openlijk geweld een initiërende rol heeft vervuld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de confrontatie plaatsvond naar aanleiding van het opruiende bericht dat hij op 9 augustus 2020 op Snapchat heeft geplaatst. De verdachte heeft daardoor, maar ook door zijn gedrag ter plaatse, anderen – die op zichzelf niets met de ‘beef’ te maken hadden – bij de confrontatie betrokken. Daarnaast staat vast dat [medeverdachte 3] in ieder geval handelde nadat de verdachte de jongens van 73 De Pijp had aangewezen. Hoewel de verdachte ook hier zelf geen geweldshandelingen heeft verricht en zijn rol in die zin dus beperkt is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat het initiëren van het geweld en het handelen zoals hij heeft gedaan, voldoende is om te kunnen spreken van een significante en wezenlijke bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 08 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten in de Palace Promen
ade, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] te slaan, stompen en schoppen en
- het openlijk geweld te filmen en
- te roepen 'wij zijn 24' en 'ga naar Damsco' en 'we snijden hem kapot man';
2.
hij op 09 augustus 2020 in Nederland in het openbaar bij geschrift en bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door op Snapchat de volgende tekst te posten:
"73de pijp, ksb, en iedereen die linkt met hun zijn kanker flikker ze durven niks te doen bij mij en mijn members enigste stoere wat deze jongens doen is me vriendin bedreigen en onze families exposen terwijl wij willen hun eraf en niet hun meisjes Jullie zijn hun fans toch zeg tegen hun kom ergens midden van Amsterdam en Rotterdam meeten dan gaan we die beef daar regelen in 1x Ik [verdachte] herhaal ik wil met hun allemaal tegelijk ergens meeten dan gaan we het daar regelen Ik weet dat ze dit niet willen doen en door gaan gaan met me vriendin pesten [medeverdachte] ze vriendin pesten ZEG DIE MANNEN KOM MEETEN Vandaag vandaag regelen we het nog Trouwens volgende snap kijk wat er gebeurd als je pokoes met hun maakt"
en
vervolgens twee filmpjes op Snapchat te posten waarop te zien is dat [slachtoffer 1] wordt geslagen;
3.
hij op 10 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op de Pier, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en
- die [slachtoffer 2] (met kracht) naar zich toe te trekken en naar de grond te trekken en
- die [slachtoffer 2] te slaan en (in de richting van) die [slachtoffer 2] te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat – rekening houdend met artikel 63 Sr. – de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) geadviseerd. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens zijn cliënt verzocht om aansluiting te zoeken bij het advies van JBRR en daarbij rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 Sr. In het bijzonder heeft de raadsman verzocht om in strafverminderende zin mee te wegen dat de verdachte oprecht inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn gedrag en hij veel (negatieve) media-aandacht heeft ontvangen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en éénmaal aan opruiing. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook heeft de verdachte met zijn handelen in grote mate bijgedragen aan de oplopende spanningen tussen de rivaliserende jeugdbendes 24 en 73 De Pijp, als gevolg waarvan [medeverdachte] om het leven is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2022. Daaruit is onder meer gebleken dat artikel 63 Sr. van toepassing is op de onderhavige strafzaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van [deskundige] namens JBRR van 12 september 2022, waaruit volgt dat impulsiviteit in combinatie met negatieve beïnvloeding door de omgeving van de verdachte een belangrijke oorzaak is geweest van het plegen van de delicten. Daarnaast is de verdachte gevoelig voor spanning en sensatie (thrillseeking) en wil hij graag stoer doen en status hebben. De verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, wat zijn impulsieve gedrag deels verklaart. De verdachte beschikt over onvoldoende vaardigheden om op een goede manier om te gaan met moeilijke situaties en heeft onvoldoende zicht en controle op interne en externe triggers. Daarnaast gaat hij veel om met jongeren die vergelijkbaar gedrag laten zien, waardoor zij elkaar negatief beïnvloeden en bepaald gedrag binnen zijn peergroup 'normaal' gevonden wordt, terwijl dit binnen de maatschappij als afwijkend wordt gezien (bijvoorbeeld het met wapens lopen, diefstal, respect afdwingen en conflicten oplossen met agressie). Beschermende factoren zijn dat de verdachte de afgelopen 1,5 jaar bewust afstand genomen heeft van een aantal antisociale contacten, hij inmiddels vader is geworden en dit hem sterk stimuleert betere keuzes te maken in het belang van zijn kind en hij goed meewerkt aan de jeugdreclasseringsbegeleiding en zich in de contacten open opstelt en veel deelt. De afgelopen 1,5 jaar is hij volwassener geworden en is zijn inzicht in situaties en in zijn eigen gedrag en hoe hij betere keuzes kan maken en risicovolle situaties kan vermijden vergroot. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De als schorsingsvoorwaarde opgelegde behandeling is niet van de grond gekomen en de jeugdreclasseerder vindt individuele behandeling voor de verdachte nog steeds geïndiceerd. De jeugdreclassering adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van 1 jaar met als bijzondere voorwaarden:
  • Meewerken aan jeugdreclassering;
  • Meewerken aan behandeling bij Fivoor, of een soortgelijke instelling;
  • Contactverbod met alle leden van rapgroep 73 De Pijp.
In aanvulling op bovenvermeld reclasseringsrapport heeft [deskundige] ter terechtzitting medegedeeld dat het van belang is dat de verdachte begeleiding blijft krijgen, bij voorkeur voor een langere periode dan het eerder geadviseerde jaar. Tot slot heeft [deskundige] geadviseerd om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het rapport van JBRR en ter terechtzitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie. De rechtbank zal daarom – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en art. 63 Sr. – aan de verdachte opleggen een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 50 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden zoals door JBBR geadviseerd. Dit om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte wordt begeleid en behandeld om zo de kans op recidive terug te dringen. Om de behandeling nu wel van de grond te laten komen en gelet op het belang van langdurige begeleiding zal de proeftijd worden bepaald op twee jaren.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen het lichaam van personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Gelet op het feit dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en de noodzakelijk geachte behandeling nog niet plaats heeft gevonden is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.620,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 1.120,- aan materiële schade, waarvan € 1.000 aan advocatenkosten, en € 1.500,- aan immateriële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de benadeelde partij zelf ook een aandeel in het geheel heeft gehad en dat het bepalen van de mate van eigen schuld van de benadeelde partij het strafgeding onevenredig zou belasten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering aanzienlijk gematigd dient te worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier aanwijzingen bevat dat er sprake is geweest van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Hoewel dit op zichzelf niet meebrengt dat het strafgeding door de behandeling van de vordering op onevenredige wijze wordt belast (vgl. Gerechtshof Amsterdam 10 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1424), beschikt de rechtbank in het onderhavige geval slechts over een gedeelte van het dossier in een veel grootschaliger onderzoek waarin ook de benadeelde partij als verdachte is betrokken. De rechtbank acht zich daarom door de stukken waarover zij thans beschikt onvoldoende geïnformeerd om de mate van die eigen schuld vast te kunnen stellen. Nu het aanhouden van de behandeling van de zaak om over die nadere stukken te kunnen beschikken een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Kostencompensatie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 131 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2:
in het openbaar, bij geschrift en bij afbeelding tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van
100 (HONDERD) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
50 (VIJFTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Jeugdbescherming [adres 2] op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met jongeren verbonden aan rapgroep 73 De Pijp, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Peters, kinderrechter, voorzitter,
mr. S.M. Borkent, kinderrechter,
mr. M. de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 oktober 2022.
Bijlage
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van onderzoek Echo20 / DHRAB20005, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche (doorgenummerd pagina 1 t/m 723).
Feit 1
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2022, voor zover inhoudende:
Ik was op 8 augustus 2020 in Scheveningen met twee vrienden een hapje aan het eten. Toen we terugliepen naar de auto kwamen we een groepje drillrappers uit Amsterdam tegen. Ze hielden ons staande en toen was het aan mij om te reageren. Ik dacht dat het weleens de verkeerde kant op zou kunnen gaan. Wij maakten in die tijd immers ook drillmuziek. Ik wilde hen toen een boks geven, maar dat werd geweigerd. Daarna werden er allemaal vragen gesteld over Rotterdam en over rapper [medeverdachte] die daar ook vandaan komt. Kennelijk hadden ze problemen met hem, maar hij is niet van 24 zoals ik. Er kwamen vervolgens meer omstanders bij, zowel jongens uit Rotterdam als uit Amsterdam. Toen begon de fysieke escalatie. Iemand uit Amsterdam probeerde namelijk een ketting af te pakken van een jongen uit Rotterdam. Vervolgens rende de hele groep naar de Palace Promenade en ik rende erachteraan. De jongens uit Rotterdam hebben [slachtoffer 1] daar vervolgens met zijn allen mishandeld. Ik stond te filmen en te kijken. Het klopt dat ik heb geroepen ‘Wij zijn 24’ en ‘Ga naar Damsco’.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 223):
[slachtoffer 1] gaf aan dat hij inderdaad degene is die viraal is gegaan op een video waarop te zien was dat hij in elkaar geslagen werd op 8 augustus 2020 in Scheveningen. Van de mishandeling heeft [slachtoffer 1] veel pijn overgehouden. Hij had een snee in zijn gezicht en veel last van een oude kaakbreuk. Verder had hij veel blauwe plekken en schrammen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 141):
Tijdens de vechtpartij is te horen dat [verdachte] onder andere zegt:" Kijk die man hier. Niet lullen broer, kom niet biggie doen hier. Niet lullen, wij zijn vierentwintig, wij zijn vierentwintig, niet lullen. Ga naar de Damska.” Op de beelden is te zien dat een man, die later bleek te zijn genaamd, [slachtoffer 1] [geboortedatum 2] 1991, het onderspit delft in dit gevecht. Er is te zien dat [slachtoffer 1] door meerdere personen een aantal klappen, stompen en schoppen krijgt.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 130):
Tijdens de video hoor ik meerdere malen personen roepen:
“Wij zijn 24”, “Ga naar Damsco”, “Wij snijden je kapot!”
