ECLI:NL:RBDHA:2022:10084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
09-071804-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en woninginbraak, veroordeling voor diefstal in vereniging met gestolen pinpas

Op 5 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1982, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal in vereniging, witwassen en woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 2 (witwassen) en 3 (woninginbraak) omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat de voorwerpen afkomstig waren uit een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat zij het geld had gespaard uit haar uitkering en met giften, niet als ongeloofwaardig kon worden afgedaan. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan diefstal in vereniging, waarbij zij met een gestolen pinpas van een hoogbejaard slachtoffer meer dan € 6.000,- had gepind. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twee maanden en hoofdelijk de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die € 6.123,14 vorderde. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de recidive van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de verdachte werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/071804-22
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1982 [geboorteplaats 1] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J. van Rooijen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 september - ten laste gelegd dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 30 september 2021 tot en met 2 oktober 2021 te
's-Gravenhage en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een groot aantal) geldbedragen (in totaal meer dan € 6000,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het gebruik van een valse sleutel, te weten door bij verschillende winkels en/of pinautomaten te pinnen met de pinpas van genoemde [slachtoffer] (en daarbij ook zijn pincode te gebruiken);
2
zij op of omstreeks 29 maart 2022, te ’s-Gravenhage en/of Schiedam (van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen, te weten (onder andere) een geldbedrag (van ruim 3800 euro) en/of (een groot aantal) horloges en/of sieraden
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3
zij op of omstreeks 29 september 2021 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, [adres 2] te Den Haag, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat de verdachte bij feit 2 een geldbedrag ter hoogte van 2.930 euro heeft witgewassen, en tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Vrijspraak feiten 2 en 3
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, witwassen, overweegt de rechtbank dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om buiten gerede twijfel vast te kunnen stellen dat de verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en het geldbedrag afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte heeft verklaard dat zij het geldbedrag bij elkaar heeft gespaard uit haar uitkering en met giften. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring - bij gebrek aan nader onderzoek - niet als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het in de kringen waarin de verdachte zich begeeft kennelijk gebruikelijk is om contante geldbedragen thuis te bewaren. Hoewel de in de woning van de verdachte aangetroffen hoeveelheid horloges en sieraden en de kleding waar de prijskaartjes en hangertjes nog aan zaten opmerkelijk is, kan de rechtbank op basis daarvan evenmin vaststellen dat de verdachte wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat zij de sieraden en horloges tweedehands, op bijvoorbeeld rommelmarkten, heeft gekocht of cadeau heeft gekregen, kan niet als onaannemelijk worden aangemerkt. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Wat betreft het onder 3 tenlastegelegde, de woninginbraak te Den Haag, is de rechtbank overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage 1 opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te gebruiken.
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden en de screenshots van de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn en dat daarop voldoende duidelijke persoonskenmerken zijn te zien om de verdachte daarop te kunnen herkennen. De verbalisanten hebben, los van elkaar, in de processen-verbaal beschreven welke gelijkende persoonskenmerken zij hebben waargenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze herkenningen.
De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het de verdachte is geweest die met de [medeverdachte 1] de pintransacties heeft verricht met de pinpas van aangever Brog.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
zij in de periode van 30 september 2021 tot en met 2 oktober 2021 te 's-Gravenhage en Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander (een groot aantal) geldbedragen (in totaal meer dan € 6000,-), die aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van het gebruik van een valse sleutel, te weten door bij verschillende winkels en pinautomaten te pinnen met de pinpas van genoemde [slachtoffer] (en daarbij ook zijn pincode te gebruiken).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 100 dagen geëist, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf van 120 uur.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van meer dan € 6.000,00 door gebruikmaking van een pinpas die was weggenomen bij een hoogbejaarde man, [slachtoffer] . Zij heeft kennelijk alleen oog gehad voor haar eigen financiële gewin en heeft niet stilgestaan bij de negatieve gevolgen van haar handelen. Uit de verklaring van de dochter van [slachtoffer] , [benadeelde partij] , is gebleken dat haar ouders – die beiden zijn overleden in de periode nadat dit feit is gepleegd –hun vertrouwen in andere mensen door het handelen van de verdachte waren kwijtgeraakt. Met wat hen is overkomen hebben de ouders van [benadeelde partij] het de laatste maanden van hun leven erg moeilijk gehad en voor [benadeelde partij] zelf geldt dat nu nog steeds.
