In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft een asielaanvraag ingediend omdat hij vreesde voor vervolging door de aanwezigheid van IS in zijn woonplaats Anah, provincie Al Anbar. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat er geen uitzonderlijke situatie is waarin eiser een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrees van eiser om bij terugkeer in een vluchtelingenkamp te belanden in erbarmelijke omstandigheden niet als relevant element kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep en dat hij geen specifieke individuele kenmerken heeft aangevoerd die een reëel risico op ernstige schade kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij is opgemerkt dat de aanvraag terecht is afgewezen.