In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, ingediend op 24 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft op 7 juni 2022 verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat hij beroep heeft ingesteld. Dit maakt het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.