ECLI:NL:RBDHA:2022:1010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
NL21.14952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres op 21 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 6 oktober 2021 een verweerschrift ingediend. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 8 februari 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een beslissing op de aanvraag is genomen. Eiseres heeft verweerder op 31 augustus 2021 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en het niet tijdig nemen van een besluit zal worden vernietigd. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen een bepaalde termijn een aanvullend gehoor af te nemen en een beslissing op de aanvraag te nemen. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op 14 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14952

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen
[Naam 2]en
[Naam 3](gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 21 september 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Verweerder heeft op 6 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Gelet op de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND zoals deze luidt sinds
11 juli 2021, is het sinds die datum weer mogelijk om - op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb - beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. De rechtbank is dan ook bevoegd om van het beroep kennis te nemen.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
3.
Eiseres heeft op 7 april 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 7 juli 2019 is de aanvraag afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft bij uitspraak van 4 december 2019 [1] het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag gegrond verklaard en heeft bepaald dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit diende te nemen op de aanvraag van eiseres.
4. Op 7 juli 2020 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. Bij uitspraak van 20 november 2020 [2] heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en onder meer bepaald dat verweerder binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit aan eiseres bekendmaakt.
5.
Bij besluit van 23 december 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiseres opnieuw afgewezen. Het beroep tegen dit besluit is door deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 17 februari 2021 [3] gegrond verklaard, waarbij door de rechtbank geen beslistermijn is opgelegd.
6. Eiseres heeft vervolgens op 22 april 2021 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft bij uitspraak van 8 juli 2021 [4] zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep.
7. Eiseres heeft vervolgens op 21 september 2021 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de beslistermijn op 18 augustus 2021 is verstreken. Verweerder is voornemens om eiseres uit te nodigen voor een aanvullend gehoor maar onbekend is op welke termijn zij zal worden uitgenodigd. Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020 [5] , op het standpunt dat de beslistermijn die de rechtbanken moeten opleggen in redelijkheid noch onnodig lang noch onrealistisch kort mag zijn. Verweerder verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb een beslistermijn op te leggen van acht weken nadat het aanvullend gehoor gehouden is.
9. Eiseres heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren en om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen een termijn van vier weken dan wel binnen een door de rechtbank te bepalen termijn.
10. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet, als na vernietiging door de rechter geen termijn voor het nemen van een beslissing is gesteld, het bestuursorgaan in beginsel beslissen binnen dezelfde termijn die gold voor het vernietigde besluit. De beslistermijn, zoals neergelegd in artikel 42, eerste lid, Vw, gaat derhalve weer lopen na de uitspraak. Hieruit volgt dat verweerder uiterlijk op 18 augustus 2021 een nieuw besluit had moet nemen.
11. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een beslissing op de aanvraag is genomen. Eiseres heeft verweerder op 31 augustus 2021 rechtsgeldig in gebreke gesteld, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eiseres beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
12. Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
13. Zoals de Afdeling in de door verweerder genoemde uitspraak heeft overwogen, houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van de nadere termijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt [6] . De rechter stelt dus geen nadere termijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken model) passend.
14. Verweerder heeft in zijn verweerschrift - gedateerd 6 oktober 2021 - verklaard dat er nog geen datum was vastgesteld voor het aanvullende gehoor. Inmiddels zijn alweer vier maanden verstreken. De rechtbank zal daarom, in afwijking van voornoemde uitspraak van de Afdeling, bepalen dat verweerder thans binnen
vierweken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden het aanvullende gehoor moet afnemen en binnen acht weken na het aanvullende gehoor een beslissing op de aanvraag moet nemen, in ieder geval binnen twaalf weken na de uitspraak.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen
vierweken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden
het aanvullend gehoor afneemt en binnen acht weken na het aanvullend gehoor een besluit
aan eiseres bekendmaakt, in ieder geval binnen twaalf weken na deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.NL19.16862
2.NL20.13648
3.NL20.21940
4.NL21.6144
6.artikel 31, tweede lid, van de Procedurerichtlijn