ECLI:NL:RBDHA:2022:10075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
21/2201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet met betrekking tot gewijzigde leefsituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.A. Timmer, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Eiseres ontving sinds 30 maart 2013 een uitkering op basis van de Wet WIA en had een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) ontvangen. De Uwv heeft echter de toeslag herzien en teruggevorderd, omdat eiseres per 29 juni 2017 was gaan samenwonen, wat haar recht op toeslag beïnvloedde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv de toeslag terecht heeft herzien en het teruggevorderde bedrag van €10.998,14 rechtmatig was. Eiseres had redelijkerwijs moeten begrijpen dat zij teveel toeslag ontving, aangezien haar gezamenlijke inkomen met haar partner het sociaal minimum overschreed. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van herziening of terugvordering af te zien, en dat de terugvordering niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de herziening en terugvordering in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2020 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv de toeslag die eiseres op grond van de Toeslagenwet (TW) ontving, over de periode van 29 juni 2017 tot 1 juni 2020 herzien en verlaagd naar € 0,-.
Bij besluit van 18 september 2020 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv een bedrag van
€ 10.998,14 aan teveel aan eiseres uitgekeerde toeslag teruggevorderd.
Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv - voor zover van belang - het bezwaar van eiseres gericht tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan de procedure vooraf ging
1. Eiseres ontvangt sinds 30 maart 2013 een uitkering op grond van de Wet WIA [1] . Bij besluit van 30 mei 2013 is aan eiseres een toeslag op grond van de TW toegekend. Bij de berekening van die toeslag is vermeld dat de uitkering wordt aangevuld tot het sociaal minimum dat geldt voor de leefsituatie van eiseres, te weten een eenoudergezin.
2. Vanaf 29 juni 2017 is de leefsituatie van eiseres gewijzigd omdat zij op die datum is gaan samenwonen met haar partner op haar adres. Begin juni 2020 heeft het Uwv geconstateerd dat de leefsituatie van eiseres is gewijzigd. Vervolgens heeft het Uwv de primaire besluiten genomen.
3. In het bestreden besluit heeft het Uwv de herziening en terugvordering gehandhaafd. Het Uwv vindt dat de toeslag terecht is herzien en teruggevorderd. Eiseres is vanaf 29 juni 2017 gaan samenwonen en het gezamenlijk inkomen van eiseres en haar partner is in de periode van 29 juni 2017 tot 1 juni 2020 hoger dan het sociaal minimum geweest, waardoor eiseres geen recht meer had op een toeslag. Of eiseres destijds wel of niet heeft doorgegeven dat zij is gaan samenwonen is niet relevant bij de herziening en terugvordering. Het Uwv is verplicht de toeslag te herzien als blijkt dat het recht op toeslag onjuist is vastgesteld. Eiseres kon objectief gezien weten dat zij teveel toeslag ontving. Het Uwv vindt niet dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Kort samengevat vindt zij dat het Uwv ten onrechte met terugwerkende kracht de toeslag heeft herzien per 29 juni 2017 op grond van artikel 4, eerste lid van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (hierna: de Beleidsregels) omdat het haar redelijkerwijs niet duidelijk was of kon zijn dat ten onrechte toeslag werd verstrekt. Eiseres vindt verder dat er sprake is van dringende redenen om van herziening af te zien op grond van artikel 11a, tweede lid van de TW en om van terugvordering af te zien op grond van artikel 20, vijfde lid, van de TW. Eiseres vindt ook dat de terugvordering in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Wettelijk kader
5. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling van de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres vanaf 29 juni 2017 is gaan samenwonen met haar partner en dat hun gezamenlijk inkomen geen recht gaf op toeslag in de hier relevante periode van 29 juni 2017 tot 1 juni 2020. Verder stelt de rechtbank vast dat aan het bestreden sluit niet ten grondslag ligt dat sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De herziening is gebaseerd op artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder b, van de TW. Dit artikel verplicht het Uwv een besluit tot toekenning van toeslag te herzien als de toeslag anderszins - buiten schending van de inlichtingenplicht - ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. De tekst en bedoeling van dit artikel staan aan herziening van de toeslag met terugwerkende kracht niet in de weg. Dat laat onverlet dat herziening onder omstandigheden in strijd kan zijn met algemene rechtsbeginselen, zoals het rechtszekerheidsbeginsel. Het Uwv hanteert in dit verband het beleid zoals dat is neergelegd in de Beleidsregels. Dit beleid voorziet erin dat van herziening met terugwerkende kracht wordt afgezien indien de inlichtingenplicht niet is geschonden en het de verzekerde niet redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag toeslag werd verstrekt.
Heeft het Uwv de toeslag terecht met terugwerkende kracht herzien vanaf 29 juni 2017?
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat zij teveel toeslag ontving. Eiseres ontving een toeslag naar de norm van een eenoudergezin ter aanvulling op haar WIA uitkering zodat zij een inkomen had ter hoogte van het voor haar geldende sociaal minimum. Dat de toeslag een aanvulling biedt tot het sociaal minimum voor de betrokken leefsituatie, is in het toekenningsbesluit uitdrukkelijk vermeld. Dit is ook vermeld in een informatiebrief van het Uwv van 29 maart 2016, waarin is uitgelegd dat medebewoning leidt tot verlaging van de toeslag. Nadat de partner van eiseres zijn adreswijziging per 29 juni 2017 had doorgegeven, is de toeslag echter ongewijzigd voortgezet. Eiseres had dat kunnen opmaken uit de omstandigheid dat haar maandelijkse uitkering, waarvan de toeslag circa € 300,-, ongeveer 30% van haar totale uitkering bedroeg, niet werd aangepast en uit de uitkeringsspecificaties, waarop de toeslag apart is genoemd. Hierdoor had het haar redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat bij de toeslag geen rekening werd gehouden met de inkomsten van haar partner. Eiseres had daarom redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de hoogte van de toeslag niet klopte. Dat eiseres geen inzicht had in haar financiële zaken en hulp van haar begeleider en partner kreeg bij de administratie, zoals zij stelt, is in dit verband een omstandigheid die voor haar rekening en risico moet blijven.
8. Het betoog van eiseres dat zij bij verweerder telefonisch heeft geïnformeerd of alles klopte en verweerder telefonisch heeft bevestigd dat het inkomen van de partner geen gevolgen had voor haar inkomen, vindt onvoldoende steun in de stukken en maakt het voorgaande daarom niet anders. Uit het overzicht van contacten met het Klant Contact Centrum (KCC) blijkt slechts dat de partner van eiseres met het Uwv contact heeft gehad over zijn eigen uitkeringssituatie. Uit het overzicht blijkt niet dat in 2017 of later contact is geweest met (de partner van) eiseres over haar recht op toeslag nadat zij is gaan samenwonen. Anders dan zij stelt is daarom niet aannemelijk dat zij door het Uwv op het verkeerde been is gezet doordat het Uwv telefonisch verkeerde informatie zou hebben verstrekt. Eiseres heeft er zodoende niet op mogen vertrouwen dat het inkomen van haar partner niet van invloed was op de hoogte van de toeslag. Het voorgaande betekent dat het Uwv overeenkomstig zijn Beleidsregels heeft gehandeld door de toeslag met terugwerkende kracht te herzien. De grond van eiseres dat verweerder in strijd met zijn beleid heeft gehandeld slaagt niet.
Is er sprake van dringende reden om van herziening en terugvordering af te zien?
9. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van dringende reden om van herziening of terugvordering af te zien. Van dringende reden is slechts sprake indien de herziening of de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële consequenties voor de betrokkene heeft. Het gaat dus om de gevolgen van de herziening en terugvordering. Met de omstandigheid dat eiseres voor de herziening en terugvordering al een geruime tijd een minimaal inkomen had, al jaren schulden aan het aflossen was en daarmee bijna klaar was, kan daarom geen rekening worden gehouden. Eiseres heeft verder een schrijven van de psycholoog van 25 maart 2021 overgelegd. Daarin staat dat alles wat extra stress oplevert niet helpend is met betrekking tot het herstelproces. Het is begrijpelijk dat de herziening en terugvordering door eiseres als stressvol worden ervaren. Maar enkel met de brief van de psycholoog heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de herziening en terugvordering onaanvaardbare sociale gevolgen hebben. Nog los van het feit dat de actuele ernst van de psychische problematiek daarin niet wordt beschreven, kan uit de brief niet worden afgeleid dat sprake is van een toename van bestaande psychische problematiek en van (meer dan incidentele) verergering van klachten door de herziening en terugvordering. Daar was wel sprake van in de zaak waar eiseres naar verwezen heeft (uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1475). Nu de zaken niet vergelijkbaar zijn, komt aan die uitspraak niet de door eiseres gewenste betekenis toe. Tot slot is niet gebleken van onaanvaardbare financiële gevolgen. Uit de stukken blijkt dat de aflossingscapaciteit door het Uwv is vastgesteld op € 0,- per maand. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij desondanks vrijwillig € 25,- per maand aan het aflossen is.
Is de terugvordering in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
10. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het evenredigheidsbeginsel niet slaagt. De terugvordering is gebaseerd op artikel 20, eerste lid van de TW. Dat is een dwingendrechtelijke bepaling in een wet in formele zin. Dit betekent dat verweerder daar niet van kan afwijken, tenzij sprake is van dringende redenen, zoals hiervoor besproken. Voor het buiten toepassing laten van de bepaling, zoals door eiseres bepleit, is slechts plaats als sprake is van omstandigheden waarmee de wetgever in zijn afweging geen rekening heeft gehouden en strikte toepassing van de wetsbepaling in verband daarmee tot evidente en ernstige strijd met algemene rechtsbeginselen leidt. Niet valt in te zien dat die situatie zich in geval van eisers voordoet. Dat eiseres door de terugvordering geconfronteerd wordt met een nieuwe schuld, nadat zij jarenlang andere schulden heeft afgelost, is daarvoor niet voldoende, mede in aanmerking genomen dat, zoals uit het voorgaande volgt, eiseres in de betrokken periode geen aanspraak op de toeslag had en de terugvordering niet in strijd met het vertrouwens- of rechtszekerheidsbeginsel kan worden geacht. Daarnaast heeft de wetgever in artikel 20, tweede en vierde lid van de TW voorzien in de mogelijkheid om de duur van de terugvordering in tijd te beperken.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de herziening van de toeslag en de terugvordering van € 10.998,14 in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Artikel 11a van de TW luidt:
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van toeslag en terzake van weigering van toeslag, herziet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12, 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of 13 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag;
b. indien anderszins de toeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12, 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of 13 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op toeslag bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 20 van de TW luidt:
1. De toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a of 14 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
2. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien degene van wie wordt teruggevorderd:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
3. De in het tweede lid, onderdelen a, b en c, genoemde termijn is tien jaar indien de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 12.
4. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 12.
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
6. Degene van wie wordt teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.
7. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 3 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 luidt:
1. Indien door toedoen van de verzekerde ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, vindt intrekking of herziening van de uitkering plaats met terugwerkende kracht tot en met de dag vanaf welke de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
2. Indien als gevolg van of mede als gevolg van het niet nakomen door de verzekerde van een inlichtingenverplichting of een medewerkingsverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, wordt de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop de uitkering zou zijn ingetrokken of herzien als de verzekerde wel volledig aan zijn verplichting zou hebben voldaan. Is deze dag niet te bepalen, dan vindt de intrekking of herziening plaats met ingang van de dag vanaf welke het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.
3. Indien het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, wordt de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt.
4. Bij samenloop van een of meer situaties als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, wordt de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de vroegste dag.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen