ECLI:NL:RBDHA:2021:9828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
09/126315-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake handel in verdovende middelen en poging tot zware mishandeling met een voertuig

Op 7 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne, heroïne en MDMA, alsook aan het aanwezig hebben van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 maart 2021 tot en met 11 mei 2021 meerdere keren verdovende middelen heeft verkocht en verstrekt. Tijdens een aanhouding op 11 mei 2021 heeft de verdachte geprobeerd te ontsnappen door met zijn auto, een Opel Corsa, in te rijden op politieagenten, waarbij één agent letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en vernieling van meerdere voertuigen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, een politieagent die letsel heeft opgelopen tijdens de aanhouding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/126315-21
Datum uitspraak: 7 september 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats 1] ,
[adres 1]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 augustus 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. van Staden te Brink en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. H.G. Koopman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode 16 maart 2021 tot en met 11 mei 2021 te
's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermaals, althans eenmaal opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet; en/of
- hoeveelheden van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroïne, een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet; en/of
- hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(Aangetroffen onder verdachte)
- ongeveer 67,3 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet; en/of
- ongeveer 1,4 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet; en/of
- ongeveer 39,6 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet; en/of
(Aangetroffen onder zus verdachte)
- ongeveer 514,3 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet; en/of
- ongeveer 4,9 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet; en/of
- ongeveer 81 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
opzettelijk van het leven te beroven,
- met een door verdachte bestuurd voertuig ( [kenteken 1] ) op het lichaam
van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] , zijnde (voor verdachte
kenbare) politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, (met
hoge snelheid) (achteruit) is ingestuurd en/of is ingereden; en/of
- met dat voertuig tegen een (scheen)been van die [slachtoffer 1] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een door verdachte bestuurd voertuig ( [kenteken 1] ) op het lichaam
van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] , zijnde (voor verdachte
kenbare) politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, (met
hoge snelheid) (achteruit) is ingestuurd en/of is ingereden; en/of
- met dat voertuig tegen een (scheen)been van die [slachtoffer 1] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
met een door verdachte bestuurd voertuig ( [kenteken 1] ) tegen een
(scheen)been van die [slachtoffer 1] aan te rijden;
4
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te 's-Gravenhage
opzettelijk en wederrechtelijk diverse voertuigen (Mercedes stationwagon, Opel
Vivaro, Skoda Octavia, Mazda MX-5), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan de Nationale Politie en/of een (vooralsnog) onbekend gebleven slachtoffer,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte in deze zaak wordt verdacht van het in vereniging dealen en het in vereniging voorhanden hebben van verdovende middelen en het plegen van een poging tot doodslag op dan wel poging tot zware mishandeling van meerdere politieagenten en vernieling van diverse voertuigen.
De verdachte heeft het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA en het plegen van de vernielingen bekend, de andere feiten worden door de verdachte ontkend.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard met dien verstande dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen partieel wordt vrijgesproken en dat het bij feit 2 gaat om 35,7g MDMA en 84,9g cocaïne.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte 35,7 gram MDMA en 82,4 gram cocaïne aanwezig heeft gehad en moet de verdachte van het aanwezig hebben van de overige verdovende middelen worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Observaties
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte de gebruiker is van [telefoonnummer 1] ). In auditieve observaties (de rechtbank begrijpt: tapgesprekken) van dit telefoonnummer werd veelvuldig gehoord dat afspraken werden gemaakt voor ontmoetingen. In die gesprekken werden aantallen genoemd en werd gesproken over “goed spul”, “het geven van onversneden”, “of het voor de neus is of om te roken” en over “lolly’s en bruin en wit”. De rechtbank gaat ervan uit dat hiermee werd gedoeld op verdovende middelen, waarbij bruin heroïne is en wit cocaïne, zoals ook is verklaard door [getuige 1] ). De verdachte heeft geen andersluidende verklaring gegeven omtrent het gebruik van deze termen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat in deze tapgesprekken afspraken werden gemaakt voor het kopen en verkopen van verdovende middelen.
Tijdens fysieke observaties die plaatsvonden van 16 maart 2021 tot 11 mei 2021, is geconstateerd dat de verdachte in een zwarte Opel Corsa voorzien van het [kenteken 1] reed. Door de politie werden frequent korte contactmomenten waargenomen tussen de verdachte en vermoedelijke afnemers van verdovende middelen en ook werd een aantal keren een overdracht gezien.
