In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van een deel van het ontvangen wachtgeld beoordeeld. Eiser, een burgerlijke ambtenaar bij defensie, ontving wachtgeld na ontslag en had de verplichting om wijzigingen in zijn inkomenssituatie te melden. De staatssecretaris van Defensie besloot op basis van een steekproef dat eiser in de periode van juni 2016 tot en met mei 2021 te veel wachtgeld had ontvangen, tot een totaalbedrag van € 38.239,64. Dit bedrag was het gevolg van een salarisverhoging die eiser niet had doorgegeven. De staatssecretaris had al een deel van dit bedrag verrekend met het wachtgeld van juni en juli 2021, maar eiser moest nog een bedrag van € 30.995,93 terugbetalen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het teveel betaalde wachtgeld terugvorderde over een periode van vijf jaar, in plaats van de door eiser gevraagde twee jaar. Eiser had de verplichting om inkomenswijzigingen te melden, en het niet doen daarvan leidde tot de onterecht hoge uitkeringen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, en dat de staatssecretaris bevoegd was om het teveel betaalde wachtgeld terug te vorderen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren met betrekking tot het melden van inkomenswijzigingen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.