Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
ProcesverloopBij besluit van 20 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
Overwegingen
- eiseres heeft verklaard dat zij [eiseres] is en geboren is op [geboortedatum] in Maku, Iran. Zij heeft verklaard dat zij behoort tot de bevolkingsgroep Koerden;
- eiseres heeft verklaard dat zij vanwege studiedoeleinden naar Nederland is gekomen;
- eiseres heeft verklaard dat zij is uitgehuwelijkt aan haar neef;
- eiseres heeft verklaard dat zij zich heeft afgewend van de islam en dat zij nu agnost is;
- eiseres heeft verklaard dat zij als gevolg hiervan problemen heeft met haar (schoon)familie.
Met het oog op de finale geschilbeslechting, ziet de rechtbank aanleiding om hierna te onderzoeken of de rechtgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen worden gelaten.
Als ik het niet gedaan had, zou ik ernstige problemen ondervinden” en dat “
Ik had daarbij geen specifieke gevoelens. Het was overleven”. Gelet op de inhoud van deze verklaringen, alsmede de hierboven genoemde verplichtingen van verweerder, is de rechtbank met eiseres van oordeel dat verweerder ook met betrekking tot de gevoelens van eiseres ten aanzien van het ophouden van de schijn had moeten doorvragen.
U spreekt over een verdieping in eveneens een atheïsme. Hoe bent uiteindelijk toch gekomen tot de keuze van agnosticisme in plaats van het atheïsme?
Is uw leven veranderd hierdoor?
Wat maakt uw leven nu anders?
Kunt een situatie schetsen waarbij u als moslim anders heeft gehandeld en u nu als agnost anders zou handelen als die situatie zich nu zou voordoen?
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 20 april 2020;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit nemen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.