In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor vervoersbegeleiding en thuisbegeleiding van een minderjarige, in het kader van de Jeugdwet. Eisers, de ouders van de minderjarige, hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor pgb voor zowel vervoersbegeleiding als thuisbegeleiding. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken verweerder de gelegenheid gegeven om de motiveringsgebreken in de besluiten te herstellen. In de einduitspraak van 15 juli 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat het motiveringsgebrek voor de thuisbegeleiding toereikend is hersteld, maar dat dit niet geldt voor de vervoersbegeleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders voldoende eigen kracht hebben om de thuisbegeleiding te bieden, maar dat de vervoersbegeleiding niet adequaat is geregeld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om aan eisers een pgb toe te kennen voor 7,5 uur vervoersbegeleiding per week tegen het tarief van € 21,84 per uur, met terugwerkende kracht tot 21 januari 2019. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 271,92. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.