ECLI:NL:RBDHA:2021:8909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
SGR 21/1748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving uit de Basisregistratie Personen en deugdelijkheid van het onderzoek door de gemeente

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser was ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) met ingang van 28 juli 2020. Dit besluit werd genomen na onderzoek door verweerder, die concludeerde dat eiser niet op het adres stond ingeschreven waar hij beweerde te wonen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 26 januari 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende en deugdelijk gemotiveerd heeft aangetoond dat eiser niet op het opgegeven adres woonde. Observaties, camerabeelden en informatie van de verhuurder wezen erop dat een derde persoon op het adres woonde. Eiser had geen aangifte van verhuizing gedaan en zijn verklaringen tijdens een politie-inval gaven aan dat hij in Zoetermeer verbleef. De rechtbank oordeelde dat de intentie van eiser om terug te keren naar het adres niet relevant was voor de feitelijke woonplaats.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat de gegevens in de BRP correct dienden te zijn en er geen ruimte was voor een belangenafweging. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. G.A. Verhoeven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.G. Jagesar),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: Z. Kahveci).

Procesverloop

In het besluit van 28 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) met ingang van 28 juli 2020.
In het besluit van 26 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere gronden ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser huurde een woning in de [straat] [huisnummer] te [plaats] . Verweerder, die zorg moet dragen voor de gegevens in de BRP, heeft na onderzoek geconcludeerd dat eiser niet op het adres woont waar hij staat ingeschreven en heeft hem daarom uitgeschreven uit de BRP. Mede omdat de woning voor drie maanden gesloten was, is verweerder tot deze conclusie gekomen. Eiser is het hier niet mee eens.
Wat zijn de regels?
2. De regels staan in de Wet Basisregistratie Personen.

Wat vinden eiser en verweerder in beroep?

3. Eiser stelt dat hij onterecht is uitgeschreven uit de BRP. Hij heeft veel contact met verweerder gehad en op verzoeken om documenten aan te leveren, heeft eiser de gevraagde bewijsstukken aangeleverd. Hij verbleef met regelmaat op het adres en gaf tussentijds zijn tijdelijke verblijfsplaats door aan verweerder. Na de woningsluiting was eiser voornemens terug te keren in de woning, waardoor er geen noodzaak was om aangifte van een verhuizing te doen. Pas toen bleek dat hij zijn woning definitief moest verlaten, heeft hij zich ingeschreven op zijn nieuwe adres. Verder stelt eiser dat verweerder geen gedegen onderzoek heeft gedaan. Ook brengt het belang van de uitschrijving onevenredige nadeel voor eiser met zich mee. Door de uitschrijving zal eiser worden gekort op zijn AOW en zal eiser toeslagen moeten terugbetalen.
4. Volgens verweerder verhuurt eiser zijn huurwoning al sinds enkele jaren. Uit het voornemen om tot de woningsluiting over te gaan en observaties van de Directie Veiligheid woont niet eiser, maar een derde in de woning. Ook de verhuurder van de woning heeft op 1 november 2019 aan eiser gevraagd de onderhuur te beëindigen, waar eiser volgens verweerder geen gevolg aan heeft gegeven. Eiser verbleef daarom niet feitelijk in de woning en hij had daarom een verhuizing moeten doorgeven. Omdat eiser dat niet heeft gedaan, stelt verweerder dat eiser terecht is uitgeschreven. Voor een toetsing van het financiële belang als gevolg van de uitschrijving, is volgens verweerder geen ruimte.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk en voldoende gemotiveerd eiser heeft uitgeschreven uit het BRP. De observaties, camerabeelden en informatie van de verhuurder maken aannemelijk dat niet eiser, maar een derde persoon op het adres woont. Bij een politie-inval op 9 juni 2020 is eveneens vastgesteld dat niet eiser, maar een ander op het adres woonachtig was. Op 20 juni 2020 heeft eiser tegenover de politie verklaard niet te wonen op het adres, maar in Zoetermeer. Uit de overgelegde stukken van eiser blijkt niet dat eiser feitelijk op het adres woont. De huurovereenkomst en de zorgpolis zijn van vóór de uitschrijving uit het BRP en zien niet op de periode in geschil. Verder is de woning met ingang van 10 augustus 2020 gesloten. In deze periode was het voor eiser niet mogelijk om feitelijk op het adres te wonen. Eiser woonde volgens zijn berichten van 17 en 25 december 2020 ten tijde van de woningsluiting bij zijn dochter in Zoetermeer en dus niet op het adres waar hij stond ingeschreven.
5.2.
De rechtbank overweegt dat eiser geen aangifte van verhuizing heeft doorgegeven. In de gronden van eiser ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat verweerder volgens eiser niet reageert op een bericht, doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van eiser om zich op het juiste adres in te schrijven. De intentie om terug te keren is voor de feitelijke woonplaats niet van belang.
5.3.
Eiser kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat het adresonderzoek onvolledig of ondeugdelijk is geweest. Nadat verweerder heeft vastgesteld dat eiser niet op het adres woont, heeft verweerder onderzocht waar eiser feitelijk woont. Verweerder heeft contact opgenomen met eiser en zijn dochter. Eiser heeft hierop gereageerd, maar uit de reacties van eiser kon gedurende het onderzoek niet worden afgeleid waar hij wel woonde.
5.4.
De uitschrijving zal gevolg hebben voor de aanspraken van eiser op zijn werkloosheidsuitkering en toeslagen. Andere omstandigheden dan de feitelijke woonplaats worden voor de inschrijving in de BRP echter niet betrokken. Het is van belang dat de gegevens in de BRP juist zijn. Er is daarom geen ruimte voor een belangenafweging. [1]
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3817.