In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit houder, zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 juni 2021 besloten dat de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk was, omdat Brazilië als veilig derde land werd beschouwd. Eiser had een verblijfsvergunning in Brazilië en zijn banden met dat land werden als sterker beoordeeld dan zijn banden met Nederland. Tijdens de zitting op 28 juni 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld via een Skype-verbinding. Eiser voerde aan dat hij niet terug kon naar Brazilië vanwege de medische zorg die zijn dochter nodig had en dat hij in Nederland werk had. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Brazilië als veilig derde land kon worden aangemerkt. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat hij in Brazilië gevaar zou lopen. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag niet inhoudelijk kon worden beoordeeld, omdat deze niet-ontvankelijk was verklaard op basis van de Vreemdelingenwet. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.