ECLI:NL:RBDHA:2022:10024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.17046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Roemenië een asielaanvraag ingediend en stelde dat hij daar mishandeld was door de autoriteiten en dat er structurele tekortkomingen in de asielprocedure waren.

De rechtbank heeft de zaak op 14 september 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat Nederland ervan uit mag gaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft echter betoogd dat de situatie in Roemenië zodanig is dat dit beginsel niet meer kan worden gehanteerd, onder verwijzing naar een AIDA-rapport dat structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Roemenië beschrijft.

De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangevoerde argumenten en de informatie uit het AIDA-rapport niet voldoende onderbouwd waren om aan te nemen dat Roemenië in zijn geval niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17046

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om voorlopige voorziening NL22.17047, op 14 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Yahye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 26 februari 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 7 juli 2021 in Roemenië een asielaanvraag heeft ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening is Roemenië verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek op 14 april 2022 aanvaard.
3. Niet in geschil is dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
4. Eiser is van mening dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat er zich aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voordoen. Hoewel op papier de Opvang-, de Kwalificatie- en de Procedurerichtlijn ook van toepassing zijn op de asielprocedure in Roemenië, is dit in de praktijk voor eiser niet het geval geweest. Eiser stelt dat hij in Roemenië is mishandeld door de autoriteiten, dat hij honger heeft geleden, dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om al zijn asielmotieven naar voren te brengen, dat hij geen juridische bijstand heeft gehad, dat hij geen verslag van zijn gehoor heeft gekregen, dat hij niet de mogelijkheid heeft gekregen om aanvullingen en correcties op te (laten) stellen, en dat er geen sprake was van een daadwerkelijk rechtsmiddel. Eiser heeft daarnaast een beroep gedaan op het ‘AIDA Country Report Romania Update 2021’ van 31 mei 2022, meer specifiek op het hoofdstuk ‘Overview of the Main Changes since First Report’. Daaruit blijkt dat het aantal pushbacks enorm is gestegen en dat vanuit de detentiecentra mensen worden uitgezet naar Servië die niet de Servische nationaliteit hebben. Daarbij merkt eiser op dat vanwege de oorlog in Oekraïne er veel Oekraïense burgers naar Roemenië zijn gevlucht en dat dit een extra druk heeft gelegd op het asielsysteem.
5. Op 29 juli 2021 heeft de Afdeling [3] in haar uitspraak [4] nog geoordeeld dat verweerder ten opzichte van Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In die uitspraak is rekening gehouden met de update 2020 van het AIDA-rapport van 30 april 2021. De rechtbank dient te beoordelen of op grond van de update 2021 van het rapport d.d. 31 mei 2022 moet worden aangenomen dat niet (langer) mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6. De rechtbank stelt vast dat de update 2021 van het AIDA-rapport een update geeft van de situatie in Roemenië. De update is naar aard en inhoud hetzelfde als de eerder uitgebrachte rapporten en geeft geen blijk van een wezenlijke verslechtering in de asielprocedure en van de opvangvoorzieningen. Wel blijkt uit de update 2021 (p. 12) dat UNHCR Romania heeft gerapporteerd dat in de periode januari - eind november 2021 69.589 personen de toegang is geweigerd. Dat is inderdaad een opvallende stijging ten opzichte van het in de update 2020 vermelde aantal geregistreerde pushbacks aan de Servische grens van 13.409 personen.
7. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 13 april 2022 [5] heeft overwogen, moet worden geoordeeld dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout in de asielprocedure zijn in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Echter, niet is gebleken dat eiser als Dublinclaimant bij of na zijn overdracht aan Roemenië in een vergelijkbare situatie terecht zal komen als die zich voordoet aan de buitengrenzen met Servië. Vast staat dat Roemenië de terugname van eiser heeft geaccepteerd en dat eiser dus in het kader van de Dublinverordening gereguleerd zal worden overgedragen aan Roemenië. Die situatie is niet vergelijkbaar met die van vluchtelingen die illegaal de buitengrens van de EU oversteken. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt niet dat Roemenië derdelanders, die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen, door middel van pushbacks terugstuurt naar derde landen zonder hun asielverzoek te behandelen. De stelling van eiser dat een vriend, die door Oostenrijk op grond van de Dublinverordening aan Roemenië zou worden overgedragen, toch te maken heeft gekregen met een pushback, is niet onderbouwd en vindt geen steun in de door eiser ingebrachte AIDA-update.
8. Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaringen van eiser over wat hem in Roemenië is overkomen (mishandeling, hongerlijden, ontbreken correcte rechtsgang en juridische bijstand) geen bevestiging vinden in de door eiser ingebrachte AIDA-update of andere objectieve informatie.
9. Eiser heeft ook zijn stelling, dat de toestroom van Oekraïense vluchtelingen een extra druk op het asielsysteem in Roemenië heeft gelegd, niet voorzien van een onderbouwing. Daarmee heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de instroom van Oekraïense vluchtelingen zodanige gevolgen heeft voor het asielsysteem dat geen opvang meer wordt geboden aan Dublinclaimanten of dat Dublinclaimanten niet meer tot de asielprocedure worden toegelaten in Roemenië.
10. Eiser heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat Roemenië in het geval van eiser niet zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Verweerder mocht daarom in het bestreden besluit ten aanzien van Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om de behandeling van de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State