ECLI:NL:RBDHA:2021:9201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot herstel militaire pensioenregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig militair, en de minister van Defensie. Eiser verzocht om terug te komen van een eerder in rechte vaststaand conversiebesluit met betrekking tot zijn militaire pensioen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat er fouten waren gemaakt bij de omzetting van zijn pensioenregeling. De rechtbank overweegt dat eiser in zijn verzoek geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die een heroverweging van het conversiebesluit rechtvaardigen. Eiser had eerder, in 2016, al een verzoek ingediend dat door de rechtbank was behandeld, en had geen beroep ingesteld tegen de uitspraak van 12 januari 2017. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor inhoudelijke toetsing van het verzoek, omdat de vereiste nieuwe feiten of omstandigheden ontbreken. Het beroep van eiser wordt dan ook ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat eiser zijn bezwaren ook op andere manieren kan aankaarten, bijvoorbeeld via politieke kanalen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1450

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigden: mr. B. van der Bruggen en LTZ 2OC mr. L.A. Visser).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiser om de gemaakte fouten in de omzetting van zijn militaire pensioenregeling te herstellen.
Bij besluit van 13 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2021 via een Skypeverbinding. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Per 1 juni 2001 is de Algemene militaire pensioenwet ingetrokken. Bij de Kaderwet militaire pensioenen en de daarbij behorende Conversieregeling militaire pensioenen is de overgang naar een nieuw militair pensioenstelsel op privaatrechtelijke basis geregeld. Vanaf 1 juni 2001 is op de berekening van een militair pensioen het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP)-reglement van toepassing.
2. Bij besluit van 16 juli 2001 is eiser bericht dat zijn pensioen met ingang van 1 juni 2001 is overgedragen van het ministerie van Defensie naar het ABP (hierna: het conversiebesluit). In verband met de overdracht is het pensioen van eiser opnieuw berekend. Eiser heeft bij brief van 10 februari 2016 te kennen gegeven dat er volgens hem fouten zijn gemaakt in de omzetting van zijn militaire pensioenregeling en verweerder verzocht de fouten te herstellen. De rechtbank heeft hierover op 12 januari 2017 uitspraak gedaan. [1] Op 16 februari 2017 heeft eiser een soortgelijk verzoek ingediend.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder heeft het verzoek van eiser opgevat als een verzoek om terug te komen van het in rechte vaststaande conversiebesluit. Niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die terugkomen van het besluit rechtvaardigen. Verweerder merkt op dat eiser destijds ook geen beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 januari 2017. Hij verwijst eiser naar andere podia, zoals de politiek, om zijn opvattingen over de omzetting van de militaire pensioenregeling bespreekbaar te maken.
4. Eiser voert aan dat hij door de gemaakte fouten €200,- per maand te weinig pensioen ontvangt.
Wat zijn de regels?
5. Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) luidt als volgt:
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat eiser met het schrijven van 16 februari 2017 verzoekt om terug te komen van het in rechte vaststaande conversiebesluit. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [2] mag, indien sprake is van een verzoek om terug te komen van een in rechte vaststaand besluit, overeenkomstig hetgeen in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) is bepaald van degene die zo’n verzoek indient worden verlangd dat hij daarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeld, die een terugkomen rechtvaardigen. Wanneer de aanvrager dat niet doet, kan een bestuursorgaan het verzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit. Door het instellen van beroep tegen dat laatste besluit kan niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst als ware het een eerste afwijzing. Er is alleen plaats voor inhoudelijke toetsing voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd. De rechtbank volgt verweerder dat in dit kader geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn gelegen die zich na het conversiebesluit hebben voorgedaan. Er is geen ruimte voor een inhoudelijke toetsing.
7. Voor zover eiser de berekening van zijn pensioen aanvecht verwijst de rechtbank naar overweging 7.3.1. van haar uitspraak van 12 januari 2017.
8. Het beroep van eiser is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van rechtbank van 12 januari 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:265).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) 26 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:913).