ECLI:NL:RBDHA:2021:9403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.8973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig derde land; beoordeling van banden met Brazilië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit houder, zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 juni 2021 besloten dat de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk was, omdat Brazilië als veilig derde land werd beschouwd. Eiser had een verblijfsvergunning in Brazilië en zijn banden met dat land werden als sterker beoordeeld dan zijn banden met Nederland. Tijdens de zitting op 28 juni 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld via een Skype-verbinding. Eiser voerde aan dat hij niet terug kon naar Brazilië vanwege de medische zorg die zijn dochter nodig had en dat hij in Nederland werk had. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Brazilië als veilig derde land kon worden aangemerkt. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat hij in Brazilië gevaar zou lopen. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag niet inhoudelijk kon worden beoordeeld, omdat deze niet-ontvankelijk was verklaard op basis van de Vreemdelingenwet. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

Procesverloop

Met het besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2021 met behulp van een Skype-beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Mohammed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1981. Eiser heeft een verblijfsvergunning met actieve status in Brazilië, geldig tot [dag] december 2023. Eisers dochter is in 2014 in Brazilië geboren en heeft daardoor de Braziliaanse nationaliteit. Zijn (inmiddels ex-)vrouw heeft in 2017 de Braziliaanse nationaliteit gekregen. Eiser heeft daarnaast bij een Braziliaanse vrouw een zoon, eveneens met Braziliaanse nationaliteit. Eisers (ex-)vrouw heeft in Nederland verblijfsvergunning asiel gekregen. In verband daarmee heeft eiser in Nederland een verblijfsvergunning nareis op grond van artikel 29, tweede lid, onder a, van de Vw, geldig van 15 oktober 2019 tot 15 oktober 2024.
1.2.
Eisers vrouw heeft bij verweerder gemeld dat de gezinsband met eiser is verbroken, omdat het huwelijk duurzaam is ontwricht en de echtscheiding wordt aangevraagd. Daarna heeft eiser op 19 december 2019 asiel aangevraagd in Nederland. Verweerder is voornemens om de nareisvergunning van eiser in te trekken.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat Brazilië voor eiser als veilig derde land wordt beschouwd. Eiser heeft verklaard dat hij sinds 2014 meerdere malen in Brazilië is geweest, voor de geboorte van zijn dochter, om werk voort te zetten en om zijn zoon te bezoeken. Hij spreekt de Portugese taal. Eisers echtgenote, zijn zoon en dochter en zijn vriendin hebben de Braziliaanse nationaliteit. Volgens verweerder heeft eiser daardoor sterkere banden met Brazilië dan met Nederland. Eiser zal in Brazilië worden toegelaten, omdat hij een verblijfsvergunning met actieve status heeft in Brazilië. Eiser is op 30 september 2019 Brazilië uitgereisd en verblijft dus nog geen twee jaar in het buitenland. Zijn verblijfsvergunning is daarom in ieder geval tot 30 september 2021 nog geldig. Volgens verweerder kan Brazilië in het algemeen worden aangemerkt als veilig derde land en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Brazilië voor hem niet als veilig derde land kan worden aangemerkt.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiser zijn zijn banden met Nederland sterker. Eiser en zijn toenmalige vrouw zijn naar Brazilië gegaan om een andere nationaliteit te krijgen dan de Syrische. Eisers (ex-)vrouw en zijn dochter voor wie hij zorgtaken heeft verblijven in Nederland en eiser heeft hier werk. Ook zijn Braziliaanse vriendin en zijn zoon zijn volgens eiser in Nederland. Hij kan niet op korte termijn terug naar Brazilië, omdat zijn dochter na een ongeval medische zorg nodig heeft. Daarnaast is Brazilië volgens eiser geen veilig derde land. Ten slotte moet volgens eiser een beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM worden gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
4. In geschil is de vraag of Brazilië voor eiser als veilig derde land kan worden beschouwd. In artikel 3.106a van de Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) zijn de toetsingscriteria neergelegd waaraan voldaan moet zijn. In artikel 3.37ee van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) staat vermeld welke informatiebronnen moeten worden geraadpleegd bij de beoordeling of een derde land een veilig derde land is. Verder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in verschillende uitspraken [1] uiteengezet hoe verweerder moet vaststellen of een land voor een vreemdeling een veilig derde land is. Verweerder dient eerst te beoordelen of er een band is met het land, vervolgens of de vreemdeling zal worden toegelaten tot het derde land en tot slot of het een veilig derde land is.
Band met Brazilië
5.1.
