ECLI:NL:RBDHA:2022:10042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
09/082647-22, 09/247635-20 (ttz. gev.) en 09/837093-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en bedreiging met verkrachting door verdachte tegen aangeefster, met recidive en verminderde toerekenbaarheid

Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging van een aangeefster. De verdachte, die eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare feiten, heeft gedurende een langere periode, van 6 augustus 2021 tot en met 2 april 2022, stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door onder andere grote hoeveelheden e-mails te versturen en bloemen te bezorgen op haar werkadres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een eerder opgelegd contactverbod, herhaaldelijk contact heeft gezocht met de aangeefster, wat leidde tot ernstige psychische gevolgen voor haar, waaronder posttraumatische stressklachten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. Dit besluit is genomen op basis van de bevindingen van deskundigen die hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en een psychotische stoornis, wat zijn gedrag heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de tbs-maatregel noodzakelijk geacht om het recidiverisico te verminderen en de veiligheid van anderen te waarborgen.

Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 4.809,72 aan de aangeefster, die als benadeelde partij in het proces was betrokken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een computer en twee telefoons, verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/082647-22, 09/247635-20 (ttz. gev.) en 09/837093-19 (tul)
Datum uitspraak: 3 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te Gouda,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie De Schie.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Harlequin naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/082647/-22 (dagvaarding I)
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 augustus 2021 tot en met 2 april 2022 te Gouda
en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- bloemen en/of een (valentijns)kaart bij het werkadres van [aangeefster] te (laten)
bezorgen en/of
- [aangeefster] meerdere mailberichten te sturen en/of
- een foto van [aangeefster] op zijn, verdachtes, facebookpagina (als profielfoto) te
plaatsen
met het oogmerk [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Gouda en/of (elders) in Nederland,
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
door [aangeefster] (een) mailbericht(en) te sturen met daarin (onder meer) de volgende
teksten:
- proces-verbaal pagina 57: "ik krijg je wel te pakken schat heel Nederland staat
tegenover Shere Khan" en/of
- proces-verbaal pagina 63: "Ik hou van je mijn feestje Sonic unleashed [aangeefster]
nu grrraag stalkertje van mijn lul [aangeefster] , ik wil je billetjes en poesje
en je andere gaatjes penetreren schatje van goud koningin [aangeefster]
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 09/247635-20 (dagvaarding II)
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 oktober 2020 te Gouda,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
-het emailadres van [aangeefster] te achterhalen en/of
-[aangeefster] een en/of meerdere mailberichten te sturen (met daarin dreigende en/of intimiderende en/of seksueel getinte teksten en/of pornografische afbeeldingen) en/of
-zich niet te houden aan het aan hem opgelegde verbod om contact op te nemen met [aangeefster] ,
met het oogmerk [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot de ten laste gelegde feiten gerekwireerd tot bewezenverklaring.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen [1]
De rechtbank zal voor de door haar bewezen te verklaren feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
Dagvaarding I [2]
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 10 augustus 2021, met bijlagen; blz. 6-12 (PL1);
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 2 april 2022; blz. 8-9 (PL2);
- het proces-verbaal van bevindingen met als onderwerp “mailtjes d.d. 28 t/m 30 augustus 2021 van [verdachte] ”, opgemaakt op 31 augustus 2021, blz. 166-170 (PL1);
- het proces-verbaal van bevindingen met als onderwerp “onderzoek smartphone [verdachte] ”, opgemaakt op 1 september 2021, blz. 59-061 (PL1);
- het proces-verbaal van bevindingen met als onderwerp “Facebookaccount van [verdachte] ”, opgemaakt op 1 september 2021, blz. 164 (PL1);
- het proces-verbaal van bevindingen met als onderwerp “ontvangen e-mails”, opgemaakt op 2 april 2022, met bijlagen, blz. 11-14 (PL2);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 april 2022, met bijlagen, blz. 18-171 (PL 2);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 april 2022, 176-178 (PL2);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 april 2022, blz. 184-186 (PL2);
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 september 2022.
Dagvaarding II [3]
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 2 oktober 2020, met bijlagen; blz. 5-46;
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 september 2022.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1.
hij in de periode van 6 augustus 2021 tot en met 2 april 2022 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- bloemen en een kaart bij het werkadres van [aangeefster] te bezorgen en
- [aangeefster] meerdere mailberichten te sturen en
- een foto van [aangeefster] op zijn, verdachtes, facebookpagina als profielfoto te plaatsen,
met het oogmerk [aangeefster] te dwingen iets te doen
ente dulden;
2.
hij op 30 maart 2022 in Nederland [aangeefster] heeft bedreigd met verkrachting door [aangeefster] mailberichten te sturen met daarin (onder meer) de volgende teksten:
- "
-ik krijg je wel te pakken schat heel Nederland staat tegenover Shere Khan" en
- "
-Ik hou van je mijn feestje Sonic unleashed [aangeefster] nu grrraag stalkertje van mijn lul [aangeefster] , ik wil je billetjes en poesje en je andere gaatjes penetreren schatje van goud koningin [aangeefster] ";
Dagvaarding II
hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 oktober 2020 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- [aangeefster] meerdere mailberichten te sturen (met daarin dreigende en/of intimiderende en/of seksueel getinte teksten en/of pornografische afbeeldingen) en
- zich niet te houden aan het aan hem opgelegde verbod om contact op te nemen met [aangeefster] ,
met het oogmerk [aangeefster] te dwingen iets te doen
ente dulden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat hem de – gemaximeerde – maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) wordt opgelegd met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd (hierna: dwangverpleging) en de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tevens heeft zij gevorderd dat de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van drie jaren wordt opgelegd en een contactverbod met de aangeefster. Bij iedere schending van het contactverbod dient één week vervangende hechtenis te worden toegepast, met een maximum van zes maanden, aldus de officier van justitie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft primair verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandelverplichting. Subsidiair heeft zij verzocht om oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden, waaronder een klinische behandelverplichting.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De oplegging van een straf
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de jaren 2020 tot en met 2022 – met tussenpozen – schuldig gemaakt aan belaging van de aangeefster. Zo heeft hij in deze periode, soms wel dagelijks, honderden e-mails naar de aangeefster gestuurd met dreigende, intimiderende en seksueel getinte inhoud. Ook heeft hij bloemen bezorgd bij het werk van de aangeefster. Dit terwijl de verdachte wist dat zij op geen enkele wijze contact met hem wilde en hij nota bene kort tevoren al was veroordeeld voor het belagen van de aangeefster in de periode van 2009 tot en met 2013 en in 2019. Daarbij was hem ook een contactverbod met de aangeefster voor de duur van drie jaren opgelegd. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Uit hetgeen namens de aangeefster ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt dat zij zich al dertien jaar onveilig, angstig en boos voelt en dat zij als gevolg van de voortdurende belaging door de verdachte posttraumatische stressklachten heeft ontwikkeld. Voor die klachten was zij succesvol behandeld, maar toen de verdachte toch weer met haar contact opnam, kwamen de klachten in volle hevigheid weer terug.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 juni 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij, zoals hierboven al is overwogen, eerder is veroordeeld voor het gedurende een lange periode belagen van de aangeefster.
Toerekenbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages van prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt , gezondheidszorgpsycholoog, van 22 juli 2022 en van drs. M.M. Loomans , psychiater, van 26 juli 2022. Beiden hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De psycholoog merkt op dat de stoornis in het autismespectrum beperkingen omvat in de dagelijkse sociale omgang en in de inschatting van en de afstemming op anderen. Wanneer de spanning toeneemt en de draaglast de draagkracht te boven gaat, lijkt de verdachte psychisch te ontsporen, neemt de realiteitstoetsing af en het decorumverlies dienovereenkomstig toe. Hier werkt de stoornis in het schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis door in zijn gedesorganiseerde, inadequate, bruuskerende en obscene gedrag jegens de aangeefster.
