ECLI:NL:RBDHA:2022:10217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
09.331234-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met een stroomstootwapen in een huiselijk geweld situatie

Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met een stroomstootwapen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 december 2021 in Gouda, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer, zijn vriendin, heeft mishandeld en vastgehouden in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen en geschopt, en dat hij haar heeft bedreigd met een stroomstootwapen. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen naar zijn woning te komen en haar daar gedurende meerdere uren fysiek vastgehouden. Tijdens de mishandeling heeft de verdachte ook andere minderjarigen aangemoedigd om het slachtoffer te slaan. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten en hem een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 31 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 200 uren opgelegd en zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,-- aan het slachtoffer toegewezen, alsook de verbeurdverklaring van de hond van de verdachte, die niet de nodige zorg had gekregen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/331234-21
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995,
verblijfadres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.E. Buiting naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meermalen
- ( met de gebalde vuist) tegen haar hoofd en/of haar gezicht en/of haar ribben, althans tegen haar lichaam, heeft geslagen, en/of
- aan haar haren heeft getrokken, en/of
- een stroomstootwapen tegen haar been heeft geplaatst en/of een stroomstoot heeft toegediend, en/of
- heeft vastgepakt bij haar armen en/of benen, althans het lichaam, zodat [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan deze mishandelingen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen
- ( met de gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de ribben, althans het lichaam, van [slachtoffer] te slaan, en/of
- met de geschoeide voet, met kracht, tegen de (boven)rug en/of de nek, althans tegen het lichaam van [slachtoffer] te trappen, en/of
- met kracht aan de haren van [slachtoffer] te trekken, en/of
- een stroomstootwapen tegen/op het been van [slachtoffer] te plaatsen en/of haar een stroomstoot toe te dienen, en/of
- een stok in de mond en/of de keel van [slachtoffer] te duwen, terwijl het hoofd van [slachtoffer] werd vastgehouden en/of haar mond werd opengehouden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] een of meermalen (met de gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- [slachtoffer] te lokken naar de woning aan [adres 2] , althans tegen haar te zeggen dat zij naar die woning moest komen, en/of
- (vervolgens) met een getalsmatig overwicht van meerdere personen [slachtoffer] meerdere uren, althans een geruime tijd, fysiek vast te houden en/of te mishandelen in die woning, en/of
- (meermalen) op dreigende toon tegen [slachtoffer] te zeggen dat zij de woning niet mocht verlaten, en/of
- te bepalen op welk moment [slachtoffer] uiteindelijk de woning mocht verlaten en/of daarbij [slachtoffer] fysiek naar de uitgang van de woning te begeleiden;
3.
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 7 december 2021 te Gouda, althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer]
- een filmpje te sturen waarin dreigend de woorden worden geuit “Je zult branden, links om of rechts om je gaat branden. Al is het t laatste wat ik doe. Ik heb er alles voor over” en/of “Ik maak je kankerdood. Wil je [verdachte] para maken? Hier. Wil je [verdachte] para maken? Ewa, ik hoop dat ik je kankerhoofd ... je kanker ..., maak je kankerdood” en/of
- een foto te sturen waarop een vuurwapen is te zien;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 7 december 2021 te Gouda, althans in Nederland, als houder van een of meer dieren, te weten een hond Amerikaanse Staffordshire), de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers werd/was de hond (telkens)
- gehouden in een (zeer) vervuilde woning, en/of
- niet voorzien van voldoende water en/of voer, en/of
- met een (korte) lijn vastgebonden in de woning, en/of
- noodzakelijke medische behandeling tegen vlooien(beten) onthouden, en/of
- onvoldoende, althans niet regelmatig uitgelaten.
3. De bewijsbeslissing [1]
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten (1 primair, 2, 3, 4 en 5).
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bepleit.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De rechtbank zal voor feit 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 september 2022;
2. Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen taser) met bijlagen, opgemaakt op 7 december 2021 (p. 98);
3. Het proces-verbaal van bevindingen (van materiedeskundige Wapens, munitie en explosieven) met bijlagen, opgemaakt op 8 december 2021 (p. 108-111).
