ECLI:NL:RBDHA:2021:8840
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering wegens onvoldoende gewerkte weken en onbetaald verlof
Op 12 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Warmenhoven, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. Eiser had een WW-uitkering aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband op 8 mei 2020. Het primaire besluit van 19 oktober 2020 wees de aanvraag af, omdat eiser in de 36 weken voorafgaand aan zijn werkloosheid niet aan de wekeneis voldeed. Eiser had slechts 25 weken gewerkt in deze periode. Het bestreden besluit van 11 februari 2021 handhaafde deze afwijzing, waarop eiser beroep instelde.
Eiser voerde aan dat hij in januari 2020 onbetaald verlof had genomen om voor zijn zieke partner te zorgen, en dat deze weken voor de referteperiode moesten worden geteld. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onbetaald verlof, omdat er geen overeenkomst was tussen eiser en zijn werkgever over het niet werken in die periode. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de vereisten van de Werkloosheidswet (WW) en dat de referteperiode niet kon worden verlengd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder.