ECLI:NL:RBDHA:2022:10024
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Roemenië een asielaanvraag ingediend en stelde dat hij daar mishandeld was door de autoriteiten en dat er structurele tekortkomingen in de asielprocedure waren.
De rechtbank heeft de zaak op 14 september 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat Nederland ervan uit mag gaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft echter betoogd dat de situatie in Roemenië zodanig is dat dit beginsel niet meer kan worden gehanteerd, onder verwijzing naar een AIDA-rapport dat structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Roemenië beschrijft.
De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangevoerde argumenten en de informatie uit het AIDA-rapport niet voldoende onderbouwd waren om aan te nemen dat Roemenië in zijn geval niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.