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van de overige feiten (1, 2, 4 en 5)
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 7 december 2021, met bijlagen (foto's), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 22-26):
Op zondag 5 december 2021 heb ik [verdachte] telefonisch gesproken omdat ik had gezien op Tiktok dat hij een ketting van zijn ex om had. Hierdoor werd hij boos. Hij zei dat ik er om 17.00 uur moest zijn.
Ik was rond 17:15 uur bij hem thuis aan [adres 2] . Ik zag dat [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [verdachte] er waren. [naam 1] en [naam 2] zijn zusjes en de nichtjes van [naam 3] .
Ik ging op de bank zitten en toe zei [verdachte] : ‘Voer nu nog eens het gesprek zoals je aan de telefoon deed.’ Ik deed het op een andere manier, maar hij werd gelijk boos. Ik zag dat [naam 3] een taser in zijn hand had. [naam 3] ging vlak voor mij staan. Ik hoorde een knetterend geluid.
Op dat moment zaten [naam 2] en [naam 1] ook op de bank. Voor ik het wist voelde ik een pijn op mijn hoofd. Ik hoorde [naam 3] schreeuwen: "Sla, sla, rammen, sla haar knock-out." Ik kon niet zien hoe ik geslagen werd omdat ik mijn ogen dicht deed. Ik zag dat [naam 1] mijn benen probeerde te pakken en mijn armen. Ik zag dat [naam 2] meehielp om mijn armen te pakken. Ik lag op de bank en [naam 1] ging op mij zitten. Ze probeerde met haar linkerarm mijn arme weg te houden zodat ze met haar rechterarm mij kon slaan. Ik zag dat [naam 1] een vuist had gemaakt. Ik voelde meerder pijnscheuten op mijn hoofd. Ik hoorde [naam 3] zeggen sla haar op de ribben. Ik voelde pijnscheuten aan de rechterkant van mijn ribbekast. [naam 2] zat achter mijn hoofd en heeft mij ook meerdere keren op mijn hoofd geslagen. Dit heb ik niet kunnen zien. [verdachte] heeft drie keer met zijn rechter vlakke hand op mijn linkerwang geslagen. Hij zei hierbij: "kijk deze hand kan ook dichterbij komen, kijk maar." Op het moment van kijk maar sloeg hij mij.
Ik hoorde [verdachte] het is genoeg stop maar. [verdachte] vroeg weer naar de video. Ik zei: ik weet van niets laat hem dan maar zien. [verdachte] zei blijf maar liggen en ga maar door. Toen werd ik weer geslagen door [naam 1] en [naam 2] . Na ongeveer vier of vijf klappen op mijn hoofd, moesten ze van [verdachte] weer stoppen. Hij vroeg weer naar de video. Hierna pakte [naam 3] een bezemsteel en begon mij er mee te prikken op mijn hoofd. Daarna hielden de meiden mijn mond open en stak [naam 3] de achterkant van de bezemsteel in mijn mond. Hij drukte tegen mijn gehemelte aan.
[naam 3] pakte mij bij haren en trok mijn naar de badkamer/wc op de begane grond.
Ik voelde hevige pijn op mijn hoofd. Toen de deur open ging van de badkamer stond [verdachte] voor de deur. [naam 3] had mij nog steeds bij mijn haar vast en zei ga maar op de bank zitten.
Daarna ben ik nog en tijdje gebleven omdat ik niet naar huis mocht. Ik mocht op een geven moment toch weg en dit was rond 20:00 uur. [verdachte] liep met mij naar de voordeur.
Ik was erg bang en verdrietig en had over mijn hele lichaam pijn. Ik vond het erg oneerlijk dat ze met z'n vieren tegen één persoon vochten. Ik kon ook
niks tegen vier personen beginnen. Ik heb letsel van de mishandeling:
-mijn rechter oog is blauw en dik;
-mijn rechteroor is blauw.
-achter mijn rechteroor is het blauw en rood;
-achter mijn linkeroor is het blauw;
-Over mijn gehele hoofd onder mijn haar heb ik bulten;
- rechterpols is blauw en dik.