Afnemers
Meerdere afnemers van wie tapgesprekken zijn beluisterd en die als hiervoor bedoeld zijn gezien bij observaties van de verdachte hebben verklaard van de verdachte dan wel van een persoon met [telefoonnummer 1] , verdovende middelen te hebben gekocht. [naam 1] heeft verklaard verdovende middelen bij de verdachte te kopen. Wat de lolly’s betreft die zij moest doorgeven, vermoedde zij dat het MDMA-lolly’s waren. [naam 2] die bij een overdracht is geobserveerd, heeft verklaard cocaïne te gebruiken en drugs te kopen van een persoon die reed in een Opel Corsa met zwarte kleur. [getuige 1] verklaarde al een jaar bij de persoon met [telefoonnummer 1] te kopen. Hij kocht pillen in een roze/ paarse kleur, cocaïne en heroïne bij deze man.
Door de raadsman is gesteld dat een aantal van de getuigenverhoren van het bewijs uitgesloten dient te worden, aangezien de getuigen als verdachte hadden moeten worden gehoord. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zo er al sprake zou zijn geweest van een schending van de rechten van deze getuigen, dan is daarmee gelet op de ‘Schutznorm’ geen inbreuk gemaakt op de rechtens te beschermen belangen van de verdachte. De verklaringen kunnen derhalve gebruikt worden voor het bewijs.
Ook heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van getuigen van het bewijs moeten worden uitgesloten, indien slechts sprake is geweest van een herkenning van de verdachte middels een enkelvoudige fotoconfrontatie. Over de enkelvoudige fotoconfrontatie overweegt de rechtbank als volgt. Uit de rechtspraak volgt dat geen rechtsregel eraan in de weg staat om - met de daarbij gepaste behoedzaamheid - een herkenning van een dader van een strafbaar feit bij een enkelvoudige fotoconfrontatie getoonde foto, te gebruiken voor het bewijs (Gerechtshof Den Haag 31 januari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:292). De rechtbank stelt daarom voorop dat in beginsel terughoudend moet worden omgegaan met de waardering van een herkenning op grond van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Aan een dergelijke herkenning kan niet de betrouwbaarheid worden toegeschreven die toegeschreven mag worden aan de resultaten van een door de politie gehanteerde en volgens strikte voorwaarden uitgevoerde meervoudige fotoherkenning. De herkenningen door [naam 1] en [naam 2] bij de foto-confrontatie in deze zaak staan naar het oordeel van de rechtbank echter niet op zichzelf maar moeten bezien worden in combinatie met de overige bewijsmiddelen. Ook uit die bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij de handel in verdovende middelen betrokken was. De rechtbank is daarom van oordeel dat de uitkomst van de fotoconfrontatie voor het bewijs kan worden gebruikt. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Medeplegen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen bewijs aanwezig is dat de verdachte nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt bij de handel in verdovende middelen, zodat hij van het ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich in de periode van 16 maart 2021 tot en met 11 mei 2021 schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren, verkopen en verstrekken van MDMA, heroïne en cocaïne.
Feit 2
Aanwezig hebben verdovende middelen
In de kelderbox bij de woning van de verdachte is 35,7 gram MDMA aangetroffen en in de kelderbox bij de woning van de zus van de verdachte is 82,4 gram cocaïne aangetroffen. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat deze drugs van hem is en dat alleen hij daarvoor verantwoordelijk is. Voor het overige zijn de aangetroffen middelen niet onderzocht dan wel waren het geen verdovende middelen, zodat de verdachte voor de overige in de tenlastelegging onder 2 vermelde verdovende middelen wordt vrijgesproken.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van het ten laste gelegde medeplegen wordt vrijgesproken.
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 35,7 gram MDMA en 82,4 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Feiten 3 en 4
Bewijsoverwegingen feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 11 mei 2021 wilde de politie de verdachte, die op dat moment in een auto zat, aanhouden. Na een korte achtervolging kwam de auto van de verdachte tot stilstand. Verbalisant [slachtoffer 1] ) rende naar de auto toe en trok de deur van de bestuurder open. De verdachte gaf vervolgens gas, waardoor zijn voertuig vanuit stilstaande positie in beweging kwam. Daarbij is hij tegen verbalisant [slachtoffer 1] aangereden, die niet de kans had om op tijd weg te stappen. [slachtoffer 1] liep daardoor diverse schaafwonden op aan zijn hand en scheenbeen. De verdachte reed vervolgens achteruit in de richting van [slachtoffer 2] ). [slachtoffer 2] die hoorde dat de motor van de auto veel toeren maakte, waaruit de rechtbank afleidt dat de auto met enige snelheid achteruitreed, moest wegstappen om een aanrijding te voorkomen. De verdachte raakte diverse geparkeerde voertuigen.
Poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat uit niets volgt dat de verdachte uit was – het boos opzet had – op de dood van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] . In dat geval ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of er sprake was van voorwaardelijk opzet, of te wel was er een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en heeft de verdachte die kans bewust aanvaard.