Feit 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 377):
Op de sociale media wordt door “ [verdachte] ” opgeroepen om af te spreken.
In bovenstaand bericht roept “ [verdachte] ” leden van “73dePijp”, “KSB” en iedereen die bevriend met hen is, om naar het midden van Rotterdam en Amsterdam te komen om die ruzie af te handelen in 1x. Hij wil dat ze allemaal tegelijk afspreken. Hij spreekt openlijk uit dat ze toch niet gaan komen. Hij sluit af met een “bedreiging” waarin hij zegt dit is wat er gebeurt als je muziek met hen maakt. Hierop volgen twee filmpjes waarop te zien is dat [slachtoffer 1] in Scheveningen in elkaar wordt geslagen door mensen die schreeuwen voor “#24” te staan.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 september 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 9 augustus 2020 het betreffende bericht en de twee filmpjes waarop te zien is dat [slachtoffer 1] in elkaar wordt geslagen op Snapchat heb geplaatst.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 20 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 35 van het persoonsdossier van de verdachte):
Op Snapchat kijken ongeveer 50.000 mensen mee.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 september 2020, voor zover inhoudende (p. 326):
Kort voorafgaande aan het dodelijke steekincident dat zich even later zou voltrekken op het bovendek van de Pier, liep verdachte [verdachte] om 18:23:20 uur achter verdachte [medeverdachte 3] aan de trap op richting het bovendek van de Pier.
Op het moment dat verdachte [verdachte] de trap op liep maakte hij een wuivende beweging
metzijn rechterarm en wees daarbij in de richting van de trap, waarna de rest van de groep hem diezelfde trap op volgde en het bovendek van de Pier op liep.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 143-151):
Door mij, verbalisant, werden de beelden van Team Technisch Toezicht (TTT) bekeken. Het hele gebeuren waar dit proces-verbaal over gaat beslaat een tijdsduur van ongeveer 20 minuten aanvangende op 18.19 uur op maandag 10 augustus 2020.
Op de beelden van Bungee Jump Scheveningen was te zien dat de [medeverdachte 3] de groep van de verdachten [slachtoffer 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] deels voorbij liep en weer keerde. De verdachte [verdachte] liep toen ter hoogte van de voornoemde verdachten. Ik zag volgens dat er een confrontatie plaats vond tussen de verdachten [medeverdachte 3] en de verdachte [slachtoffer 2] .
3. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 14 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 687):
Toen zag ik [verdachte] met een dikke donkere jongen met een roze shirt op ons af komen lopen. Ik zag dat [verdachte] onze kant op keek en hoorde [verdachte] zeggen: ‘Dit zijn die Boys’. Hierop kwam de dikke jongen op [slachtoffer 2] aflopen. Ik zag die dikke jongen uit het niets, met zijn andere hand, [slachtoffer 2] beetpakken en naar de grond trok. Ik zag dat de dikke jongen [slachtoffer 2] naar de grond trok en in de grote groep gooide, die hem begonnen te schoppen en belaagde hem. Ik schat de groep op zo’n 20 man. Deze groep kwam direct achter [verdachte] en de dikke jongen aan. Dit bleek later de groep te zijn die onderaan de trap stond te wachten. Ik zag dat [slachtoffer 2] opstond en probeerde weg te komen. Ik zag dat de jongen in het rode T-shirt, die later onderaan de trap lag, aankwam lopen en een schoppende beweging maakte.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 september 2020, voor zover inhoudende (p. 281-282):
Op 10 augustus 2020 is door een omstander een filmopname gemaakt van de vechtpartij.
Op de beelden is te zien dat een persoon, die in het zwart is gekleed, ten val komt. Op basis van andere camerabeelden en getuigenverklaringen is vastgesteld dat de persoon die ten val komt [slachtoffer 2] is. Hij komt vermoedelijk ten val als gevolg van een handgemeen met [medeverdachte 3]
[slachtoffer 2] krabbelt vervolgens op en loopt van de schermutseling weg. Op dit zelfde moment komt er, vanuit de richting van de filmer, een persoon met een rood shirt en zwarte lange broek aangerend. Op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden is vastgesteld dat dit [medeverdachte] betreft.
[medeverdachte] maakt met zijn rechterbeen een schoppende beweging naar [slachtoffer 2] . Vervolgens rent [medeverdachte] rechts uit beeld.
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] , opgemaakt op 1 februari 2022, voor zover inhoudende (los gevoegd in het dossier):
Ik kwam op de grond terecht. Ik voelde me half buiten bewustzijn. Ik zag even zwart. Ik voelde meerdere klappen en schoppen op mijn lichaam. Ik voelde dat het meerdere mensen waren.