- eb Pijn in mijn ribbenkast aan de rechterkant.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt op 8 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 45-52):
Ik heb in mijn aangifte verteld over de stok en dat [naam 2] en [naam 1] zorgden
ervoor dat mijn mond open was. [naam 2] hield mijn voorhoofd vast, ik geloof [naam 1] ook.
3. Het geschrift, te weten geneeskundige verklaring van 8 december 2021, opgesteld door [huisarts] , voor zover inhoudende (p. 54):
Uitwendig waargenomen letsel:
- hoofd: fors hematoom (bloeduitstorting) rechts voorhoofd + rond rechter oog + rechter zijde schedel, achter rechter oor;
- nek: alle bewegingen pijnlijk, ook bij aanspannen spieren;
- bloeduitstorting linker kuit;
- bloeduitstorting rechter zijkant ribben;
- rechter pols verdikt, pijnlijk en geringe bewegingsbeperking.
Psychische stoornissen? Ja. Stemming + trauma.
Geschatte duur van de genezing:
- kneuzingen: 2-6 weken;
- psychotrauma: mogelijk 3-6 maanden.
4. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 275-279):
V: Je had verklaard dat je op 5 december 2021, nog een tijdje was gebleven omdat je niet naar huis mocht. Waarom mocht je niet naar huis?
A: Dat weet ik niet. Dat heeft hij niet gezegd.
V: Hoe maakten ze duidelijk dat jij niet weg mocht gaan?
A: Als ik aangaf dat ik naar huis wilde gaan, zeiden ze "Nee je blijft hier, je gaat nog niet weg".
V: Wie zei dit?
A: [verdachte] . Van [naam 1] mocht ik ook niet weg, maar wat zij zei weet ik ook niet meer.
V: Hielden ze je alleen verbaal tegen?
A: Nee want toen [naam 3] mij wilde taseren, toen pakte ik mijn helm en liep ik naar de voordeur. Toen kwam [verdachte] achter mij aangerend en pakte hij mij bij mijn jas en zei hij "Nee je gaat nog niet weg, dit is geen kanker grap, je gaat op de bank zitten". Vervolgens duwde hij mij terug op de bank.
5. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 280-283):
Ik was bij het incident op 5 december. Toen [slachtoffer] daar aankwam begon [slachtoffer] met [verdachte] een discussie te voeren.
We zaten in de woning op de bank. Die twee andere meisjes begonnen agressief te doen tegen haar. Die twee meisjes begonnen boos tegen haar te doen omdat [verdachte] en [slachtoffer] ruzie hadden. Ik zag dat die twee meisjes naar het slachtoffer toeliepen. Ik zag niet helemaal wat er gebeurde maar ik zag dat [slachtoffer] werd vastgepakt. Ik zag dat [slachtoffer] een paar klappen en een paar schoppen op haar rug kreeg. Ik weet niet precies hoe vaak ze geslagen werd, maar het was best een hoop. Voor mijn gevoel duurde het te lang dat de mishandeling plaats vond.
Ineens begonnen die twee meisjes [slachtoffer] te slaan. Ik was in shock dat dat gebeurde. Ik keek [verdachte] aan en zei vervolgens: ‘Wat is dit?’ Ik wilde het gaan stoppen en zei: ‘Joh doe is normaal.’ Maar [verdachte] keek mij aan op een manier van: hou gewoon je mond dicht. Vanuit die blik van [verdachte] kreeg ik het idee dat als ik wat zou doen, dat ze mij ook zouden pakken. Toen het klaar was wilde [slachtoffer] naar huis gaan.
Die andere jongen, die ik één keer eerder heb gezien, stond er een beetje bij te lachen en te grijnzen. Volgens mij pakte hij een bezem en zette die bij haar neer, zo van: hier heb je een bezem.
[verdachte] zat tijdens de mishandeling van [slachtoffer] op de bank een beetje toe te kijken. Op een gegeven moment heeft hij ze wel weggehaald. Ik hoorde hem volgens mij iets zeggen als in de zin van: 'Volgende keer niet stoer doen' of zoiets.
Toen de ruzie en de sfeer een beetje gesust was, was [slachtoffer] weggegaan. Ik weet niet waar ze naartoe was gegaan. Ik weet wel dat [slachtoffer] uit de woning was. Ik kan mij ervan herinneren dat het moeizaam ging voordat [slachtoffer] weg was. Het ging moeizaam omdat die twee meisjes achter haar aan gingen.
U vraagt mij of ik weet of [slachtoffer] naar de badkamer werd gesleurd. Ja, ze werd meegenomen naar de badkamer. Ik hoorde achteraf van [verdachte] en die jongen die ik niet ken dat ze de wc moest likken. Ze zeiden dat op een neutrale manier tegen mij, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
U vraagt mij wanneer het incident van de badkamer en de bezem was. Dit was nadat [slachtoffer] klappen had gekregen van die twee andere meiden. U vraagt mij of ik het idee had dat ze bang was. Ja, dat was ze. Dat zie je gewoon aan mensen, wat voor emotie ze uitstralen.
Ten aanzien van feit 4:
6. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 7 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 24-26 + bijlage p. 41 en 43):
Vandaag 7 december 2021 begon hij mij te whatsappen. Hij heeft meerdere berichten gestuurd waarin hij bedreigingen uit. Ik werd erg bang hierdoor en heb toen de politie gebeld om aangifte te doen.
Toen ik de politie aan de telefoon had kreeg ik berichten binnen via Snapchat van [verdachte] . In deze beelden zegt [verdachte] het volgende: “je wilde [verdachte] para maken en ik maak je kankerdood.” Ik voel mijn erg bedreigd en ik ben bang dat hij mij dood gaat maken.
Ik herkende zijn stem en ik zag zijn hand in beeld. Ik kreeg van [verdachte] ook een foto opgestuurd met een vuurwapen. Ik herkende het vuurwapen niet. Ik voel mij erg bedreigd door het zien van een vuurwapen.
Pagina 41 (bijlage screenshot): “Je zult branden, links om of rechts om je gaat branden. Al is het t laatste wat ik doe. Ik heb er alles voor over.”
Pagina 43 (bijlage screenshot): “Dit had je niet moeten flikken. Begin kanker te reageren nu. Mensen staan al klaar. Geef je nog 5 min.”
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 120):
[slachtoffer] had, bij het doen van haar aangifte, een filmpje verstrekt waarop te horen zou zijn dat zij bedreigd zou worden. Ook zou er in het filmpje een vuurwapen te zien zijn.
Ik heb het videobestand geopend. Ik zag dat dit filmpje ondersteboven was opgenomen. Ik zag het scherm van een telefoon. Ik herkende het scherm als zijnde het startscherm van de app Snapchat. Ik zag dat er een filmpje werd gestart dat was gestuurd door " [verdachte] " Ik zag dat er een tekst in het beeld verscheen: "Niet aanstellen voor de gevolgen als ik je heb gewaarschuwd voor je oorzaken". Ik zag dat er twee knipogende emoticons achter deze tekst stonden.
Ik zag dat het beeld versprong. Ik zag dat de volgende tekst verscheen: "Je zult branden, links om of rechts om je gaat branden. Al is het t laatste wat ik doe. Ik heb er alles voor over."
Ik zag dat het beeld weer versprong. Ik zag dat er een filmpje begon af te spelen. Ik zag een vervuilde woonkamer. Ik zag een vuist in beeld verschijnen, waarmee een middelvinger opgestoken werd. Ik hoorde iemand zeggen: "Ik maak je kankerdood. Wil je [verdachte] para maken? Hier. Wil je [verdachte] para maken? Ewa, ik hoop dat ik je kankerhoofd ... je kanker ... , maak je kankerdood".
Hierna zag ik dat de aangeefster weer een bericht van " [verdachte] " opende. Ik zag dat hierna een vuurwapen te zien was. Ik zag dat dit een Walther P22 was, voorzien van een geluidsdemper.
Ten aanzien van feit 5:
8. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt op 8 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 45-52):
De hond van [verdachte] heet ' [naam 4] '.
Hij laat hem uit in de achtertuin of doet de voordeur open
en laat hem tegen een paal plassen. Hij laat hem niet echt uit. Misschien l x in de
twee weken. Als de hond in de woning plast of poept, wordt de hond geschopt en
geslagen. Ook heeft hij wel eens een stofzuiger gegooid. Hij pakt dan een bureaustoel en zet de hond klem tegen de voordeur. Hij gaat dan schelden en schreeuwen tegen de hond. De hond is niet vals maar hij probeert hem vals te maken.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 137-138):
Op dinsdag 7 december 2021, omstreeks 18:45 uur, was ik belast met een huiszoeking aan [adres 2] . Ik zag een hond in de woning. De hond zou de naam " [naam 4] " dragen. Ik zag dat de hond vastgebonden zat, met een korte lijn aan een deurklink. Ik hoorde de hond langdurig piepen. Ik pakte een hondenriem en liep met de hond naar buiten om hem even uit te laten. Dit deed ik omdat de hond vermoedelijk al even alleen zat. De buren verklaarden dat de hond heel vaak heel lang alleen thuis zat. Dit zou dan niet om een paar uurtjes gaan maar soms zelfs een halve dag. Ik liep naar buiten met de hond en zag dat de hond meteen langdurig moest plassen. Dit bevestigde mijn vermoeden dat de hond al voor een langere tijd niet was uitgelaten.
Ik liep de woning binnen. Ik hoorde en voelde het glas onder mijn voeten. Dit lag over meerdere vierkante meters verspreid.
Ik, heb water voor de hond gepakt. Ik zag dat de hond behoorlijk gulzig begon te drinken. Opmerking verbalisant: in de politiesystemen zijn dit jaar al zo'n 10 meldingen van geluidsoverlast geweest, waarvan het grootste gedeelte gerelateerd is aan de hond.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 157):
Op dinsdag 7 december 2021, omstreeks 18:45 uur, was ik betrokken bij een huiszoeking aan [adres 2] . Ik zag dat de woning zwaar vervuild was. Ik zag dat er door de hele woning glasscherven en kapotte flessen op de grond lagen. Ik rook dat het in de woning stonk. Ik zag op de begane grond geen waterbak of voederbak voor de hond. Op de eerste verdieping zag ik dat er een lege waterbak stond. Ik rook op deze verdieping een nog meer penetrante lucht dan op de begane grond en het sloeg op mijn keel. Ik zag dat er hondenontlasting op de grond lag en vermoed dat de lucht hiervan af kwam.
11. Een geschrift, te weten een verslag dierenartsverklaring gezelschapsdieren, opgemaakt op 12 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 285-286):
DIER
Diersoort: Hond
Ras: Amerikaanse Staffordshire
Toestand huid:
Vlooien, geringe kaalheid boven de staart, rondom de staart en begin van staart, huid op begin staart ook wat rood en iets verdikt, en een plek met een korst (waarschijnlijk een likplek van het jeuken). huid boven de hakken ook iets rood en paar kleine wondjes. wratje links op de flank en rechts op de elleboog.
Toestand vacht:
Er is lokaal kaalheid en er zijn vlooien gevonden.
Toestand oren:
Gehoorgangen zijn iets aan de rode kant.
Vragen:
Is er sprake geweest van dorst, onvoldoende voeding, fysiek ongerief, fysiologisch ongerief, pijn of letsel?
Vlooienbeten zorgen voor ongerief door pijn en jeuk door bijten, door ontsteking van de huid en eventueel door verlies van vacht en daardoor slechte isolerende werking van de vacht.
Had de conditie/toestand van het dier door de houder, voorkomen kunnen worden (Water, voeding, huisvesting en medische zorg)?
Het dier had een middel tegen vlooien moeten krijgen en of er had vlooienbestrijding in de omgeving moeten plaatsvinden.
