ECLI:NL:RBDHA:2021:9404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en rechtmatigheid van terugkeerbesluit in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de vreemdelingenbewaring van eiseres, die in beroep was gegaan tegen de voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 april 2021 een maatregel van bewaring heeft opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van deze maatregel, met name omdat het terugkeerbesluit niet expliciet het land vermeldde waarnaar zij zou moeten terugkeren. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel het terugkeerbesluit niet expliciet naar het land verwees, de context en de eerdere communicatie met eiseres voldoende duidelijkheid boden over haar terugkeer naar Vietnam.
De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van eiseres beoordeeld dat verweerder onvoldoende voortvarend zou handelen in de uitvoering van de terugkeer. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris voldoende stappen had ondernomen, ondanks de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee de maatregel van bewaring in stand bleef. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.