ECLI:NL:RBDHA:2021:8684
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling met betrekking tot uitzetting naar Afghanistan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een vreemdeling, die in afwachting was van uitzetting naar Afghanistan. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Remerie, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 8 juni 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 16 juni 2021. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sinds die datum zicht op uitzetting naar Afghanistan was.
De rechtbank concludeert dat er geen gebrek aan zicht op uitzetting was, ondanks de tijdelijke belemmeringen die voortkwamen uit de situatie in Afghanistan en de gesprekken tussen de Afghaanse autoriteiten en de EU. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die ook oordeelden dat er zicht op uitzetting bestond. De rechtbank heeft de belangenafweging van de Staatssecretaris in aanmerking genomen en vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 23 juli 2021 is opgeheven, niet vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting, maar om beleidsmatige redenen en omdat de eiser al geruime tijd in bewaring zat.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.