Verslechtert de conditie van het dier zonder directe medische verzorging?
Ja, door vlooien en krabben door de jeuk kunnen geïnfecteerde wonden ontstaan.
Algemene conclusie:
Is, gelet op uw bevindingen als veterinair deskundige, aan dit dier (veterinaire) zorg onthouden? Ja, dit is zeker het geval.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van feit 1 primair, nu uit de bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank niet is gebleken dat de verdachten een poging hebben gedaan aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin.
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer meermalen is geslagen tegen haar hoofd en tegen haar ribben. Verder stelt de rechtbank vast dat zij daarnaast meerdere malen is geschopt tegen haar rug en eenmaal tegen haar nek. Op basis van de foto’s van het letsel, waarop te zien is dat het slachtoffer meerdere blauwe en rode plekken op de huid heeften de medische verklaring concludeert de rechtbank dat het geweld in ieder geval bloeduitstortingen heeft veroorzaakt (rond oog, voorhoofd en achter het oor), dat sprake was van een pijnlijke nek en een verdikte pols, waarbij voor deze laatste kwetsuur een genezingsduur van twee tot zes weken wordt gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze geweldshandelingen en uit de aard en plaats van de verwondingen niet zonder meer worden afgeleid dat er ook een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is geweest. Hoewel er sprake is geweest van langdurig en veelvuldig toegepast geweld, valt niet goed vast te stellen of de medeverdachten, mede gelet op hun minderjarigheid, op een zodanig krachtige wijze geweld hebben gebruikt dat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel moet worden aangenomen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2
De rechtbank heeft tot het bewijs gebezigd de verklaring van aangeefster die zij ter terechtzitting als getuige heeft afgelegd. Deze verklaring komt in de kern bezien overeen met de verklaringen die aangeefster kort na het gebeurde heeft afgelegd bij de politie. Deze verklaringen van aangeefster zijn gedetailleerd en vinden steun in de foto’s van het letsel van aangeefster en de in de medische verklaring neergelegde omschrijving van het letsel. De verklaringen die aangeefster tussentijds heeft afgelegd en waarover zij ter terechtzitting heeft verklaard dat zij in die verklaringen de rol van de verdachte onder invloed van de verdachte heeft afgezwakt, zal de rechtbank terzijdeschuiven.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank het volgende. Aangeefster is in de woning van de verdachte mishandeld door de verdachte en de minderjarigen [naam 2] (13 jaar), [naam 1] (15 jaar) en [naam 3] (17 jaar) die ook in de woning aanwezig waren. Aangeefster, die van de verdachte naar zijn woning moest komen, mocht die woning gedurende een aantal uren niet verlaten. Aan het toegepaste geweld en de vrijheidsberoving lag een conflict ten grondslag tussen de verdachte en aangeefster zo blijkt uit de verklaring van aangeefster en [getuige] .
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdachte dat hij niets heeft bijgedragen aan het geweld en dat hij niet heeft gezien wat er gebeurde, omdat hij zich in de keuken, dan wel buiten op straat bevond. Ook hecht de rechtbank geen waarde aan zijn verklaringen dat zijn bemoeienis bestond uit het doen stoppen van het geweld. Uit de op dat punt heel specifieke verklaring van aangeefster blijkt niet alleen dat hij haar heeft geslagen, maar ook dat hij toekeek hoe de genoemde minderjarigen geweld op haar uitoefenden, hen een aantal keer de geweldplegingen liet onderbreken en vervolgens weer door liet gaan. Hieruit volgt dat de verdachte een initiërende en regisserende rol had. Dit wordt ondersteund door de verklaring van een vriend van de verdachte, [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat de verdachte toekeek en niet wilde dat [getuige] zou ingrijpen om aangeefster uit haar benarde situatie te verlossen. Daarbij past dat de verdachte degene is geweest die uiteindelijk bepaalde dat aangeefster weg mocht en haar naar de voordeur bracht. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de genoemde minderjarigen, zodat de verdachte als medepleger van de (gewelds)handelingen zoals tenlastegelegd bij feit 1 subsidiair en feit 2 kan worden aangemerkt.
