ECLI:NL:RBDHA:2021:9231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen toepassing kampeerautotarief motorrijtuigenbelasting wegens niet voldoen aan inrichtingseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de verzuimboete die aan eiser was opgelegd. Eiser, die sinds 10 maart 2016 kentekenhouder is van een Nissan NV 200, had verzocht om toepassing van het kampeerautotarief. Dit verzoek was eerder toegewezen, maar na controle door de Belastingdienst op 30 april 2019 bleek dat het motorrijtuig niet voldeed aan de inrichtingseisen voor kampeerauto's. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht waren opgelegd, omdat eiser ten onrechte aanspraak had gemaakt op het kampeerautotarief. De rechtbank concludeerde dat eiser niet kon vertrouwen op de eerdere goedkeuring van zijn verzoek, aangezien hij zelf verantwoordelijk was voor het controleren of zijn motorrijtuig voldeed aan de geldende eisen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en handhaafde de verzuimboete van € 1.287. De uitspraak benadrukt het belang van eigen verantwoordelijkheid van belastingplichtigen bij het indienen van verzoeken en het voldoen aan wettelijke eisen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/5704

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: F.J. van Schip),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De - op één geschrift verenigde - uitspraken van verweerder van 17 december 2019 op de bezwaren van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 10 juni 2018 tot en met 9 juni 2019 en de daarbij opgelegde verzuimboete van € 1.287, alsmede de onder 5 te noemen beschikking.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2021.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , [B] en [C] .
Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van een tweetal andere, door de gemachtigde van eiser vertegenwoordigde, belastingplichtigen (SGR 20/928, SGR 20/1035 en SGR 20/1036), welke beroepen nagenoeg identiek zijn aan het onderhavige beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is sinds 10 maart 2016 kentekenhouder van een motorrijtuig van het merk Nissan, type NV 200, kenteken [kenteken] (het motorrijtuig).
2. Eiser heeft met dagtekening 14 juni 2016 een verzoek bij verweerder ingediend voor toepassing van het bijzondere tarief voor kampeerauto’s (kampeerautotarief) als bedoeld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet). Bij het verzoek heeft eiser foto’s van het motorrijtuig gevoegd.
3. Bij beschikking van 26 augustus 2016 heeft verweerder het verzoek toegewezen en heeft hij het bijzondere tarief voor kampeerauto’s voor het motorrijtuig met ingang 10 juni 2016 toegepast (de beschikking bijzonder tarief).
4. Op 30 april 2019 hebben toezichtmedewerkers van de Belastingdienst het motorrijtuig gecontroleerd. Tijdens die controle is vastgesteld dat het motorrijtuig niet aan de inrichtingseisen van een kampeerauto als bedoeld in artikel 23a van de Wet, in samenhang met artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (het Uitvoeringsbesluit) voldoet.
5. Verweerder heeft in zijn brief van 25 april 2019 eiser in kennis gesteld van zijn voornemen om een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het onderhavige tijdvak op te leggen ten bedrage van € 1.287 met daarbij een verzuimboete van € 1.287, omdat het motorrijtuig niet aan de voorwaarden voor het kampeerautotarief voldoet. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 8 juli 2019 de aangezegde naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd. Bij beschikking van 9 juli 2019 heeft verweerder de beschikking bijzonder tarief met ingang van 10 september 2019 ingetrokken (de beschikking intrekking bijzonder tarief).
6. In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd en of de beschikking intrekking bijzonder tarief terecht is. Meer specifiek is in geschil of verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel dan wel met enig ander beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld.
7. Niet in geschil is dat het motorrijtuig nooit heeft voldaan aan de inrichtingseisen die gelden voor de toepasselijkheid van het kampeerautotarief, omdat het zogenaamde “fiscale blok” niet in het motorrijtuig past. Eiser heeft dan ook voor zijn motorrijtuig ten onrechte aanspraak gemaakt op toepassing van het kampeerautotarief. De beschikking intrekking bijzonder tarief is dan ook terecht. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel faalt. Aan de inwilliging van het verzoek van eiser om toepassing van het kampeerautotarief kan eiser geen vertrouwen ontlenen. Het verzoek tot toepassing van het kampeerautotarief is ingewilligd op basis van de verklaring van eiser van 14 juni 2016 en die verklaring is niet naar juistheid ingevuld. Eiser heeft in die verklaring namelijk aangegeven dat het motorrijtuig voldeed aan de inrichtingseisen uit artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit terwijl dat niet het geval was. Eiser had zelf moeten onderzoeken of zijn motorrijtuig voldeed aan de geldende inrichtingseisen. Eiser heeft dat ten onrechte nagelaten. Dat Custom Camp B.V. verkeerde informatie heeft gegeven aan eiser, maakt het oordeel niet anders. Dat eiser is afgegaan op deze uitlatingen komt voor eigen rekening en risico. De uitlatingen van Custom Camp B.V. zijn immers uitlatingen van een derde die verweerder niet kunnen binden. Dat Custom Camp B.V. zich baseerde op een uitlating van een medewerker van de Belastingdienst aan hen in 2012 doet daar niet aan af, reeds omdat de wettelijke voorwaarden per 1 januari 2016 zijn gewijzigd. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien de door de gemachtigde verzochte getuige op te roepen.
8. Eiser heeft ter zitting nog aangevoerd dat de medewerkers van de Belastingdienst onaangekondigd bij hem aan de deur waren gekomen om het motorrijtuig te controleren en dat dit niet had gemogen. De rechtbank begrijpt dat dit vervelend voor eiser is geweest. Het was in dit geval wellicht beter geweest dat verweerder eerst per brief de controle had aangekondigd, maar dit brengt nog niet mee dat verweerder hiermee in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Het gaat er namelijk om of het motorrijtuig aan de inrichtingseisen voor toepassing van het kampeerautotarief voldeed. De medewerkers van verweerder hebben daartoe het motorrijtuig gemeten, waarna zij hebben geconstateerd dat het motorrijtuig niet aan die inrichtingseisen voldeed. Van schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur is dan ook geen sprake.
Verzuimboete
9. Verweerder heeft op grond van artikelen 33, 36 en 37 van de Wet, alsmede artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, een 100%-verzuimboete aan eiser opgelegd. De hoogte van de verzuimboete is geregeld in paragraaf 34, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). Het enkele niet voldoen aan de verplichtingen op grond van de Wet rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een verzuimboete. Een verzuimboete dient achterwege te blijven indien sprake is van een situatie van afwezigheid van alle schuld (avas) bij eiser. Daarvan is alleen sprake als eiser geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De bewijslast daarvan rust op eiser.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hem geen enkel verwijt treft. Eiser had immers zelf moeten onderzoeken of zijn motorrijtuig voldeed aan de geldende regelgeving, waaronder die van het “fiscale blok”. De rechtbank acht de verzuimboete passend en geboden. De verzuimboete blijft dan ook in stand.
Slotsom
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.