De rechtbank overweegt dat naar algemene ervaringsregels de te verwachten gevolgen van het handelen van de verdachte in overwegende mate worden bepaald door de snelheid van de auto. Ten aanzien van die snelheid zijn geen objectieve meetgegevens beschikbaar. Onduidelijk is gebleven met welke snelheid de verdachte vanuit stilstand [slachtoffer 1] heeft geraakt en achteruit is gereden in de richting van [slachtoffer 2] . De verklaringen in het dossier dat de verdachte met hoge snelheid reed, zijn onvoldoende om te komen tot het oordeel dat die snelheid dermate hoog moet zijn geweest dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisanten als de auto hen had geraakt. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
Poging tot zware mishandelingVan boos opzet op zware mishandeling is niet gebleken. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met zijn gedragingen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de zware mishandeling van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] Zelf verklaarde de verdachte dat hij een man bij zijn auto zag dat hij probeerde te ontkomen, dat hij achteruit is gereden en wist dat hij auto’s zou raken en dat hij nog een persoon zag in het midden van de weg. Het op deze wijze ongecontroleerd met een auto wegrijden, wetende dat er iemand naast de auto staat en het achteruit met enige snelheid afrijden op een persoon die op relatief korte afstand achter de auto op de weg staat, brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich mee dat deze personen worden geraakt door de auto en daarbij zwaar lichamelijk letsel oplopen; dit geldt ook als niet is komen vast te staan met welke snelheid de auto exact reed. Door zo te handelen, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De handelingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat de verdachte door op een dergelijke wijze weg te rijden de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. [slachtoffer 1] is ook daadwerkelijk gewond geraakt, zij het niet ernstig.
Kenbaarheid politie
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld niet te hebben geweten dat de personen bij zijn auto van de politie waren; dit was volgens hem niet kenbaar. Uit de bevindingen van verbalisant [slachtoffer 1] volgt dat hij zichzelf als politieagent kenbaar had gemaakt door te zeggen: ”Politie, je bent aangehouden” en dat hij een jas droeg met de tekst “politie” op de borst en rug. [getuige 2] had gehoord dat iemand riep “politie” en “stop of ik schiet” of woorden van gelijke strekking. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onaannemelijk dat de verdachte niet heeft geweten dat het verbalisanten waren.
Partiële vrijspraak t.a.v. [slachtoffer 3]
Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte op verbalisant [slachtoffer 3] is ingestuurd of ingereden zoals aan de verdachte ten laste gelegde onder feit 3. De verdachte wordt dan ook partieel vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 3] .
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het ten laste gelegde feit bekend heeft. Nu hij nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak hebben bepleit, wordt op voet van artikel 359 lid 3, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2021 met foto’s, pagina's 631-645)
Gelet hierop acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigd bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode 16 maart 2021 tot en met 11 mei 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk heeft verkocht en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende hero
ïne, zijnde heroïne, een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en
- hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 11 mei 2021 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
35,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en
-
82,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3 subsidiair
hij op 11 mei 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
sen [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een door verdachte bestuurd voertuig ( [kenteken 1] ) op het lichaam van die [slachtoffer 1]
sen die [slachtoffer 2] , zijnde voor verdachte kenbare politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, is ingereden; en
- met dat voertuig tegen een scheenbeen van die [slachtoffer 1]
sis aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 11 mei 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk diverse voertuigen
die aan
anderentoebehoorde
nheeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij bewezenverklaring van feit 1 als verlichtende omstandigheid rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen heeft op grond van de Opiumwet, waardoor een taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit aan te sluiten bij trede 3 van het LOVS-oriëntatiepunt dat ziet op het aanwezig hebben van verdovende middelen. De raadsman heeft verzocht ook voor dit feit een taakstraf op te leggen. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit is door de raadsman enkel vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd. Voor het onder 4 ten laste gelegde feit kan naar het oordeel van de raadsman een taakstraf worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, heroïne en MDMA en het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. Het handelen in drugs geeft overlast op straat en voor omwonenden. Het is algemeen bekend dat drugs verslavend zijn en schadelijk voor de gezondheid. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat veel criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van en de handel in drugs. De verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. De verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De verdachte heeft zich voorts als bestuurder van een auto schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft zich zeer onverantwoordelijk gedragen op de weg. De verdachte heeft welbewust onaanvaardbare risico’s genomen en anderen ernstig in gevaar gebracht, waarbij een agent ook daadwerkelijk letsel heeft opgelopen. De betrokken agenten waren bezig met de uitoefening van hun publieke taak op het moment dat zij werden geconfronteerd met dit geweld. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Het is namelijk bekend dat een dergelijk geweldsincident veel indruk maakt op de betrokken verbalisanten en dat zij hiervan vaak nog langdurig een onveilig gevoel behouden en hinder kunnen ondervinden. Dat dit zo is, blijkt ook uit hetgeen de benadeelde partij naar voren heeft gebracht. Het is een gelukkig toeval dat niemand als gevolg van het gedrag van de verdachte ernstiger letsel heeft opgelopen. Uiterst kwalijk is bovendien dat de reden voor dit gevaarlijke rijgedrag was dat de verdachte aan zijn aanhouding door de politie wilde ontkomen. Daarbij heeft de verdachte ook nog eens diverse voertuigen beschadigd.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 juni 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte een omvangrijk strafblad heeft, maar niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Hierin is voor de periode dat de verdachte in cocaïne, heroïne en MDMA heeft gehandeld, namelijk 2 maanden, als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opgenomen. Daarnaast heeft de verdachte een hoeveelheid van 35,7 gram MDMA en 82,4 gram cocaïne aanwezig gehad. Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte meer verdovende middelen in zijn bezit heeft gehad, maar het NFI heeft door capaciteitsgebrek niet alle in beslag genomen middelen getest. Alles afwegende acht de rechtbank voor het handelen in verdovende middelen en het bezit daarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden.