Er kan alleen sprake zijn van een veilig derde land, indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land dat het voor hem redelijk zou zijn daar naartoe te gaan (de redelijkheidstoets). Dit kan het geval zijn als de vreemdeling in het verleden in het land heeft gewoond, maar dit kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden. Het is in beginsel aan verweerder om aannemelijk te maken dat sprake is van een zodanige band en het is vervolgens aan de vreemdeling om dat te weerleggen.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser een zodanige band heeft met Brazilië dat het voor hem redelijk zou zijn om terug te gaan. Verweerder heeft hierbij de volgende relevante individuele omstandigheden betrokken. Eiser heeft een verblijfsvergunning geldig tot [dag] december 2023 waarmee hij toegelaten wordt tot het land en er mag verblijven. Hij spreekt de Portugese taal. Zijn dochter en zoon hebben de Braziliaanse nationaliteit, evenals zijn huidige vriendin. Eiser heeft verklaard dat hij sinds 2014 meerdere malen in Brazilië is geweest en dat hij er zijn werk wilde voortzetten. [2] Verweerder heeft het dan ook terecht redelijk geacht om terug te keren naar Brazilië. Dat eisers ex-vrouw en dochter op dit moment in Nederland zijn, doet daar niet aan af. Eiser stelt dat zijn Braziliaanse vriendin en zijn zoon ook in Nederland zijn, maar niet is gebleken dat zij hier rechtmatig verblijf hebben. Eiser heeft aangevoerd dat zijn dochter na een ongeval in het ziekenhuis is opgenomen en mogelijk meer medische behandeling moet ondergaan. Dat maakt echter niet dat de sterkere band met Brazilië verloren is gegaan. Verweerder heeft daarbij betrokken dat eisers dochter geen verblijfsvergunning in Nederland krijgt in verband met die medische behandeling en dat de verblijfsvergunning die zij heeft wordt ingetrokken. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat eiser in Nederland een tijdelijk arbeidscontract heeft.
Toelating tot Brazilië
6. Eiser voert aan dat zijn verblijfsvergunning vervalt als hij twee jaar in het buitenland heeft verbleven. Gebleken is echter dat eiser op 30 september 2019 Brazilië is uitgereisd. Zijn verblijfsvergunning is dus in ieder geval nog geldig tot 30 september 2021. Dit blijkt ook uit het door verweerder overgelegde individueel ambtsbericht van 9 oktober 2020. Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat eiser hij tot het land wordt toegelaten.
Veilig derde land
7.1.
Volgens eiser kan Brazilië niet als veilig derde land worden aangemerkt. Hij doet een beroep op artikelen van Human Rights Watch [3] , World Report 2020 [4] en Amnesty International [5] . Deze artikelen onderbouwen volgens eiser dat in Brazilië de mensenrechten niet worden gerespecteerd en dat komt overeen met wat eiser in Brazilië heeft meegemaakt. Zijn auto is in Brazilië gestolen, hij is bedreigd met een wapen en kon geen bescherming vragen van de politie. Ook loopt hij gevaar, omdat hij als moslim een christelijke vriendin heeft en met haar een zoon heeft gekregen. Eiser doet een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 17 februari 2021 [6] en stelt dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of Brazilië voor hem is aan te merken als veilig derde land.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat Brazilië in het algemeen als veilig derde land kan worden aangemerkt. Brazilië is aangesloten bij verschillende mensenrechtenverdragen [7] en kent een verbod op refoulement, wat is verankerd in de grondwet. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting uiteengezet dat verweerder monitort of een land zich niet aan de internationale verplichtingen houdt. Die informatie is er aanzien van Brazilië niet. Uit de door eiser overgelegde stukken kan niet worden opgemaakt dat Brazilië zich niet aan het Vluchtelingenverdrag houdt. Dit volgt ook uit de landenrapporten van het US Department of State 2020 [8] en het US Country report [9] .
7.3.
Dat eiser in Brazilië problemen zou hebben ondervonden, maakt niet dat voor eiser persoonlijk Brazilië niet als veilig land beschouwd kan worden. Verweerder heeft daarbij betrokken dat eiser niet heeft onderbouwd dat geconfronteerd is geweest met criminaliteit en dat hij zich niet tot de politie kon wenden om bescherming te krijgen. Dit geldt ook voor de stelling dat hij in Brazilië gevaar zou lopen in verband met het verschil in religie tussen hem en zijn vriendin. Anders dan in de door eiser in overweging 7.1 aangehaalde uitspraak is verweerder in het voornemen en het bestreden besluit voldoende op de situatie voor eiser in Brazilië ingegaan.
Toets aan artikel 8 van het EVRM en geloofwaardigheidsbeoordeling
8.
8.1.
Op grond van artikel 3.6a, tweede lid, van het Vb, wordt niet ambtshalve beoordeeld of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier, indien de asielaanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard op grond van artikel 30a van de Vw. Dit laatste is hier het geval. Verweerder hoefde dus niet aan artikel 8 van het EVRM te toetsen. Anders dan in de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling [10] heeft verweerder hetgeen eiser aanvoert in het kader van artikel 8 van het EVRM wel voldoende betrokken bij de individuele beoordeling in het kader van de redelijkheidstoets.
8.2.
Eiser voert aan dat het relaas onvoldoende is getoetst aan externe geloofwaardigheidsindicatoren en is beoordeeld in strijd met de werkinstructies 2014/10 en 2019/17. Deze grond mist feitelijke grondslag. Omdat de asielaanvraag niet inhoudelijk is beoordeeld wordt aan beoordeling van het asielrelaas niet toegekomen.
Conclusie
9. De aangevoerde gronden leiden niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse - Spoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 13 december 2017 met nummers ECLI:NL:RVS:2017:3378, ECLI:NL:RVS:2017:3380 en ECLI:NL:RVS:2017:3381.
2.Eerste- en nader gehoor, p. 6 en 14 t/m 17.
3.Artikel van Human Rights Watch van 15 januari 2020, ‘One Year of Ruinous Anti-Rights Policies in Brazil’.
4.Rapport van Human Rights Watch van 27 augustus 2019, ‘World report 2020 Brazil, events of 2019’.
5.Artikel van Amnesty International van 2020, ‘Brazil 2020’.
7.Vluchtelingenverdrag, Antifolterverdrag, Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie.
8.12 mei 2021.
9.30 maart 2021.
10.De uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122.