De psychiater licht toe dat de verdachte ten gevolge van de aanwezige psychopathologie verminderd in staat is om op adequate wijze om te gaan met specifieke frustraties, confrontaties en tegenslagen. Hij verliest het overzicht en komt in een neerwaartse spiraal van frustratie en gevoelens van onvermogen, die ook nog kan leiden tot psychotische overschrijdingen. Dit heeft in het verleden met grote regelmaat geleid tot soortgelijk delictgedrag jegens de aangeefster. Er is gedurende het leven van de verdachte een stelselmatig patroon, waarbij gesproken kan worden van evident en structureel disfunctioneren. Hij heeft bij dit patroon een pathologische “escape” ontwikkeld, waarbij een jarenlange obsessie is ontstaan naar de aangeefster. Hij wil haar betrekken bij zijn leven, maar maakt zich ook zorgen over haar functioneren en wil zijn gedragingen kunnen uitleggen. Hierin zijn ongezonde opvattingen ontstaan, zoals frustratie en onbegrip dat de aangeefster niet op hem reageert. Hij is in verminderde mate in staat om tijdens deze situaties zijn emoties, agressie en impulsen te reguleren. Er is normaal gesproken sprake van een redelijk adequate gewetensfunctie, maar opeenstapelende psychosociale problematiek en stress in combinatie met ervaren uitzichtloosheid en het onvermogen om zich in te leven, de obsessie met de aangeefster en uiteindelijk woede en realiteitsverlies verhinderen een adequate analyse van de consequenties van zijn gedragingen.
De beide gedragsdeskundigen menen dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en dat de gedragskeuzes van de verdachte hierdoor zijn beïnvloed. De deskundigen adviseren daarom om de feiten de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt daarom de conclusie van de deskundigen over de toerekenbaarheid van de feiten aan de verdachte over. De rechtbank rekent de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toe aan de verdachte.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking de lange periode waarin de belaging plaatsvond en – in het bijzonder – het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor belaging van de aangeefster en een hem daarbij opgelegd contactverbod herhaaldelijk heeft genegeerd. In strafverlagende zin houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekenbaarheid. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.
De oplegging van maatregelen
Gedragsdeskundige adviezen over recidiverisico en behandelkader
Zowel de psycholoog als de psychiater schat het risico op recidive in als hoog. De psycholoog licht toe dat het ongevraagd sturen van berichten en het gebrek aan slachtofferempathie bijdragen aan het risico op volharding. Het gegeven dat de verdachte al een langdurige geschiedenis van stalking kent en daarvoor is veroordeeld, draagt ook bij aan het risico op terugval in delictgedrag. De verdachte hanteert cognitieve vertekeningen of denkfouten ten aanzien van de stalking en ten aanzien van de aangeefster. Zo is hij sterk geneigd zijn stalkingsgedrag te rechtvaardigen en te bagatelliseren en de schuld ervan bij de aangeefster te leggen. Zijn hardnekkige overtuiging recht te hebben op contact met de aangeefster en zijn afgewezen avances doen de boosheid bij de verdachte toenemen. Tegen de achtergrond van het door hem eerder gebruikte geweld waarvoor hij met politie en justitie in aanraking kwam (een veroordeling voor mishandeling in 2015), moet het risico op (ernstig) geweld als matig worden ingeschat, aldus de psycholoog. De psychiater signaleert een groot aantal risicofactoren: zo is er sprake van eerdere agressie bij de verdachte, zijn er problemen geweest in eerdere relaties, zijn er problemen ten aanzien van werk, is er sprake van evidente psychopathologie en volgen de denkbeelden vanuit zijn netwerk veelal de denkbeelden van de verdachte.
Om de kans op herhaling te reduceren, is het volgens de deskundigen aangewezen dat de verdachte behandeling ondergaat. Volgens de psycholoog is het aangewezen dat de verdachte behandeld en begeleid wordt in een instelling waar expertise is op het terrein van behandeling in het autismespectrum in combinatie met forensisch gedragskundige aanpak. Daarnaast blijft antipsychotische medicatie noodzakelijk. Begeleiding, behandeling en coaching van de verdachte in welke vorm dan ook vergt dat hij in een geleidelijk persoonlijk contact wordt benaderd. Een werkrelatie opbouwen is essentieel om het broze vertrouwen te winnen en is gedoemd te mislukken als dat telefonisch en via de weg van invuloefeningen van formulieren verloopt. Gestreefd zal moeten worden naar een geïntegreerde aanpak, waarin duurzaam in plaats van inwisselbaar of vluchtig professioneel contact op de voorgrond staat. Volgens de psycholoog is het meest aangewezen kader om behandeling en begeleiding te realiseren, de tbs-maatregel met voorwaarden. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden is eerder opgelegd, beproefd en niet succesvol gebleken, waardoor het recidiverisico daarmee onvoldoende te bestrijden is, aldus de psycholoog.
