ECLI:NL:RBDHA:2021:9736
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, een jongvolwassene met Iraanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. Eiser is geboren in 1990 en heeft een vader, referent, die in Nederland verblijfsvergunning asiel heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie met referent, en stelde dat er geen sprake was van een beschermenswaardig familieleven volgens artikel 8 van het EVRM.
Tijdens de zitting op 22 juli 2021 heeft eiser betoogd dat hij op de peildatum voldeed aan het jongvolwassenenbeleid, omdat hij met referent in gezinsverband leefde en niet in zijn eigen levensonderhoud voorzag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in zijn beoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met de feitelijke omstandigheden, zoals de langdurige werkloosheid van eiser en de emotionele afhankelijkheid van referent. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat eiser zich zelfstandig kon handhaven en dat de gezinsband met referent was verbroken.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen reden was om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, gezien de gebreken in de motivering van de staatssecretaris.