Persoon van de verdachteDe rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 2 juli 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte zich in het verleden vaker schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten, waaronder een diefstal in vereniging met gebruikmaking van een valse sleutel. De rechtbank merkt de verdachte daarom aan als een recidivist.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 28 juli 2022. Het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld tot hoog. Volgens de reclassering is sprake van een delictpatroon en is het sociaal netwerk van de verdachte mogelijk een criminogene factor, net als het ontbreken van dagbesteding. Verder toont de verdachte volgens de reclassering geen berouw richting slachtoffers, ook niet voor feiten waarvoor zij al is veroordeeld.
De rechtbank neemt ten aanzien van de persoon van de verdachte tot slot in aanmerking dat zij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het feit waar het in deze zaak om gaat.
StrafopleggingDe rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is overwogen niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende, in het bijzonder het strafblad van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit is een hogere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist. De ernst van het feit en de persoon van de verdachte maken echter dat deze straf naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij] , nabestaande en (enig) wettelijk erfgenaam van [slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.123,14. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, primair in verband met de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de verdachte niet in verband kan worden gebracht met alle pintransacties.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge het bepaalde in artikel 51a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kunnen de erfgenamen van de benadeelde partij zich voegen in het strafproces, indien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit is overleden. Deze situatie doet zich in deze zaak niet voor. Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 25 juli 2011 (ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2933) is de rechtbank echter van oordeel dat de erfgenamen van een slachtoffer zich in het strafproces kunnen voegen in het geval 1) het slachtoffer overlijdt nadat hij zich als benadeelde partij heeft gevoegd, maar voordat op de vordering is beslist en 2) het slachtoffer overlijdt voordat hij zich formeel als benadeelde heeft kunnen voegen, mits duidelijk is dat het slachtoffer de geleden schade wilde verhalen en zich daartoe in het strafproces zou hebben gevoegd..
In dit geval heeft [slachtoffer] in zijn aangifte vermeld de door het strafbare feit ontstane schade te willen verhalen op de verdachte. Gelet op dit wilsbesluit is de rechtbank oordeel dat de dochter van het slachtoffer, de wettelijk erfgenaam, zich namens het slachtoffer kan voegen in het strafproces.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 2 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.123,14, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde partij] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle voorwerpen die staan vermeld op de beslaglijst verbeurd worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om teruggave verzocht van alle voorwerpen die staan vermeld op de beslaglijst.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken en het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen. De beslaglijst is gehecht aan dit vonnis als bijlage 2.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe tot een bedrag van € 6.123,14 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde partij] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.123,14, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde partij] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 144 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. M. Rigter, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Klein, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2022.
Bijlage 1: beslaglijst
Bijlage 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH2R022017 / STEYR, [nummer 1] of PL1100- [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West dan wel de politie eenheid Noord-Holland, district Kennemerland, districtsrecherche Kennemerland, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 593).
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 4 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 14 t/m 16):
Hierbij doe ik aangifte van oplichting, gepleegd tussen woensdag 29 september 2021 en 2 oktober 2021. Mijn echtgenote en ik hebben een gezamenlijke rekening bij de ING bank met nummer [nummer 3] . In onze woning vermis ik mijn portemonnee met inhoud welke in de secretaire lag in de slaapkamer. Op woensdag 29 september 2021 vanaf 17.48 uur is er continu gepind met mijn bankpas met nummer 15, tot en net zaterdag 2 oktober 2021 10.34 uur. Hierbij is er bij diverse geldautomaten in Den Haag en Rotterdam gepind en ook bij diverse winkels in Rotterdam. In totaal is er voor een bedrag van 6.128,24 euro gepind (zegge: zesduizend éénhonderd achtentwintig euro en vierentwintig eurocent).