Voor het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met een wapen is het oriëntatiepunt 7 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het feit waarbij twee verbalisanten zijn betrokken en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd meewegende, acht de rechtbank voor de poging tot zware mishandeling en de vernieling van diverse voertuigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van eveneens 10 maanden passend en geboden.
Alles afwegende, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank komt daarmee tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, mede gelet op het feit dat de rechtbank de poging tot doodslag niet bewezen heeft geacht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 541,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit. De vordering is namens de verdachte niet betwist. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 541,00 en de vordering in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 mei 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 3.6 bewezenverklaarde feit 3 (poging zware mishandeling) worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 541,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 mei 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst van 27 juli 2021 staat het volgende voorwerp:
1. 2.050 EUR IBN 12-05-2021 (omschrijving: 2590512) (hierna: het geldbedrag).
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geldbedrag op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het inbeslaggenomen geldbedrag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het geldbedrag verbeurdverklaren. Het geldbedrag is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en dit geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit heeft verkregen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3, subsidiair:poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 541,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 mei 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 541,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 mei 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
het inbeslaggenomen goed;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerpen, te weten:
2.050 EUR IBN 12-05-2021 (omschrijving: 2590512).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
mr. J.J. Arts, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2021.
Bijlage I
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021074773, van de politie-eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, flexteam Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 664).
t.a.v. de feiten 1 en 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 april 2021 (p. 29-33), voor zover inhoudende:
Op 16 maart 2021 te 15.17 uur bleek uit een auditieve observatie dat het [telefoonnummer 1] contact had met het [telefoonnummer 2] . Dit betrof een nieuw telefoonnummer welke in gebruik werd genomen was door [naam 3] . Uit dit telefoongesprek bleek dat [naam 3] afsprak op de [adres 2] te Den Haag met de gebruiker van het [telefoonnummer 1] .
Om 16:17 uur geeft de gebruiker van het [telefoonnummer 1] aan dat hij op de [adres 3] rijdt en dat hij er over 3 minuten is.
Uit fysieke observatie bleek dat om 16.24 uur op de [adres 4] de Opel Corsa kwam aangereden voorzien van het [kenteken 1] en dat er een korte ontmoeting was tussen twee personen. De bestuurder van het voertuig werd herkend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1989 te ’ [geboorteplaats 1] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 april 2021 (p. 47-49), voor zover inhoudende:
Op donderdag 8 april 2021 omstreeks 19:30 uur vernamen wij, verbalisanten, vanuit de coördinator van het onderzoek dat de verdachte mogelijk een afspraak zou hebben op de [adres 5] . Aldaar zou mogelijk een afspraak plaatsvinden met de bewoner van perceelnummer [nummer] , genaamd [naam 4] .
Sessienummer [-] : [verdachte] burn nnm584. 5854 wil dat [verdachte] komt voor 50
Sessienummer [-] : SMSU 1 min zo oke
Sessienummer [-] : SMSI Ik kom naar beneden ;)
Wij, [verbalisant 1] en [slachtoffer 2] , zagen omstreeks 20:00 uur een man in het portiek verschijnen. Ik herkende deze man als [naam 4] . Dezelfde dag te 20:03 uur zagen wij, verbalisanten, een zilverkleurige Peugeot de straat in rijden. Wij zagen de auto parkeerde nabij de portiek van de [adres 5] Wij zagen vervolgens [naam 4] naar het voertuig lopen en instappen. Wij zagen [naam 4] uitstappen en richting zijn woning lopen. Op het moment dat het voertuig mij, verbalisant [slachtoffer 2] , passeerde zag ik dat het kenteken van het voertuig [kenteken 2] was. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zagen op de [adres 6] het voertuig rijden. Wij zagen dat [verdachte] op de bijrijderstoel zat.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 68-72), voor zover inhoudende:
In het kader van het onderzoek Lhotse hebben wij op dinsdag 11 mei 2021 tussen 13:59 uur en 20:22 uur geobserveerd
Tijdstip:
Verbalisant:
Locatie:
Waarneming:
14.14 uur
[verbalisant 2]
Auditieve observatie
[verdachte] maakt een afspraak met 1084 op de [adres 7] .
