5.6De vraag die daarom moet worden beantwoord is of onder de gegeven omstandigheden materieel wel degelijk afdoende onderzoek is gedaan om strijd met artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 uit te sluiten. De rechtbank overweegt in dit verband dat verweerder bij een dergelijk onderzoek niet verplicht is om het stappenplan van voornoemd kennisdocument te volgen, omdat dit stappenplan slechts een hulpmiddel is.De rechtbank herhaalt in dit verband, zoals ook niet ter discussie staat, dat er nog geen algemeen aanvaarde inzichten ten aanzien van overlast als gevolg van het stoken van een houtkachel en dat een daarop ziende norm nog niet vastligt. Blijkens de rechtspraak die over dit onderwerp is gevormd, ligt (op zijn minst) onderzoek op basis van waarnemingen naar de ontwikkeling van rook en geur bij een houtkachel die in werking is, in de reden. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur blijkens de rapportage zijn onderzoek heeft beperkt tot het nagaan waar de houtkachel en de houtopslag zich bevinden en de verklaring van de bewoonster van [laan] [huisnummer] dat de houtkachel op werkdagen na 18:00 uur ongeveer twee uren wordt gestookt met droog en onbewerkt hout. Dit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen beoordelen of door het gebruik van de houtkachel op een hinderlijke en of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid dan wel sprake is van ernstige en herhaaldelijke geurhinder. Dat brengt met zich dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en het beroep daarmee gegrond is.
6. Nu het bestreden besluit niet in stand kan blijven, zal de rechtbank volstaan met een summiere beoordeling van de overige door eiser aangevoerde gronden.
7. Ten aanzien van de door eiser aangehaalde gedragsaanwijzing overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 2:40, eerste lid, van de Apv degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de Basisregistratie Personen is ingeschreven, verplicht is er zorg voor te dragen dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de burgemeester bevoegd om de naleving van de in het eerste lid opgenomen bepaling af te dwingen door middel van het opleggen van een gedragsaanwijzing, maar slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Uit pagina 2 van het ‘Uitvoeringsbeleid artikel 2.40 APV (Wet aanpak woonoverlast)’ volgt dat het opleggen van een gedragsaanwijzing een ultimum remedium is. Gelet op het feit dat eiser niet akkoord is gegaan met een minder verstrekkend middel, te weten de door verweerder aangeboden mediation, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht het verzoek van eiser om een gedragsaanwijzing op te leggen afgewezen. Uitsluitend het standpunt dat mediation naar zijn overtuiging geen mogelijkheid biedt, zoals door eiser ter zitting is toegelicht, kan er, gelet op de aard van deze bevoegdheid, niet toe leiden dat verweerder gehouden is een gedragsaanwijzing af te geven.
8. Ten aanzien van het betoog dat de onderhavige woningen in een gebied liggen dat grenst aan het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal en dat dit Natura 2000-gebied nu al jaarlijks belast wordt met stikstofuitstoot, hetgeen door het gebruik van de houtkachel verergert, overweegt de rechtbank dat paragraaf 2.3 van de Wet natuurbescherming inzake de beoordeling van plannen, projecten en andere handelingen ten aanzien van Natura 2000-gebieden niet ziet op het gebruik van houtkachels. Daarom kan deze grond van eiser niet slagen.
9. De rechtbank passeert het beroep van eiser op de artikelen 8, 10 en 11 van het EVRM wegens onvoldoende onderbouwing.
10. Gelet op wat onder 5.6 is overwogen is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder dient met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht vergoedt.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.