Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 15 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarbij heeft verweerder eveneens bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten.
Overwegingen
In dit geval is sprake van één besluit waartegen door eiser twee rechtsmiddelen zijn aangewend. Met het beroep werd vernietiging van het bestreden besluit beoogd en met de voorlopige voorziening opschorting van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit waardoor eiser de behandeling van het beroep mag afwachten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het beroep en de voorlopige voorziening daarom geen samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Bpb, ondanks het feit dat de rechtsmiddelen zijn aangewend in één ingediend stuk. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 24 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1522) niet een bestendige jurisprudentielijn weergeeft.