ECLI:NL:RBDHA:2021:8992
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf vanwege volksgezondheidsrisico's door coronavirus
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een Zuid-Afrikaanse verzoekster die op 23 juli 2021 Nederland wilde inreizen. Haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf was door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat zij als een gevaar voor de volksgezondheid werd beschouwd in het kader van de coronamaatregelen. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om haar inreis te vergunnen, onder verwijzing naar een medische verklaring die aangaf dat zij op dat moment geen corona had.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter mist, omdat toewijzing zou betekenen dat verzoekster Nederland mag inreizen, wat niet in lijn is met de huidige visumprocedures en de beoordelingsmarge van de verweerder. De voorzieningenrechter benadrukte dat de afwijzing van de visumaanvraag gerechtvaardigd is op basis van het belang van de volksgezondheid, vooral gezien het feit dat Zuid-Afrika als een 'zeer hoog risico gebied' wordt beschouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen zwaarwegend spoedeisend belang was dat de afwijzing van het visum zou rechtvaardigen en dat de verzoekster het besluit op haar bezwaar kon afwachten.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de minister van Buitenlandse Zaken werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. R. Kroes, en is op dezelfde dag telefonisch medegedeeld aan de partijen.