Ter terechtzitting is door de officier van justitie en de raadsman vrijspraak gevorderd voor zover de tenlastelegging van feit 1 (subsidiair) ziet op het gebruik van het stroomstootwapen (het derde gedachtestreepje). Alhoewel er van het tonen en aanzetten van dit stroomstootwapen door [naam 3] (zoals opgenomen in de bewijsmiddelen) zonder meer een dreigende werking richting aangeefster is uitgegaan, kan niet bewezen worden dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen hiermee zijn verricht. De rechtbank zal de verdachte voor dit gedeelte van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte aangeefster op verschillende manieren doodsbedreigingen heeft toegestuurd via Snapchat. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdachte dat deze bedreigingen bedoeld waren voor zijn broer en niet voor aangeefster en dat hij deze naar een hele groep mensen had gestuurd, nu deze bedreigingen ook door aangeefster zelf zijn ontvangen, en er behalve de verklaring van de verdachte geen aanwijzingen zijn dat deze berichten voor zijn broer bestemd waren. Verder overweegt de rechtbank dat de door aangeefster ontvangen berichten voor wat betreft de strekking passen bij de overige bedreigende berichten die aangeefster eerder die dag van de verdachte ontving via WhatsApp.
Ten aanzien van feit 5
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte de nodige zorg heeft onthouden aan zijn hond. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdachte inhoudende dat het slechts een momentopname was, nu dit verweer door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in voldoende mate wordt weerlegd.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 5 december 2021 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen
- ( met de gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de ribbenvan [slachtoffer] te slaan, en
- met de geschoeide voet, met kracht, tegen de (boven)rug en/of de nek van [slachtoffer] te trappen, en
- met kracht aan de haren van [slachtoffer] te trekken, en
- een stok in de mond en/of de keel van [slachtoffer] te duwen, terwijl het hoofd van [slachtoffer] werd vastgehouden en haar mond werd opengehouden;
2.
hij op 5 december 2021 te Gouda, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- tegen haar te zeggen dat zij naar de woning aan [adres 2] moest komen, en
- vervolgens met een getalsmatig overwicht van meerdere personen [slachtoffer] meerdere uren fysiek vast te houden en te mishandelen in die woning en
- meermalen op dreigende toon tegen [slachtoffer] te zeggen dat zij de woning niet mocht verlaten en
- te bepalen op welk moment [slachtoffer] uiteindelijk de woning mocht verlaten en daarbij [slachtoffer] fysiek naar de uitgang van de woning te begeleiden;
3.
hij op 5 december 2021 te Gouda, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 7 december 2021 te Gouda, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer]
- een filmpje te sturen waarin dreigend de woorden worden geuit “Je zult branden, links om of rechts om je gaat branden. Al is het t laatste wat ik doe. Ik heb er alles voor over” en “Ik maak je kankerdood. Wil je [verdachte] para maken? Hier. Wil je [verdachte] para maken? Ewa, ik hoop dat ik je kankerhoofd ... je kanker ..., maak je kankerdood” en
- een foto te sturen waarop een vuurwapen is te zien;
5.
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 7 december 2021 te Gouda, als houder van een hond (Amerikaanse Staffordshire), de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, immers werd/was de hond
- gehouden in een zeer vervuilde woning en
- niet voorzien van voldoende water en
- met een korte lijn vastgebonden in de woning en
- noodzakelijke medische behandeling tegen vlooien(beten) onthouden, en
- onvoldoende, althans niet regelmatig uitgelaten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 31 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden hetgeen de reclassering heeft geadviseerd, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod en meewerken aan schuldhulpverlening. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een verbod op het houden van honden als bijzondere voorwaarde aan het genoemde voorwaardelijk strafdeel te verbinden. In aanvulling hierop heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, aan de verdachte op te leggen.
De officier van justitie heeft voorts de oplegging van een maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) gevorderd, inhoudende een contact- en locatieverbod met betrekking tot aangeefster voor de duur van 2 jaren, met een week hechtenis per overtreding (maximaal 6 maanden hechtenis).