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 25 t/m 30):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Op maandag 4 oktober 2021 werd er door een 92 jarige man aangifte gedaan van diefstal van een pinpas, weggenomen vanuit diens woning. Op 29 september 2021 te 18:52 uur werd er een bedrag van € 414,70 gepind bij GrabnGo gelegen op de Franselaan 297, 3028 AE Rotterdam. Middels de vordering 126nda van het Wetboek van Strafrecht werden de camerabeelden van 29 september 2021 tussen 18:45 en 19:10 uur gevorderd en verkregen. Ik, verbalisant, bekeek aan de hand van voornoemde tijdstippen de camerabeelden. Ik zag beelden van een beveiligingscamera. Ik zag om:
18:48:40 uur: de binnenkomst van twee vrouwen waarvan een vrouw met hoofddoek en een vrouw zonder hoofddoek met lang haar met mondkapje.
Ik zag dat de vrouwen naast elkaar liepen en samen de winkel binnen kwamen. Beide vrouwen lopen naar de verkoopbalie.
18:49:19 uur: De medewerker van de winkel pakt goederen en legt deze op de toonbank. Beide vrouwen bekijken de goederen welke gelijkend zijn op sloffen sigaretten.
18:52:32 uur: Vrouw 1 rekent af met een oranje bankpas
.18:53:05 uur: De medewerker achter de balie stopt de goederen in een blauwe plastic tas, stopt een bon erin en overhandigt de tas aan vrouw 1. Vervolgens lopen beide vrouwen samen de winkel uit.
3. Het proces-verbaal van bevindingen. opgemaakt op 18 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 31 t/m 37):
Op maandag 4 oktober 2021 werd er door een 92 jarige man aangifte gedaan van diefstal van een pinpas, weggenomen vanuit diens woning. Op 30 september 2021 te 11:31 uur werd er een bedrag van € 500,= gepind bij de geldautomaat terminal 811842 te Rotterdam. Ik, verbalisant, bekeek aan de camerabeelden. Ik zag om:
11:31:24 uur: Een aantal personen staan voor de geldautomaten waaronder twee vrouwen met een hoofddoek.
11:31:31 uur: Op het moment dat een persoon wegloopt van de geldautomaat gaat vrouw 1 nabij de geldautomaat staan. Zij geeft met de vinger van haar linkerhand snel een seintje naar vrouw 2, wijzend naar de geldautomaat.
Vrouw 2 loopt naar de geldautomaat met in haar rechterhand een oranje gekleurde bankpas en stopt deze in de pinautomaat. Beiden vrouwen staan naast elkaar bij de geldautomaat.
11:31:39 uur: Vrouw 1 pakt een wit voorwerp gelijkend op een bon uit de geldautomaat en houdt deze in haar hand.
11:32: 10 uur: Vrouw 1 loopt weg en komt weer terug terwijl vrouw 2 handelingen uitvoert bij de geldautomaat.
Vrouw 2 stopt wat in haar zak.
11:33:06 uur: beide vrouwen lopen samen weg.
4. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 19 november 2021, voor zover inhoudende (p. 38 t/m 41):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Ik was belast met het bekijken van camerabeelden van een pintransactie die heeft plaatsgevonden in de winkel Tan Home aan de Beijerlandselaan 111B, 3074 ED te Rotterdam. De pintransactie zou hebben plaatsgevonden op 1 oktober 2021. Ik bekeek de camerabeelden van een camera uit de winkel die zich boven de kassabalie bevind. De beelden zijn opgesplitst in twee delen, de aanvang van deel 1 van de camerabeelden is op 1 oktober 2021 om 14:11:56 uur. Om 14:11:56 uur zag ik dat er twee vrouwen voor de kassa stonden. Ik zag dat er een aantal artikelen op de balie van de kassa lag. Ik zag dat vrouw 1 een oranje pinpas in haar hand hield.