14.17 uur
[verbalisant 4]
[adres 7] , Den Haag
Junkachtig type, komt aanlopen en stopt voor de woning, perceel [nummer] [verdachte] komt aanrijden in de Opel Corsa met [kenteken 1] Junkachtig type stapt in. Autorijdt uit zicht.
14.23 uur
[verbalisant 4]
[adres 7] Den Haag
Junkachtig type komt weer aangelopen naar de woning vanuit de richting dat [verdachte] wegreed.
15.01 uur
[verbalisant 5]
Auditieve observatie
[naam 1] ) belt dat ze toch kan komen. Ze wil 2. [verdachte] geeft aan, aan de telefoon: “dus 2 voor ieder”.
15.23 uur
[verbalisant 6]
[adres 1]
Er wordt gezien dat er een voertuig de straat in rijdt voorzien van [kenteken 3] . Hier zitten twee vrouwen in, waarvan de bijrijder wordt herkend als [naam 1]
15.25 uur
[verbalisant 7]
[adres 8]
Waarneming overdracht tussen [verdachte] en [naam 1]
18.22 uur
[verbalisant 5]
Auditieve observatie
[verdachte] wordt gebeld door [naam 4] , reeds bekende afnemer. [naam 4] zegt dat hij voor 40 wil. [verdachte] geeft aan dat hij over 20 minuten komt.
19.05 uur
[verbalisant 4]
[adres 5]
[naam 4] stapt in, in het voertuig van [verdachte] , na een paar meter stapt hij weer uit en rent hij terug naar de woning.
20.06 uur
[verbalisant 5]
Auditieve observatie
[verdachte] wordt gebeld door [-] , die is bij station Moerwijk. [verdachte] moet die kant op komen.
20.10 uur
[verbalisant 5]
Auditieve observatie
[-] is nog onderweg. [verdachte] gaat naar de [adres 9] en spreekt aan de zijkant af.
20.13 uur
[verbalisant 8]
[adres 9]
[verdachte] heeft contact met de afnemer. Gekleed in een rode bodywarmer
20.19 uur
Ondersteuningsgroep
[adres 10]
Door één van de afnemers wordt iets op de grond gegooid. Dit blijkt later een bolletje cocaïne.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 77-137), voor zover inhoudende:
In de periode gelegen tussen woensdag 24 maart 2021 tot en met dinsdag 11 mei 2021 werd het [telefoonnummer 1] auditief geobserveerd. Uit onderzoek bleek dat de [verdachte] de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] .
Uit de auditieve observatie bleek dat de verdachte [verdachte] , met het [telefoonnummer 1] , contacten had met de gebruikster van het [telefoonnummer 3] .
Ik zag dat dit telefoonnummer op naam stond van: [naam 4] .
Ik deed onderzoek naar de telefonische contacten tussen de [verdachte] (verder te noemen [verdachte] ) en [naam 4] .
Donderdag 25 maart 2021
Uitgaand telefoongesprek
[naam 4] wil er vijf hebben voor haar zus, het moet wel goed spul zijn want zij heet een tyfusbui. [verdachte] zegt dat hij speciaal voor haar onversneden gaat maken. [naam 4] wil er zelf tien.
Vrijdag 26 maart 2021
Inkomend telefoongesprek
[naam 4] zegt dat zij zo langskomt voor haar zus. [naam 4] wil hetzelfde voor vijf. [verdachte] zegt dat dat goed is.
Zondag 28 maart 2021
Inkomend telefoongesprek
[naam 4] heeft er drie nodigen zegt dat zij samen met haar zoon is.
[naam 4] zegt dat zij er is. [verdachte] vraagt hoeveel [naam 4] er nodig heeft. [naam 4] zegt dat zij er drie nodig heeft. [verdachte] vraagt of het voor de neus is of om te roken. [naam 4] zegt dat het voor de neus is.
Maandag 29 maart 2021
[naam 4] geeft aan dat zij voor hetzelfde komt, maar dan voor haar zus. [naam 4] vraagt voor vijf stuks. [verdachte] geeft aan dat het goed is
Dinsdag 30 maart 2021
[naam 4] zegt dat ze belt voor nadere informatie, ze gaat 'die dingen' ook even doorpassen naar [naam 5] . [naam 4] vraagt wat die lolly's straks gaan kosten. [verdachte] wil graag weten of de kwaliteit wel een beetje om te doen was.
Donderdag 1 april 2021
[naam 4] vraagt aan [verdachte] of hij het vervelend vindt als zij vandaag voor tienkomt. [verdachte] zegt dat dit kan.
Zaterdag 3 april 2021
[naam 4] wil vier rook voor haarzelf en heeft één wissel
Dinsdag 6 april 2021
[naam 4] zegt dat zij van die jongen van de lolly's heeft gehoord dat het precies goed was.
Zaterdag 1 mei 2021
[naam 4] zegt dat ze voor drie-driekomen. [verdachte] zegt dat hij weer paarse dingetjes heeft en vraagt of [naam 4] er een paar wil. [naam 4] zegt dat zij dat wel wil. [verdachte] zegt dat [naam 4] er wel een paar krijgt van hem. [verdachte] zegt dat hij er met 10 á 15 minuten
Dinsdag 11 mei 2021
[naam 4] zegt dat zij vandaag toch kan komen en dat zij twee-twee wil hebben.
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , opgemaakt op 11 mei 2021 (p. 337-348), voor zover inhoudende:
Wat voor lolly’s had hij?
A: Die lolly’s had ik doorgepasst. ik vermoed MDMA-lolly’s.
6. Het proces-verbaal van verhoor [naam 2] , opgemaakt op 11 mei 2021 (p. 326-330), voor zover inhoudende:
Wat voor soorten verdovende middelen gebruikt u?
Coke
Zou u deze verkoper kunnen herkennen?
Ja zeker
Indien de verdachte onze hoofdverdachte goed beschrijft
Ik wil u een foto laten zien, wie is deze persoon op de foto?
Ik ken hem van de omgeving waar ik koop inderdaad. Het is een bekend gezicht. Ik kan u vertellen dat ik hem meerdere malen heb zien verkopen aan mensen.
In wat voor voertuig rijdt deze verkoper?
Hij rijdt in een Opel Corsa, zwart van kleur.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 mei 2021 (p. 146-179), voor zover inhoudende:
In de periode gelegen tussen woensdag 24 maart 2021 tot en met dinsdag 11 mei 2021, werd het [telefoonnummer 1] auditief geobserveerd. Uit onderzoek bleek dat de [verdachte] de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] .
Uit de auditieve observatie bleek dat de [verdachte] , met het [telefoonnummer 1] , contacten had met de gebruiker van het [telefoonnummer 4] .
Ik zag dat het telefoonnummer op naam stond van: [getuige 1] geboren op [geboortedatum 2] 1982 te [geboorteplaats 2] .
Ik deed onderzoek naar de telefonische contacten tussen de [verdachte] ) en [getuige 1] ).
24 maart 2021
[getuige 1] wil afspreken op dezelfde plek. [getuige 1] wil één bruin en één wit. [verdachte] wil dat don alles in één keer besteld. [getuige 1] wil nu twee bruin, één wit. [verdachte] is er over een kwartier.
25 maart 2021
[getuige 1] wil afspreken op dezelfde plek waar ze altijd afspreken. [getuige 1] wil twee bruin meer niet. [getuige 1] moet bellen als hij er is.
26 maart 2021
[getuige 1] is er. [verdachte] over vijf minuten. [getuige 1] wil twee bruin en één wit.
27 maart 2021
[getuige 1] wil afspreken op dezelfde plek. [getuige 1] wil twee bruin, één wit. [verdachte] is er over twintig minuten.
[getuige 1] vraagt of die nog een keer kan afspreken. [verdachte] vraagt wat [getuige 1] wil hebben en dat die eigenlijk maar één keer per dag afspreek. [getuige 1] wil twee bruin, één wit. [verdachte] is er over twintig minuten.
29 maart 2021
[getuige 1] wil dat [verdachte] nog een keer komt. [getuige 1] wil namelijk nog twee bruin voor iemand anders. [verdachte] vraagt of [getuige 1] dit expres doet. [verdachte] komt niet tekens voor maar twee stuks. [verdachte] wil geen risico op straat nemen.
3 april 2021
[getuige 1] wil afspreken zoals altijd. [getuige 1] wil twee bruin en één wit. [verdachte] zegt dat het kan.
8. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , opgemaakt op 15 mei 2021 (p. 471-474), voor zover inhoudende:
V: We willen even in je telefoon kijken om te kijken of het volgende nummer in je telefoon staat, [telefoonnummer 1] . Mag dit vrijwillig?
A: Ja, dat mag.
O: Wij verbalisanten zien dat het nummer meerdere malen is gebeld of dat [getuige 1] is gebeld door het nummer. Dit gaat terug tot oktober 2020
V: Hoelang koopt u al bij deze man?
A: Sowieso een jaar.
V: Wat kocht je meestal bij hem?
