ECLI:NL:RBDHA:2021:9230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing kampeerautotarief motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde F.J. van Schip, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete van € 1.274, opgelegd voor het tijdvak van 23 juli 2018 tot en met 22 juli 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het motorrijtuig van eiseres, een Nissan NV 200, niet voldeed aan de inrichtingseisen voor het kampeerautotarief, omdat het zogenaamde 'fiscale blok' niet in het voertuig paste. Eiseres had eerder een verzoek ingediend voor toepassing van het kampeerautotarief, dat door de Belastingdienst was toegewezen, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres ten onrechte aanspraak had gemaakt op dit tarief.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres niet kon vertrouwen op de eerdere goedkeuring van haar verzoek, omdat zij zelf had moeten onderzoeken of haar motorrijtuig voldeed aan de geldende eisen. De rechtbank oordeelde dat de verzuimboete terecht was opgelegd, omdat eiseres niet had aangetoond dat haar geen enkel verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en legde de verzuimboete in stand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/928

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: F.J. van Schip),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 december 2019 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 23 juli 2018 tot en met 22 juli 2019 en de daarbij opgelegde verzuimboete van € 1.274.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2021.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , [B] en [C] .
Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van een tweetal andere, door de gemachtigde van eiseres vertegenwoordigde, belastingplichtigen (SGR 20/1035, SGR 20/1036 en SGR 20/5704), welke beroepen nagenoeg identiek zijn aan het onderhavige beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres is sinds 13 mei 2016 kentekenhoudster van een motorrijtuig van het merk Nissan, type NV 200, kenteken [kenteken] (het motorrijtuig).
2. Eiseres heeft met dagtekening 4 augustus 2016 een verzoek bij verweerder ingediend voor toepassing van het bijzondere tarief voor kampeerauto’s (kampeerautotarief) als bedoeld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet). Bij het verzoek heeft eiseres foto’s van het motorrijtuig gevoegd.
3. Bij beschikking van 14 november 2016 heeft verweerder het verzoek toegewezen en heeft hij het bijzondere tarief voor kampeerauto’s voor het motorrijtuig met ingang
23 oktober 2016 toegepast.
4. Op 7 mei 2019 hebben toezichtmedewerkers van de Belastingdienst het motorrijtuig gecontroleerd. Tijdens die controle is vastgesteld dat het motorrijtuig niet aan de inrichtingseisen van een kampeerauto als bedoeld in artikel 23a van de Wet, in samenhang met artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (het Uitvoeringsbesluit) voldoet.
5. Verweerder heeft in zijn brief van 24 mei 2019 eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het onderhavige tijdvak op te leggen ten bedrage van € 1.274 met daarbij een verzuimboete van € 1.274, omdat het motorrijtuig niet aan de voorwaarden voor het kampeerautotarief voldoet. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 15 juli 2019 de aangezegde naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd.
6. In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel dan wel met enig ander beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld.
7. Niet in geschil is dat het motorrijtuig nooit heeft voldaan aan de inrichtingseisen die gelden voor de toepasselijkheid van het kampeerautotarief, omdat het zogenaamde “fiscale blok” niet in het motorrijtuig past. Eiseres heeft dan ook voor haar motorrijtuig ten onrechte aanspraak gemaakt op toepassing van het kampeerautotarief. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel faalt. Aan de inwilliging van het verzoek van eiseres om toepassing van het kampeerautotarief kan eiseres geen vertrouwen ontlenen. Het verzoek tot toepassing van het kampeerautotarief is ingewilligd op basis van de verklaring van eiseres van 4 augustus 2016 en die verklaring is niet naar juistheid ingevuld. Eiseres heeft in die verklaring namelijk aangegeven dat het motorrijtuig voldeed aan de inrichtingseisen uit artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit terwijl dat niet het geval was. Eiseres had zelf moeten onderzoeken of haar motorrijtuig voldeed aan de geldende inrichtingseisen. Eiseres heeft dat ten onrechte nagelaten. Dat [B.V.] B.V. verkeerde informatie heeft gegeven aan eiser, maakt het oordeel niet anders. Dat eiser is afgegaan op deze uitlatingen komt voor eigen rekening en risico. De uitlatingen van [B.V.] B.V. zijn immers uitlatingen van een derde die verweerder niet kunnen binden. Dat [B.V.] B.V. zich baseerde op een uitlating van een medewerker van de Belastingdienst aan hen in 2012 doet daar niet aan af, reeds omdat de wettelijke voorwaarden per 1 januari 2016 zijn gewijzigd. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien de door de gemachtigde verzochte getuige op te roepen.
8. Eiseres heeft ter zitting nog aangevoerd dat de medewerkers van de Belastingdienst onaangekondigd bij haar aan de deur waren gekomen om het motorrijtuig te controleren en dat dit niet had gemogen. De rechtbank begrijpt dat dit vervelend voor eiseres is geweest. Het was in dit geval wellicht beter geweest dat verweerder eerst per brief de controle had aangekondigd, maar dit brengt nog niet mee dat verweerder hiermee in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Het gaat er namelijk om of het motorrijtuig aan de inrichtingseisen voor toepassing van het kampeerautotarief voldeed. De medewerkers van verweerder hebben daartoe het motorrijtuig gemeten, waarna zij hebben geconstateerd dat het motorrijtuig niet aan die inrichtingseisen voldeed. Van schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur is dan ook geen sprake.
Verzuimboete
9. Verweerder heeft op grond van artikelen 33, 36 en 37 van de Wet, alsmede artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, een 100%-verzuimboete aan eiseres opgelegd. De hoogte van de verzuimboete is geregeld in paragraaf 34, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). Het enkele niet voldoen aan de verplichtingen op grond van de Wet rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een verzuimboete. Een verzuimboete dient achterwege te blijven indien sprake is van een situatie van afwezigheid van alle schuld (avas) bij eiseres. Daarvan is alleen sprake als eiseres geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De bewijslast daarvan rust op eiseres.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat haar geen enkel verwijt treft. Eiseres had immers zelf moeten onderzoeken of haar motorrijtuig voldeed aan de geldende regelgeving, waaronder die van het “fiscale blok”. De rechtbank acht de verzuimboete passend en geboden. De verzuimboete blijft dan ook in stand.
Slotsom
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.