Ik zag dat vrouw 1 de pinpas die zij in haar hand hield in het pinapparaat stopte. Ik zag om 14:12:38 dat zij een pincode invoerde. Ik zag dat zij een moment wachtte en de pinpas hierna uit het pinapparaat haalde. Vervolgens zag ik vrouw 1 met twee tassen en drie grote dozen weglopen en naast de stelling gaan staan tegenover de kassa. Ik zag om 14:17:15 uur dat vrouw 2 voor de kassa stond en met één hand twee artikelen vasthield en haar andere hand nog steeds in haar zwarte tas hield. Ik zag om 14:17:31 uur dat de vrouw haar hand uit de zwarte tas haalde met een oranje pinpas. Ik zag hierna dat vrouw 2 het pinapparaat vasthield met een hand en de pinpas die ze in haar andere hand hield in het pinapparaat stopte. Om 14:18:45 uur zag ik dat vrouw 2 een pincode invoerde bij het pinapparaat. Ik zag dat zij hierna de pinpas uit het pinapparaat haalde en deze in haar zwarte tas stopte. Ik zag dat vrouw 2 twee artikelen van de balie afhaalde en twee artikelen optilde die naast haar stonden en vervolgens bovenin uit beeld liep.
5. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 19 november 2021, voor zover (p. 48 t/m 53):
Op vrijdag 19 november 2021 bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden van de Tugba Home Beijerlandselaan 75 te Rotterdam. De camerabeelden hadden betrekking op horizontale fraude waarbij twee vrouwen betrokken zijn. Hieronder zal ik weergeven wat ik op de camerabeelden heb waargenomen.
12:07 uur, aanvang beelden. De vrouwelijke verdachten stonden al bij de kassa in de
winkel.
12:08 uur, ik zag dat verdachte 1 een oranje pasje uit haar schoudertas pakte en in het pinapparaat deed. Ik zag dat verdachte 1 een cijfercode op het pinapparaat toetste.
12:09 uur, ik zag dat de winkelmedewerker haar kassa weer bediende. Ik zag dat
verdachte 1 weer een oranje pasje in het pinapparaat deed.
12:10 uur, Ik zag dat de winkelmedewerker het bonnetje uit de kassa haalde en dat zij deze in haar hand hield en erop keek. Ik zag dat zij de kassa weer bediende en dat verdachte 1 een oranje pasje in het pinapparaat deed en vijf toetsen indrukte.
12:11 uur, ik zag dat de winkelmedewerker het bonnetje aan verdachte 2 gaf. Ik zag dat verdachte 2 dit bonnetje in haar schoudertas deed en vervolgens liepen zij met zijn drieën naar de zijkant van de balie, richting de camera, en daar praatte de
winkelmedewerker met de twee verdachten vrouwen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 19 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 54 t/m 61):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Op maandag 4 oktober 2021 werd er door een 92 jarige man aangifte gedaan van diefstal van een pinpas, weggenomen vanuit diens woning.
Op 1 oktober 2021 te 10:38 uur werd er een bedrag van € 70,=, en te 10:39 uur een bedrag van € 430,= gepind bij de geldautomaat terminal 810034 te Rotterdam. Middels de vordering 126nda van het Wetboek van Strafrecht werden de camerabeelden van 30 september 2021 tussen 10:25 en 10:50 uur gevorderd en verkregen. Ik, verbalisant, bekeek aan de hand van voornoemde tijdstippen de camerabeelden. ik zag om:
10:37:41 uur: twee vrouwen met hoofddoek staan te wachten op het trottoir voor de geldautomaat.
10:37:59 uur: Vrouw 1 pakt een oranje bankpas en stopt deze in de geldautomaat en aan armbewegingen is te zien dat ze een code intoetst. Vrouw 2 staat ernaast.
10:38:48 uur: vrouw 1 pakt iets uit de geldautomaat en stopt het in haar tas.
10:39:00 uur: vrouw 1 pakt een oranjebankpas en een pakketje gelijkend op briefgeld uit de geldautomaat.
10:39:05 uur: vrouw 1 stopt wederom een oranje bankpas in de geldautomaat. Aan de armbewegingen is te zien dat zij een code intoetst. Zij pakt iets vanaf de geldautomaat en stopt het in haar schoudertas. Vrouw 2 loopt weg en kijkt om.