A: Heroïne, cocaine en xtc. XTC had ik een keer gekocht. Daarna had die denk ik niet meer.
V: Wat voor kleur waren deze pillen?
A: Rose/paars.
V: Welke vorm?
A: Cirkel.
V: Hoeveel betaalde je voor de heroïne?
A: Iedere dag 20 euro.
V: En voor de cocaïne?
A: Meestal 10. Ik haalde meeste twee bruin en één wit.
V: Wat wordt er bedoelt met bruin en wat met wit?
A: Heroïne is bruin en cocaïne is wit.
V: Wil je verder nog iets verklaren?
A: Nee, hij had een goede drugshandel. Hij was aardig.
9. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 190-191), voor zover inhoudende:
Op dinsdag, 11 mei 2021, omstreeks 21:05 uur, werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning, [adres 1] ‘s-Gravenhage.
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
• A 1511 Kelderbox/ jaszak, 94 paarse pilletjes in gripzakje
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 juli 2021 (p. 605), voor zover inhoudende:
Ik zag een gripzakje met daarin 94 ronde paarskleurige tabletten, voorzien van Versace logo, met een totaal netto vastgesteld gewicht van 35,7 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAOT6200NL.
11. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 juli 2021 met zaaknummer 2021.07.05.012 (aanvraag 004), opgesteld door ing. [naam 6] (p. 606), voor zover inhoudende:
Kenmerk: AAOT6200NL
Omschrijving FO: tablet, paars, uit 35,7 gram
Conclusie: bevat MDMA.
12. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 11 mei 2021 (p. 200-201), voor zover inhoudende:
Op dinsdag, 11 mei 2021, omstreeks 23:30 uur, werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in woning, [adres 11] , 2572TS ‘s-Gravenhage
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
B.01-1 Kelderbox/ emmer bij binnenkomst, zakjes witte bolletjes.
B01-3 Kelderbox/ Albert Heijn tas, zakje wit poeder.
13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 6 juli 2021 (p. 608), voor zover inhoudende:
Ik zag een dichtgeknoopt boterhamzakje met hierin een witte substantie in brokjesvorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 52,6 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAOT6174NL.
Ik zag een dichtgevouwen bruine koffiefilter met hierin een witte substantie in brokjesvorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 9,2 gram (weging Narcotica) Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAOT6175NL.
14. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 juli 2021 met zaaknummer 2021.07.05.012 (aanvraag 001), opgesteld door ing. [naam 6] (p. 610), voor zover inhoudende:
Kenmerk: AAOT6174N
Omschrijving FO: brokjes, wit, uit 52,6 gram
Conclusie: bevat cocaïne
15. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 juli 2021 met zaaknummer 2021.07.05.012 (aanvraag 002), opgesteld door ing. [naam 6] (p. 611), voor zover inhoudende:
Kenmerk: AAOT6175NL
Omschrijving FO: brokjes, wit, uit 9,2 gram
Conclusie: bevat cocaïne
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 6 juli 2021 (p. 614), voor zover inhoudende:
Ik zag een dichtgeknoopt boterhamzakje met hierin een witte substantie in
Brokjesvorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 20,6 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN AAOT6191NL.
17. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 juli 2021 met zaaknummer 2021.07.05.012 (aanvraag 003), opgesteld door ing. [naam 6] (p. 616), voor zover inhoudende:
Kenmerk: AAOT6191NL
Omschrijving FO: brokjes, wit, uit 20,6 gram
Conclusie: bevat cocaïne
18. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 295-301), voor zover inhoudende:
V: Waar staat u ingeschreven?
A: [adres 1] in Den Haag
V: Woont u daar ook?
A: ja
V: Tot welke vervoermiddelen heeft u de beschikking?
A: Ik leen af en toe de auto van mijn zusje
V: Weet u het kenteken?
A: 60 nog iets ik weet niet precies. Een Opel Corsa.
V: We hadden het over de auto van uw zus. Waar woont uw zus?
A: [adres 11] huisnummer weet ik niet.
V: Heb jij een sleutel van haar woning?
A: Voordeur weet ik niet. Ik heb sleutels van mijn zwager gekregen. Die heb ik gekopieerd. Maar dat weten hun niet. Van de kelder en garage.
V: Maak je gebruik van de kelder?
A: Alles wat daar gevonden is, is van mij
V: Wat is daar gevonden dan?
A: Verdovende middelen
V: Wat voor verdovende middelen zouden daar liggen?
A: Heroïne, Cocaïne en een beetje xtc pilletjes maar die werken niet die zijn nep. Zit geen MDMA in.
t.a.v. feit 3
19. Het proces-verbaal van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 236-240), voor zover inhoudende:
Op dinsdag 11 mei 2021, omstreeks 22:30 uur, wil ik aangifte doen van poging tot doodslag. Alle straten in dit proces-verbaal van aangifte zijn in de stad Den-Haag.
Diezelfde dag, omstreeks 20:05 uur, was ik aan het werk als zijnde
politiefunctionaris van de politie-eenheid Den-Haag.
De verdachte zou genaamd zijn: [verdachte] .
Van de verdachte was bekend dat hij gebruik maakte van een personenauto van het merk Opel, type Corsa, zwart van kleur en voorzien van het [kenteken 1] .
Ik zag dat in de Opel Corsa 2 personen zaten, waarvan ik de bestuurder herken als de verdachte. Ik ben vervolgens naar de Opel Corsa gerend en trok de deur van de bestuurder open. Ik stapte naar voren om de bestuurder aan te houden. Hierdoor stond naast de opengetrokken deur van de Opel en het voertuig in. Ik heb toen met luidde stem geroepen: “Politie, je bent aangehouden." Ook had ik een jas aan met de tekst politie op de borst en rugzijde. Ik hoorde dat de verdachte in de Opel Corsa gas gaf, ik hoorde dat omdat ik de toeren van de motor hoog hoorde oplopen. Ik voelde vervolgens dat de opengetrokken autodeur met kracht tegen me aan kwam, ik voelde toen een hevige pijnscheut in mijn been. Ik zag vervolgens dat de Opel Corsa naar achteren reed. Ik voelde dat de opengetrokken deur tegen mij aankwam. Ik moest vervolgens op zij springen om te voorkomen dat ik tussen de Mercedes en Opel klem kwam te zitten en was de personenauto met de verdachte erin over mij heen gereden. Later zag ik dat dat ik diverse schaafwonden had op mijn hand en scheenbeen. Dit was het resultaat van het boven omschreven incident.
20. Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 244-245), voor zover inhoudende:
Op dinsdag 11 mei 2021 omstreeks 20:00 uur was ik werkzaam bij het Flexteam Den Haag-Centrum.
Nadat door leden van de ondersteuningsgroep (OG) een autoprocedure was gestart waarbij zij zich luidkeels kenbaar maakte als zijnde politie trachtte [verdachte] te vluchten met behulp van zijn voertuig, Opel Corsa, [kenteken 1] . [verdachte] kwam hierbij in aanraking met meerdere voertuigen. Ik bevond mij ten tijde van de autoprocedure op een afstand van ongeveer 25 meter. Ik bevond mij op de rijbaan. Ik zag dat [verdachte] achteruitreed. Ik zag dat [verdachte] recht op mij afreed. Ik moest wegstappen om een aanrijding te voorkomen.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 241-243), voor zover inhoudende:
Op dinsdag 11 mei 2021 te 20:15 uur maakte ik, verbalisant [slachtoffer 1] onderdeel uit van de Ondersteuningsgroep van politie Eenheid Den Haag.
Ik zag dat de bestuurder van Opel zonder gas terug te nemen achteruitreed. Ik zag dat de Opel tegen de openstaande deur
van de Mercedes aanreed.
Ik zag dat deze collega op zij moest springen, om te voorkomen dat hij werd aangereden door de Opel Corsa. Ik zag dat de Opel Corsa ongecontroleerd de rijbaan overschoot en tegen twee geparkeerde auto’s aanreed.
22. Het proces van bevindingen, opgemaakt op 12 mei 2021 (p, 246-248), voor zover inhoudende:
Op dinsdag 11 mei 2021, zag ik verbalisant [slachtoffer 2] dat [verdachte] met zijn voertuig, Opel Corsa, hard optrok. Ik zag dat omdat de voorzijde van de Opel omhoogkwam en ik hoorde dat de motor van veel toeren maakte. Ik zag dat een collega hierbij moest wegstappen om te voorkomen dat hij werd aangereden.
Ik zag dat het voertuig achteruit bleef rijden. Ik zag dat het voertuig recht op mij afreed. Ik zag dat het voertuig mij naderde tot een afstand van ongeveer 5 meter. Ik besloot mijn vuurwapen te trekken. Ik riep vervolgens luidkeels “politie”. Ik moest vervolgens opzij stappen om een aanrijding te voorkomen.
23. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 259-260), voor zover inhoudende:
Op dinsdag 11 mei 2021, om ongeveer 20.15 uur was ik op het [adres 10] in Den Haag.
Opeens hoorde ik roepen “POLITIE” en “Stop of ik schiet” of woorden van gelijke strekking.
24. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 12 mei 2021 (p. 307), voor zover inhoudende:
Ik probeerde weg te komen. Die man schoot niet maar ik dacht wegwezen. Ik reed vervolgens achteruit. Ik zag een paal in het midden van de weg.
Daarvoor of daarachter stond een man. Ik heb denk ik al die geparkeerde auto's aangereden.