Ook de psychiater acht – gezien de complexiteit van de pathologie en het hoge recidiverisico – de tbs-maatregel met voorwaarden een noodzakelijk kader. De psychiater denkt aan een klinische start van de behandeling binnen een FPK dan wel FPA, waarbij gedegen expertise aanwezig is om adequate copingmechanismen aan te leren bij de beperkingen van de autismespectrumstoornis en de nog immer bestaande obsessie. Evident is dat het aanleren van adequate copingmechanismen en het conformeren aan medicatiegebruik belangrijke behandeldoelen zijn. Begeleiding, controle en behandeling van deze doelen zullen langdurig noodzakelijk zijn. Het is gebleken dat de verdachte zich tot op heden moeizaam heeft geconformeerd aan begeleiding en behandeling. Er moet dan ook gedacht worden aan een forensische setting, waarbij voldoende kennis is van de psychiatrische problematiek. Deze behandeling kan dan ambulant worden voortgezet, waarbij de aangeleerde copingmechanismen kunnen worden getoetst. Daarbij dient er een afdoende langdurig niveau van controle te zijn en een uitgebreid resocialisatieprogramma om zijn gedrag te monitoren bij oplopende stressoren. Een van de belangrijkste factoren in de behandeling zal stabiele medicatie-inname zijn. Minstens net zo belangrijk is het optimaliseren van structurele begeleiding en toezicht, en hulp bij het regelen van adequate huisvesting, financiën en dagbesteding. De psychiater merkt op dat andere behandelkaders ongeschikt zijn. Een zorgmachtiging krachtens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is onvoldoende langdurig en huidige behandelaren zien dit niet als een adequate behandeling om de risico’s op recidive te beperken. Een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel acht de psychiater evenmin geschikt. Volgens de psychiater is er een aanmerkelijke kans dat de verdachte, zoals reeds veelvuldig is gebleken, niet in staat zal zijn zich aan die voorwaarde te houden wat zal leiden tot terugplaatsing in detentie. Er zal dan geen adequate behandeling of resocialisatie plaatsvinden, waardoor de kans op recidive onveranderd hoog zal blijven.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 5 september 2022, waarin staat dat sprake is van een hoog recidiverisico. De reclassering deelt de mening van de deskundigen dat de verdachte eerst klinisch en daarna ambulant behandeld dient te worden en adviseert de verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Ook adviseert de reclassering de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
De tbs-maatregel
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten ziekelijke stoornissen van de geestvermogens bestonden – en ook nu nog bestaan. Uit voormelde rapporten leidt de rechtbank af dat die stoornissen een hoog recidiverisico met zich brengen en dat, teneinde dat risico te verminderen, langdurige en intensieve behandeling van de verdachte noodzakelijk is. De vraag is in welk kader die behandeling moet plaatsvinden.
De deskundigen hebben gemotiveerd uiteengezet waarom een civielrechtelijk kader of het kader van bijzondere voorwaarden niet volstaat. De rechtbank volgt hun conclusies op dat punt. Daarmee komt oplegging van de tbs-maatregel in beeld.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de tbs-maatregel is naar het oordeel van rechtbank voldaan, nu tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en deze feiten misdrijven betreffen als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist bovendien het opleggen van de tbs-maatregel. Daartoe is redengevend hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht over de stoornissen van de verdachte en hoe die hebben bijgedragen tot niet alleen de thans bewezen verklaarde feiten, maar ook tot de eerder door hem jegens dezelfde aangeefster gepleegde strafbare feiten. Het risico op herhaling is groot en er bestaat een matig risico op geweld. Het is daarom onverantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Daaraan doet niet af dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij nu echt zal ophouden contact te zoeken met de aangeefster. Ook als de verdachte dat zou menen, is de kans reëel dat zijn stoornissen maken dat hij toch weer zal terugvallen in delictgedrag. Illustratief daarvoor is dat hij al eerder dergelijke uitspraken heeft gedaan, maar daarna toch is gerecidiveerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk is.
De vraag is dan of de tbs-maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd, zoals door de deskundigen is geadviseerd, of met dwangverpleging. Bij oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden stelt de rechter ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde. Op grond van artikel 38, vijfde lid, Sr kan een voorwaarde slechts worden gesteld indien de ter beschikking gestelde zich bereid heeft verklaard tot naleving van die voorwaarde. De verdachte heeft ter terechtzitting meermalen uitdrukkelijk, ook na overleg met zijn raadsvrouw, verklaard niet te zullen meewerken aan een van de geadviseerde voorwaarden, namelijk de klinische behandelverplichting. De rechtbank zou die voorwaarde dus niet kunnen opleggen aan de verdachte. Een klinische behandeling is naar het oordeel van de rechtbank evenwel noodzakelijk om het recidiverisico te kunnen verminderen, in aanmerking genomen hetgeen de deskundigen hebben toegelicht over de complexiteit van de problematiek van de verdachte. Om toch een klinische behandeling van de verdachte mogelijk te maken, resteert geen andere mogelijkheid dan de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. Gezien de noodzaak tot klinische behandeling, die niet in een ander kader kan plaatsvinden, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de dwangverpleging van de verdachte.
De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Duur van de tbs-maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr gaat de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaren niet te boven, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat de in deze zaak bewezen verklaarde feiten niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat de feiten niet zijn voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag jegens de aangeefster en er geen concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan de per e-mail geuite bedreiging met verkrachting. De duur van de aan de verdachte op te leggen tbs-maatregel kan derhalve maximaal vier jaar bedragen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak het voorkomen van recidive van groot belang is. Hieraan kan oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding als bedoeld in artikel 38z Sr bijdragen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na zijn invrijheidstelling aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, opdat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De terbeschikkingstelling van de verdachte wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Ook na afloop van de tbs-maatregel kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de aangeefster en ter voorkoming van strafbare feiten, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen. Omdat de verdachte langdurig herhaaldelijk contact is blijven opzoeken met de aangeefster en zich niet heeft gehouden aan een eerder aan hem opgelegd contactverbod voor de duur van drie jaren, ziet de rechtbank aanleiding deze maatregel voor de maximale duur van vijf jaren op te leggen. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week, met een maximum van zes maanden. De rechtbank houdt er ernstig rekening mee dat de verdachte zich jegens aangeefster belastend zal blijven gedragen en wederom een strafbaar feit zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vordering
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.809,72, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Dit bedrag bestaat uit € 1.309,72 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade. Tevens verzoekt zij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. De vordering is onderbouwd en niet door de verdediging betwist. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 april 2022, zijnde de laatste dag van de bewezen verklaarde periode, omdat vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.809,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij.
De rechtbank bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De rechtbank bepaalt voorts dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen voorwerpen, vermeld op de beslaglijst, moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat de verdachte met behulp van deze voorwerpen de strafbare feiten heeft gepleegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Het gaat om een computer en twee telefoons. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 juni 2022 gevorderd dat de onder parketnummer 09/837093-19 door deze rechtbank op 29 september 2020 aan de verdachte opgelegd voorwaardelijke opgelegde taakstraf van 40 uren, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich hierover ter terechtzitting niet uitgelaten.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat zij de tbs-maatregel aan de verdachte zal opleggen, thans geen redelijk doel gediend is met tenuitvoerlegging van de taakstraf. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf, bijkomende straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 38e, 38v, 38w, 38z, 55, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
eendaadse samenloop van belaging en bedreiging met verkrachting;
ten aanzien van dagvaarding II:
belaging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (TIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast
de terbeschikkingstellingvan verdachte en beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
legt aan de verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
legt op de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrechtinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (een) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden, waarbij toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt dat de opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
dadelijk uitvoerbaaris;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] toe tot een bedrag van € 4.809,72, bestaande uit materiele en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.809,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2022, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting door de verdachte aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Computer (Omschrijving: [PL-nummer] , zilver, merk: hp 17-ak022nd);
2 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [PL-nummer] , blauw, merk: xiaomi m2006c31g);
3 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [PL-nummer] , blauw, merk: motorola g20);
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde taakstraf in de zaak met parketnummer 09/837093-19.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Garabitian, voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, team opsporing district G, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 183), hierna te noemen PL1, of de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 214), hierna te noemen PL2.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossier, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, flexteam Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 94).