10:39:51 uur: Vrouw 1 pakt een stapeltje briefgeld vanuit de geldautomaat, stopt het in haar tas en loopt weg achter vrouw 2 aan in de richting van de rijbaan.
7. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 19 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 62 t/m 65):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Op maandag 4 oktober 2021 werd er door een 92 jarige man aangifte gedaan van diefstal van een pinpas, weggenomen vanuit diens woning. Op 2 oktober 2021 te 10:34 uur werd er een bedrag van € 500,= gepind bij de geldautomaat terminal 810034 te Rotterdam. Middels de vordering 126nda van het Wetboek van Strafrecht werden de camerabeelden van 2 oktober 2021 tussen 10:25 en 10:50 uur gevorderd en verkregen. Ik, verbalisant, bekeek aan de hand van voornoemde tijdstippen de camerabeelden. ik zag om:
10:34:03 uur: twee vrouwen met een zwarte hoofddoek staan op het trottoir voor de geldautomaten te wachten. Zodra de rechter geldautomaat vrij komt lopen beiden naar de geldautomaat. 10:35:01 uur: vrouw 1 pakt briefgeld uit de geldautomaat, stopt het in haar schoudertas en loopt samen met vrouw 2 over het trottoir het camerabeeld uit.
8. Het geschrift, opgemaakt op 4 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 194 t/m 197):
Ik, [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op woensdagochtend 1 december 2021, zag ik op de social media site Facebook een
verwijzing naar een item in televisieprogramma Team West getiteld: Vrouwen pinnen vier dagen op rij met pinpas van 93-jarige Hagenaar. In dit item werd de herkenning gevraagd van twee vrouwen die op onduidelijke wijze in het bezit zijn gekomen van de bankpas van het slachtoffer dat woonachtig is aan [adres 2] in Den Haag. Er werden verschillende beelden van de twee vrouwen getoond. Ik herkende één van deze vrouwen direct als de mij ambtshalve bekende:
[medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 2] . Ik ken [medeverdachte 1] ambtshalve. Ik ben in de periode 1995 tot en met 2008 werkzaam
geweest bij de politie regio Utrecht in de gemeente Nieuwegein. Ik had in die periode veel contact met het gezin waarin [medeverdachte 1] is opgegroeid. Dit gezin was woonachtig aan de [adres 3] . Dit contact had doorgaans te maken met vermogenscriminaliteit, overlast, verkeersovertredingen en sociale problematiek. Ik heb [medeverdachte 1] in die periode veelvuldig in persoon gesproken en meerdere malen aangehouden en verhoord. Ik ken haar daarom goed en ben derhalve ook na lange tijd nog in staat om haar te herkennen. Het gaat om de vrouw die respectievelijk linksboven en linksonder is afgedeeld op de bij dit
proces-verbaal gevoegde beelden. Op de foto linksboven zijn haar ingevallen ogen en zware wenkbrauwen goed te zien. Op de foto linksonder is haar gezicht en daarmee ook de tekening in haar gezicht goed te zien. Met de tekening bedoel ik de wallen onder haar ogen, de vorm van haar neus, jukbeenderen, de vorm van haar mond en kin. Daarnaast heb ik ook de bewegende beelden gezien en komt ook haar postuur overeen met het beeld dat ik van haar heb.
9. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 7 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 66 t/m 68):
Ik, [verbalisant 2] , verklaar het volgende:
Naar aanleiding van het onderzoek naar de verdachten van de bankpasfraude, heb ik, verbalisant, de beelden ter beschikking gesteld aan het opsporingsprogramma Team West ten einde herkenning te krijgen van de verdachten, welke met de bankpas van het slachtoffer op verschillende locaties gepind hadden. Op woensdag 1 december 2021 ontving ik een mail van collega [verbalisant 1] . Ik las dat hij een van de vrouwen herkende als [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 2] 1981.
Ik zag dat er een politie foto was van [medeverdachte 1] uit 21-02-2020. Ik vergeleek de politiefoto met de camerabeelden en de screenshots welke ik op een eerder tijdstip onderzocht. Bij vergelijking van de foto met de screenshot kon ik geen verschillen vinden. Ik zag wel overeenkomsten namelijk:
- Dezelfde vorm van neus namelijk een platte neusbrug uitlopend aan de onderzijde
waarbij de tip van de neus lager is gelegen dan de neusvleugels.
- Dezelfde vorm van ogen, iets bollend, met donkere kringen om de ogen
- Dezelfde vorm van kin, vooruitstekend.
- Dezelfde wangplooi die verticaal van haar neus naar de mondhoeken loopt.
Op basis van vernoemde overeenkomsten blijkt de pinner afgebeeld op bijlage 1
dezelfde persoon is als de herkende [medeverdachte 1] .
10. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 28 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 69 en 70):
Ik, [verbalisant 3] , verklaar het volgende:
Naar aanleiding van de pinbetalingen die met de weggenomen pinpas van de aangever hadden plaatsgevonden, werden de camerabeelden van deze pinmomenten opgevraagd en bekeken. lk heb de beschikbare camerabeelden met elkaar vergeleken. ik zag dat het alle gevallen om dezelfde twee vrouwen ging die om beurten gebruik maakten van de weggenomen pinpas. Ik zag dat de gezichten, het postuur en de kleding van de vrouwen overeen kwam. Opvallend is dat zij op alle
camerabeelden dezelfde schoenen droegen.
11. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 18 januari 2022, voor zover inhoudende, (p. 188 t/m 191):
Ik, [verbalisant 2] , verklaar het volgende:
Naar aanleiding van een aangifte gedaan op woensdag 29 september 2021 ter zake fraude met een pinpas, deed ik, verbalisant, onderzoek naar mogelijke aanknopingspunten ten einde de identiteit te achterhalen van de verdachten.
Ten einde de tweede verdachte te achterhalen bekeek ik in het bedrijfsprocessensysteem de verschillende registraties en de relaties welke van [medeverdachte 1] bij ons bekend waren mede gezien de vele registraties aangaande
vermogensdelicten. In een registratie ter zake aandachtsvestiging zag ik de naam [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1982. Na het bestuderen van de politiefoto zag ik gelijkenis met de beelden verkregen van de beveiligingscamera's waarbij de verschillende pintransacties plaatsvonden met de weggenomen pinpas van het slachtoffer. Na vergelijking van de screenshots alsmede de bewegende beelden van de beveiligingscamera's met de politiefoto uit BVI-IB zag ik verschillende gelijkende kenmerken te weten:
- De vorm van het gezicht met enigszins ingevallen wangen.
- De oogopslag met opvallend grote donkere ogen.
- De vorm van kin, vooruitstekend.
- De vorm van neus, recht met iets uitlopend naar de punt.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 198 en 199):
Ik, [verbalisant 3] , verklaar het volgende:
Op 4 februari 2022 werd [medeverdachte 1] herkend door brigadier van politie, [verbalisant 1] . Hij herkende [medeverdachte 1] aan de hand van een televisie-uitzending waarop twee vrouwen zichtbaar waren die pinden met pinpas die vanuit de woning [adres 2] te Den Haag was weggenomen. Hij voegde de screenshots van de voornoemde televisie-uitzending toe aan zijn proces-verbaal van bevindingen, waaronder de foto van de andere vrouw die niet door hem herkend werd (zie foto 1). Deze foto werd door mij vergeleken met de politiefoto die op dinsdag 29 maart 2022 werd genomen van [verdachte] (zie foto 2). Ik stelde de volgende overeenkomsten vast:
Overeenkomende vorm en kleur van de wenkbrauwen
Overeenkomende vorm van wangplooi en neusvleugels
Overeenkomende kleur en vorm van oog
Overeenkomende ooglidplooi als ook de ligging van het iris
Overeenkomende lijnen in de neusbrug tussen de wenkbrauwen
Overeenkomende fijne liplijnen
Op basis van voornoemde is het zeer aannemelijk dat de andere vrouw inderdaad [verdachte] betreft.