ECLI:NL:RBDHA:2021:9994
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling zonder vooruitzicht op uitzetting door gebrek aan samenwerking met Senegalese autoriteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, was opgelegd. De maatregel van bewaring was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds het begin van de coronapandemie geen presentaties meer plaatsvinden bij de Senegalese autoriteiten, waardoor verweerder geen contact kon leggen om de benodigde documenten voor de uitzetting van eiser te verkrijgen. Eiser had zelf ook geen aantoonbare acties ondernomen om zijn aanvraag voor een laissez passer (lp) te ondersteunen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was gezien de omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering bestond, omdat de autoriteiten van het land van herkomst niet bereid waren mee te werken aan het verstrekken van de benodigde documenten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 4.300,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed.