ECLI:NL:RBDHA:2021:9737
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van Chavez-verblijfsrecht en artikel 3.15 Vb
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van eiseres is afgewezen. Eiseres, een Indonesisch meisje, wilde bij haar moeder in Nederland komen wonen. De moeder, referente, had een Chavez-verblijfsrecht, wat betekent dat zij tijdelijk verblijf heeft en geen gezinshereniging kan aanvragen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 3.15 van het Vreemdelingenbesluit, omdat haar moeder ten tijde van het bestreden besluit niet over een niet-tijdelijk verblijfsrecht beschikte. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat er geen sprake was van objectieve belemmeringen voor eiseres en haar gezin om hun gezinsleven in Indonesië uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eiseres uitviel, en dat er geen grond was voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd was met de wet. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.