In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag met betrekking tot een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete. Belanghebbende had het kwarttarief MRB voor een kampeerauto betaald, maar bij controle bleek dat de kampeerauto niet voldeed aan de inrichtingseisen. De Inspecteur legde daarop een naheffingsaanslag van € 1.274 en een verzuimboete van 100% op. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur voorafgaand aan de toestemming voor het kwarttarief onderzoek had moeten doen aan het motorrijtuig, maar dit verweer werd verworpen. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar het Hof oordeelde dat de verzuimboete gematigd moest worden tot € 1.000 vanwege de wanverhouding tussen de hoogte van de boete en de ernst van het verzuim. Het Hof bevestigde de naheffingsaanslag, maar vernietigde de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze de verzuimboete betreft. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moest het betaalde griffierecht vergoeden.