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de bijzondere voorwaarde en de genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten.
Samen met anderen heeft de verdachte een kwetsbaar slachtoffer, nota bene toentertijd zijn vriendin, gedurende langere tijd mishandeld en vastgehouden in zijn woning. De mishandeling en de denigrerende behandeling van het slachtoffer is voor een deel gefilmd. Een paar dagen na dit gebeuren heeft de verdachte meerdere doodsbedreigingen geuit naar het slachtoffer. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat dit alles niet alleen fysiek letsel heeft veroorzaakt, maar het vooral een beangstigende en vernederende ervaring is geweest met een grote mentale impact. De verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk niet alleen dat hij zelf geweld heeft gebruikt tegen het zes jaar jongere slachtoffer, maar ook dat hij het geweld tegen haar, gepleegd door de drie andere, minderjarige medeplegers heeft geïnitieerd en geregisseerd.
Hiernaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verboden bezit van een stroomstootwapen en heeft hij zijn hond de nodige zorg onthouden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld wegens (gewelds-)misdrijven.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 8 maart 2022, waaruit onder meer volgt dat sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden en van een gemiddeld recidiverisico, waarbij de reclassering specifiek opmerkt dat de kans op een conflict binnen een relatie aanwezig is, omdat de verdachte – indien hij in de context van een relatie overvraagd wordt – daar niet adequaat mee kan omgaan. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod en het meewerken aan schuldhulpverlening.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich ingeval van een veroordeling aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te zullen houden. Voor oplegging van een verbod op het houden van honden, acht de rechtbank geen termen aanwezig. Wel zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar zijn zoals door de officier van justitie gevorderd, nu er – mede gelet op de recidive-inschatting door de reclassering – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Voorts zal de rechtbank aan de verdachte in aanvulling hierop een taakstraf opleggen van na te melden duur.
Vrijheidsbeperkende maatregelen en dadelijke uitvoerbaarheid
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten worden aan de verdachte maatregelen in de zin van artikel 38v Sr opgelegd, strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met en een locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer] . Voor iedere keer dat de verdachte één van deze maatregelen overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank overweegt dat de maatregelen van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer] .

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.000,-- (tot een beloop van € 1.000,-- met hoofdelijke toewijzing met de mededaders), te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade. Ook is namens [slachtoffer] , voor het indienen van de vordering en de behandeling op zitting, een bedrag van € 750,- aan advocaatkosten gevorderd
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,-- en tot niet-hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor de overige € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering af te wijzen, subsidiair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 subsidiair, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,--. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,--, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 december 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De gevorderde kosten voor rechtsbijstand kunnen niet worden aangemerkt als schade die rechtstreeks geleden is door de strafbare feiten. Voor zover deze kosten namens [slachtoffer] als onderdeel van de schade zijn gevorderd, worden die niet-ontvankelijk verklaard (zie HR 21 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1533). Wel zal de verdachte, nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief kanton’ op € 374,- (gebaseerd op 2 punten à € 187,-- (het tarief voor een gevorderde hoofdsom tot € 2.500,-). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met (reeds veroordeelde) mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 subsidiair, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van de benadeelde partij.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde hond zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van de hond bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde hond verbeurdverklaren. De hond is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot deze hond het onder 3.6 (feit 5) bewezenverklaarde feit is begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 47, 57, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (negentig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
31 (eenendertig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op uiterlijk maandag 10 oktober 2022 meldt bij GGZ reclassering Fivoor, Perzikweg 1-7 te Leiden en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] , [geboortedatum] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de straat waar [slachtoffer] , [geboortedatum] , verblijft, te weten [locatie] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd laat begeleiden door de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor in verband met het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan GGZ reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , [geboortedatum] ;
legt op de maatregel dat de veroordeelde zich voor de duur van 2 (twee) jaren niet zal ophouden in het navolgende gebied, [locatie] ;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan één van deze twee maatregelen wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,-- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 374,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde hond.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 oktober 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2031359791, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, basisteam Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 356).